Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 842 van 1112

...  830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855  ...
[12] Kijk, precies hetzelfde is ook het geval met zo'n wellustige, genotzuchtige ziel. Ze is een modderpoliep, die slechts één levenwekkende begeerte heeft, namelijk die van het genieten. Haar hele intelligentie is erop gericht om zich dit genot te verschaffen. Wat is hiervan het gevolg? Niets anders dan de ellendige en hoogst beklagenswaardige toestand van de ziel zelf, namelijk het steeds dieper terugvallen in een allerordinairste en laagste dierlijke toestand. En het is nu juist deze toestand, die men de 'eerste hel' noemt. Dit is dus het heel natuurlijke, volgens de rechtvaardige ordening bereikte gevolg, zodat de ziel door deze verboden handelwijze tenslotte terugkeert naar de onderste, dierlijke toestand van waaruit zij vroeger langs zoveel trappen door de Heer opwaarts tot vrij mens werd verheven.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Wanneer iemand bijvoorbeeld heimelijk besluit om iemands geld te stelen, dan hebben de liefde voor het geld en zijn zelfzucht hem tot deze handeling aangezet; dat was stellig de oorzaak van zijn handelen. Heeft hij zich nu door diefstal het geld toegeëigend, dan is dat toch zeker het gevolg van zijn handeling. Dit was en is echter niets anders dan de gerealiseerde oorspronkelijke oorzaak voor de handeling zelf.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Kijk, dat is dus de tweede praktische taak waarin onze gewijde leerlingen zich in de naastenliefde, maar vooral in het geduld van de Heer moeten oefenen. Wat er verder na deze geduldoefening met hen gebeurt, zal het vervolg laten zien.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Waarlijk, het is geen kleinigheid wanneer men met alle macht en kracht is toegerust en dan als beginneling geen vuur van de hemel mag afroepen, maar in het bewustzijn van eigen macht en kracht voortdurend moet toezien hoe de aan hem toevertrouwde mens zich in allerlei kwaad van de wereld begeeft en de Heer steeds meer vergeet.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Maar het is ook niet voldoende om geesten naar een en dezelfde hemel te brengen, want de hemel moet heel nauwkeurig overeenstemmen met de liefde van een geest. In elke andere hemel zal de hemelburger zich niet thuis voelen; het zal hem daarin vergaan als een vis op het droge.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Want de geaardheid van de liefde van ieder mens is diens eigen karakteristieke levenselement. Vindt hij dit niet, dan is het spoedig met zijn leven gedaan. Daarom moet de naastenliefde in het rijk der zuivere geesten ook uiterst nauwkeurig en goed gelouterd en gevormd worden, voordat deze geesten echt in staat zijn om de nieuwkomers, evenals degenen die zich reeds langer in het geestenrijk bevinden, werkelijk bezielend en verlevendigend in de goddelijke ordening op te nemen.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Maar hoe? Deze, zoals jullie zien, reeds volwassen leerlingen worden bij allerlei gelegenheden door de al meer volmaaktere geesten meegenomen en moeten vooral bij de nieuwkomers vanaf de aarde de ware naasten, de wat mindere naasten en dan ook de overigen leren onderscheiden. Zij moeten begrijpen, hoe zij zich ten opzichte van de naasten, de wat mindere naasten en de overigen behoren te gedragen.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Maar wanneer een rijke zou zeggen: mijn allernaasten zijn toch mijn kinderen, dan zeg ik: helemaal niet! Want de Heer ontfermde zich toch alleen maar over een arm, langs de weg bedelend kind en sprak: wie zo'n kind in Mijn naam opneemt, neemt Mij op! Met kinderen van rijken heeft de Heer nooit iets van doen gehad.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Wie arm is, heeft in zijn armoede gelijkenis met de Heer, terwijl de rijke dat niet heeft. Deze kent de Heer niet, maar de armen kent Hij. Daarom moeten de armen voor de rijken de naasten zijn, waar deze rijken naartoe moeten komen als ze nader tot de Heer willen komen, want de rijken kunnen zich onmogelijk als de naasten van de Heer beschouwen. In het verhaal van de rijke zwelger heeft de Heer Zelf de oneindige kloof tussen Hemzelf en de rijken laten zien. Alleen de arme Lazarus plaatst Hij in Abrahams schoot, dus als het dichtst bij Hem, de Heer.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Dat er achter dit inzicht nog een derde, en achter de derde nog een vierde ligt, moet duidelijk zijn voor iedereen die weet dat het doel dat met elk kwaad bereikt wordt, bepaalde gevolgen met zich meebrengt en dat pas in dit doel de grond- of hoofdoorzaak van het kwaad te onderkennen valt. Als iemand namelijk de gevolgen van de zonde niet heeft gezien en de oorzaak van de zonde niet volledig onderkent, dan is hij nog steeds niet zo vrij en standvastig om voldoende afkeer van de zonde te hebben. Heeft hij echter ingezien dat het gevolg het resultaat van een onveranderlijke wetmatigheid is en heeft hij de reeds daarin verborgen oorzaak onderkent, dan pas wordt hij vanuit zijn vrije inzicht en zijn vrije wil een volkomen standvastige tegenstander van al het kwaad.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Maar stellen jullie je nu eens het vaak bittere lot van een zogenaamde huisleraar of hofmeester voor, als hij van die ruwe vlegels van kinderen krijgt om op te voeden. Is het dan niet beter om een houthakker te zijn? Zeker, want het hout laat zich hakken en splijten naar de wil van de houthakker, maar een onbehouwen kind spot met de wil van zijn meester. Toch is deze toestand nauwelijks een flauwe afspiegeling vergeleken bij die van een beschermgeest, wiens beschermeling een vrek, dief, rover, moordenaar, speler, hoer of echtbreker is. Want de beschermgeest moet hun gruweldaden steeds lijdzaam aanzien, en hij mag, ondanks al zijn macht toch absoluut niet ingrijpen. En als er al bij sommige gelegenheden een ingreep geoorloofd is, dan moet deze toch zo verstandig worden uitgevoerd dat de beschermeling daardoor niet in het geringste in de vrijheidssfeer van zijn wil gehinderd wordt, maar dat hoogstens de daadwerkelijke uitvoering van die wil beïnvloed wordt.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Jullie weten dat met enkel theoretische kennis en geloof nergens iets tot stand komt. Wat baat het iemand, als hij zijn hoofd met duizend nog zulke juiste theorieën heeft volgestopt? Wat baat het iemand, als hij alles wat in het boek des levens geschreven staat, voor absoluut waar houdt? Daar heeft men evenveel aan als wanneer men zich letterlijk de gehele muziektheorie zou hebben eigengemaakt en dan zou denken dat men, als men deze theorie in praktijk zou brengen, werkelijk de voortreffelijkste composities tot stand zou kunnen brengen of op z'n minst een prominent virtuoos op een of ander instrument zou kunnen zijn. Vraag: zal men met al deze grondige theoretische kennis, maar zonder enige praktische vaardigheid, in staat zijn om een of ander waardevol stuk te componeren? Of zal men zelfs de eenvoudigste maat van een compositie zo maar kunnen zingen of op een muziekinstrument kunnen spelen? Zeker niet, want zonder praktische oefening heeft men niets aan alle theorie.
Hoofdstuk 105: Praktisch onderricht in de naastenliefde voor de leerlingen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Waarom echter moeten armen tegenover rijken, zwakken tegenover sterken, evenals kinderen tegenover hun ouders als allernaaste worden beschouwd en behandeld? Om geen andere dan de volgende heel eenvoudige reden dat de Heer als de allernaaste voor ieder mens, Zich volgens Zijn eigen uitspraak op deze wereld bij voorkeur met de armen, de zwakken en de kinderen vereenzelvigt. Want Hij zegt immers zelf: 'Wat jullie voor de armen doen, hebben jullie voor Mij gedaan'! Ook al zullen jullie Mij niet altijd wezenlijk, persoonlijk bij jullie hebben, toch zullen jullie altijd armen in jullie midden hebben, die (zo wilde de Heer zeggen) Mij in zekere zin volkomen vertegenwoordigen.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Overal zien we dat er door de Heer slechts arme tegenover welgestelde mensen worden geplaatst. Wat volgt daaruit? Niets anders dan dat door de Heer de arme mensen ten opzichte van de welgestelde mensen als de eigenlijke naasten worden aangeduid en door Hem als zodanig tegenover elkaar worden gesteld, en dus niet rijken tegenover rijken of armen tegenover armen. Rijken tegenover rijken kunnen zich alleen dan als naasten beschouwen, wanneer zij zich voor dezelfde goede, God welgevallige doeleinden verenigen. Arme mensen echter zijn onderling eveneens naasten wanneer ook zij zich zo goed mogelijk in geduld en in de liefde tot de Heer onder elkaar broederlijk verenigen.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Verder vinden we een tekst waarin de Heer zegt: 'Wat jullie ook maar voor één van deze armen aan goeds doen in Mijn naam, dat hebben jullie voor Mij gedaan'. Deze zin wordt door de Heer bij de beschrijving van het 'jongste' ofwel geestelijke gericht bevestigd, als Hij tot de uitverkorenen zegt: 'Ik kwam naakt, hongerig, dorstig, ziek, gevangen en zonder onderkomen tot jullie en jullie hebben Mij opgenomen, verzorgd, gekleed, gespijsd en gelaafd' en tegen de verworpenen zegt Hij dat zij dit allemaal niet hebben gedaan. De goeden verontschuldigen zich, alsof zij dit nooit zouden hebben gedaan en de slechten, dat zij dit wel gedaan zouden hebben als Hij maar tot hen was gekomen. En de Heer geeft dan duidelijk aan:
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855  ...