Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 841 van 1112

...  829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854  ...
[12] Met dit begrip hebben we nu ook het hele wezen van de onderste hel leren kennen en dit wezen stemt overeen met de uiterlijke verschijningsvorm van een hemellichaam. Op het oppervlak is de eerste graad van de hel in de poliepachtige genotzucht duidelijk te herkennen, want daar is alles wat jullie zien op vraat gericht. In de meer inwendige korst van de aarde openbaart zich het vasten en mager worden; er bestaat nergens vegetatie. Daar ligt alles als in een starre en op wraak zinnende dood; hoogstens zijn hier en daar vuurhaarden en heetwaterbronnen te zien als overeenstemmende beelden van de reeds overal doorschemerende toorn van de geesten van deze hel.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Op de hemelse manier is men enkel en alleen bezorgd om de liefde en het kennen van God. Voor al het andere zorgt de Heer! Volgens de helse manier echter maakt men zich juist zorgen om het tegengestelde. Men wil een zekere verzorging hebben en denkt in het beste geval: als ik eerst maar van alle uiterlijke behoeften verzekerd ben, dan zal ik wel zien of de geest met deze verzorging tevreden is. Wanneer iemand dan een uiterlijke verzorging, die gewoonlijk met een of ander bescheiden bezit verbonden is, verkregen heeft, dan gaat hij al gauw tot een aan zijn bezit gerelateerde hoogmoed over, die hij middels een zekere praal steeds meer versterkt. Om die reden beginnen dan ook jonge beambten evenals nieuwe bedrijfsvoerders, ieder natuurlijk op zijn eigen gebied, steeds meer te snoeven. Al spoedig weten ze niet meer hoe ze moeten zitten, staan, lopen, kijken, luisteren en spreken, opdat men al meteen merkt en in zekere zin zal erkennen en van hun gezicht aflezen hoe bemiddeld zij zijn en welk een belangrijk ambt ze bekleden.
Hoofdstuk 109: Beelden van de eerste en de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Als we nu deze kleine deeltjes een volkomen bewustzijn toedichten, waardoor ze zich realiseren eeuwig niet te kunnen worden vernietigd, dan is de vraag: welke kracht kan ze dan aan banden leggen en welke kan ze overwinnen? Of verliest soms een heel gebergte iets, als zijn kleinste basisdeeltje onvernietigbaar is? Zeker niet, want zou één atoom vernietigd kunnen worden, dan zou dat ook voor de andere gelden en op deze wijze zou het ook met het hele grote gebergte gedaan zijn.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Zo rust ook het hele gewicht van de aarde op haar kleine, nietige middelpunt. Hoe kan dit wel zo'n van alle kanten daarop inwerkende zwaartekracht weerstaan? Om de eenvoudige reden dat volgens de eeuwige goddelijke ordening in de gehele oneindige schepping niets voorhanden is dat vernietigd kan worden en het allerkleinste zich tegenover het allergrootste voortdurend kan handhaven, zo niet in deze, dan toch weer in een andere vorm.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Volgens de onveranderlijke, eeuwige goddelijke ordening kan dus het allerkleinste naast het allergrootste bestaan. Wanneer dientengevolge de kleinste levenspotentie in haar geestelijke sfeer beseft dat zij niet gedood en niet vernietigd kan worden, dan heeft zij ook geen angst meer voor de allerhoogste levenspotentie. En dit bewustzijn bezorgt dan de laagste levenspotentie een gevoel van heerszucht waarin ze zegt: ik ben voor de opperste levenspotentie, die zich als godheid ziet, zo noodzakelijk en onontbeerlijk dat zij zonder mij niet kan bestaan. Als wij, als verscheidene, ja talloos vele lage levenspotenties, ons tot één geheel verenigen, dan kunnen we vanuit het centrum werken en de vermeende opperste potentie tot de laagste maken. Deze kan ons dan evengoed aanbidden, net als zij dat nu van ons verlangt. Als men mogelijkerwijs het binnenste van een wereld naar buiten kan keren, dan moet dat ook met ons, levenskrachten, het geval kunnen zijn. Als wij, lage potenties, ons verenigen en naar buiten toe grote beroering veroorzaken, dan ligt de godheid als lage levenspotentie aan onze voeten.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Een geestelijk antwoord is een volle waarheid, maar als het niet in de vraagstelling besloten ligt, kan er ook niet geantwoord worden. De vraagsteller zal weliswaar een antwoord krijgen, maar nooit een rechtstreeks op zijn vraag passend antwoord, doch slechts als een indirecte waarheid. Zo is het ook hier. Als het antwoord er is, dan zal de bewuste tegenwerping zich vanzelf oplossen.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Menigeen zou nu kunnen vragen: hoe kan men nu denken en voor mogelijk houden dat een of andere, in hoogste mate ondergeschikte levenskracht vanuit de sfeer van haar bewustzijn tegen een oneindige, absoluut volmaakte levenspotentie in opstand kan komen; want de lage levenspotentie moet er toch zeker iets van weten en er zich van bewust zijn dat een minimum aan levenskracht zich nooit staande kan houden tegenover het oneindige en dat er van een overwinning toch eeuwig geen sprake kan zijn! Goed, zeg ik, die tegenwerping klinkt niet slecht, maar berust nog in grote mate op onwetendheid. In een uitzonderlijk geval kan men haar wel bij benadering aanduiden, maar aangezien er in het zuivere geestenrijk geen hypothesen en dus ook geen benaderingen bestaan, maar slechts waarheden, kan ze dus ook geen volledig antwoord waardig zijn.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Als het zover is gekomen, dan is de derde hel ook al een feit. Hoe zij zich langs deze weg ontwikkelt, moeten onze leerlingen op de weg der goddelijke, beschermende voorzienigheid in het geheim mee observeren en dan in de onderste hel alles, tot op de eigenlijke bodem van het kwaad, langs de weg der ervaring leren doorzien. Hoe zich echter tenslotte in deze onderste en meest kwaadaardige van alle hellen de eigenlijke oorzaak van het kwaad openbaart, zal het vervolg laten zien.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Zou de mens een gewekte geest hebben, dan zou hij zich om het wegvallen van zijn lichaam evenmin bekommeren of daarvoor bevreesd zijn, als een gewoon mens zich om de slaap bekommert en deze vreest. Want de ervaring van de geest is het eeuwige leven, dat onverwoestbaar is, en de ervaring van de ziel is dat het slapende lichaam de volgende dag weer ontwaakt, waardoor ze dan ook voor de slaap geen angst heeft.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Want de toorn is niets anders dan een vrucht van de buitensporige eigenliefde en deze heeft haar wortels in de heerszucht, die de drijfveer van al het kwaad is, en zijn woonplaats is de derde of onderste hel. Hoe zich tenslotte uit de tweede hel ook nog een derde ontwikkelt en hoe onze leerlingen dit alles praktisch moeten mee aanzien en ervaren, zullen we in het vervolg zien.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Deze resulterende toestand wordt echter met betrekking tot de genotzucht door de Heer bijzonder kommerlijk gehouden, opdat daardoor de geest, die zich nog steeds in de ziel bevindt, zich steeds meer van de zinnelijkheid zou kunnen losmaken. Deze operatie is de enige waardoor zo'n ziel, samen met haar geest, mogelijkerwijs nog te redden is. Wordt de ziel namelijk alsmaar gevoed, dan wordt haar begeerte steeds sterker en zal er van een redding van de geest zeker eeuwig geen sprake meer kunnen zijn.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] De stellingen luiden als volgt: elke handeling heeft een daarmee overeenstemmend gevolg, dat door God zelf is vastgesteld en gesanctioneerd. Dit gevolg is het onveranderlijke gericht dat aan elke handeling gekoppeld is. Zo is dus door de Heer bepaald dat elke handeling zich tenslotte zelf oordeelt.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] In de tweede hel is, zoals we weten, de begerige ziel door de stevige vastenkuur steeds meer ineengeschrompeld en de met haar versmolten geest heeft door deze afzonderingsmethode meer vrijheid gekregen. In het zelden voorkomende, beste geval keert een geest hier om, sterkt zich en verheft zijn ziel dan hoe langer hoe meer. In het gangbare, ergste geval ontwaakt de geest weliswaar, maar omdat hij bij dit ontwaken in zo'n veronachtzaming van zijn ziel zich bijzonder gekrenkt en beledigd voelt, begint hij ook zichzelf veronachtzaamd te voelen. Daardoor wordt hij vertoornd en laat in zijn toorn steeds meer het idee in zich ontkiemen dat de godheid hem voor dit onrecht een nauwelijks te meten genoegdoening verschuldigd zou zijn.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Uit deze steeds grotere vordering, die haar oorzaak vindt in de steeds grotere ontevredenheid, gaat dan de zo steeds meer wakker geworden geest over in een op wraak zinnend gevoel van zelfgenoegdoening. In dit gevoel wordt hij steeds meer een 'verachter van God' (duivel). Hij ziet ook steeds meer in, dat hij niet vernietigd kan worden en sterkt zich met het idee dat de geest zich door de intensivering van zijn denkbeelden en de verhoging van zijn eisen tot in het oneindige kan versterken. Vanuit dit gevoel ontstaat dan zelfs het satanische idee dat de godheid voor de steeds groeiende macht van zulke geesten bang zou zijn, zich daarom zou verbergen en haar machtige vijanden door bepaalde vreesachtige en zwakke spionagegeesten heimelijk in hun doen en laten zou laten bespieden. Als de situatie bedenkelijk wordt, dan zou de godheid zich weer verder terugtrekken en proberen om zich op alle mogelijke manieren tegen een overmachtige aanval van zulke krachtige geesten te beschermen.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Dit geloof stamt af van een volk in een deel van Azië dat aan zielsverhuizing gelooft en dat van mening is dat hun zielen van dag tot dag van het ene dier in het andere overgaan en hoogstens één dag in het lichaam van een mens wonen. Wanneer in diezelfde mens de volgende dag een andere ziel zich het verleden herinnert, dan zou dat te maken hebben met de inrichting van het lichaam. Iedere volgende ziel zou noodzakelijk in het bewustzijn moeten worden geplaatst dat door de inrichting van het lichaam zou worden opgewekt. Dat is dus hun filosofie, die tot gevolg heeft dat men ontzettend bang is voor de slaap, want men ziet daarin enkel het middel waarmee de oude ziel uit het lichaam wordt gewerkt om voor een andere plaats te maken. Om die reden proberen deze mensen dan ook om met allerlei middelen de slaap zo goed mogelijk te verdrijven. Dit heeft allemaal veel overeenkomst met de angst van de gewone aardse mensen voor de lichamelijke dood.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854  ...