Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 848 van 1112

...  836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861  ...
[17] Hebben we het zover gebracht, wie kan dan nog opstaan en zeggen dat de tegenwoordige staatsregelingen niet op dit goddelijke recht zijn gebaseerd? Ja, een criticus is alles om het even, alleen kan hij het opperste eigendomsrecht van een monarch nog niet begrijpen. Maar ik zeg: heeft men zo het voorgaande bewezen, wat verreweg het moeilijkst was, dan laat het opperste eigendomsrecht van een monarch zich daarnaast al slapende bewijzen. We zullen zien.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Is echter eenmaal het eigendomsrecht als waarborg voor het verzamelrecht, voor het recht van verwerven en voor het gebruiksrecht noodzakelijkerwijs vastgelegd, dan is daaraan vanzelfsprekend het beschermrecht verbonden, want zonder dit recht is niemand bevoegd zich bezitter te noemen van het door de chef aan hem toegewezen eigendom.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Wie ziet hierin niet ogenblikkelijk de onderdanigheid en de eerste monarchistische grondlegging van een staat; maar wie ziet tegelijkertijd ook niet in dat, zodra het verzamelrecht, het recht van verwerven en het recht van toebereiden systematisch met een prerogatief eigendomsrecht verbonden is, niemand met betrekking tot het hem toegekende eigendom in zijn recht van verzamelen, verwerven en vervaardigen beperkingen kunnen worden opgelegd. In tegendeel, er moet de leidende chef in de eerste plaats veel aan gelegen zijn, om bij de onder zijn leiding staande personen de ijver tot verzamelen en vervaardigen op de hun in eigendom gegeven bezittingen zoveel mogelijk aan te sporen. En hoe meer iemand zich op zijn bezittingen door vlijt verwerft, des te aangenamer wordt de situatie waarin zijn gebruiksrecht onbeperkt gewaarborgd is.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Het valt zeker niet te ontkennen, dat iedereen vóór het gebruiksrecht het verzamelrecht moet hebben. Want voordat iemand zich niet met zijn handen en met zijn kracht iets haalt en toebereidt, kan hij zijn gebruiksrecht niet doen gelden. Het is nu eenmaal zo, dat voordat iemand een appel in zijn mond kan steken, hij hem eerst van de boom moet plukken of van de grond moet oprapen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Voor het 'verzamelrecht' moet hij eveneens op verscheidene goddelijke oorkonden kunnen bogen. Oorkonde nummer 1 zijn de ogen; daarmee moet hij kijken waar iets te vinden is. Oorkonde nummer 2 zijn de voeten; daarmee moet hij zich daarheen begeven, waar iets te vinden is. Oorkonde nummer 3 zijn de handen; daarmee moet hij plukken en nemen wat er is. Volgens deze oorkonden heeft de mens dus van de Heer het verzamelrecht als oorspronkelijk en onbetwistbaar eigendomsrecht verkregen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Daaruit volgt dan dat deze wet zeker een andere betekenis moet hebben dan de mensen er aan geven, waarbij zij enkel het bezit veilig stelt. Als goddelijke wet moet deze vanuit de diepte der goddelijke ordening immers ook in alle hemelen geldig zijn. Maar waar in de hemel bezit iemand huizen, ossen, ezels of akkers? In de hemel bevinden zich alleen maar vruchtgebruikers, de Heer alleen heeft eigendomsrecht. Daarom zullen we ons dan ook met de juiste betekenis van deze wet bezighouden.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Om de zaak echter ook voor de meest blinde duidelijk te maken, vraag ik aan iedere hooggeleerde jurist: waarop is eigenlijk het oorspronkelijke eigendomsrecht gebaseerd? Wie heeft dan aan de eerste mensen het eigendomsrecht over iets verleend? Stel je voor dat er een dozijn emigranten naar een nog onbewoonde streek op aarde gaan. Ze hebben deze streek ontdekt en vestigen zich daar. Volgens welke oorkonde van eigendomsrecht kunnen zij zo'n land dan als eigendom bemachtigen en zich daar als rechtmatige bezitters vestigen?
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] De Heer, die het toch zeker ieder mens boven alles zal afraden om zich op aarde iets toe te eigenen, de Heer, voor wie iedere aardse rijkdom een gruwel is, zou een gebod hebben uitgevaardigd ten behoeve en ter begunstiging van de hebzucht, de eigenliefde, de woeker en de gierigheid, een gebod dat ongetwijfeld wederzijdse afgunst opwekt?
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Men zal hier echter het volgende tegenin brengen: de Heer heeft voorzien dat de mensen mettertijd onder elkaar het eigendomsrecht zouden invoeren en heeft met het oog daarop bij deze gelegenheid al vooraf een gebod uitgevaardigd, waardoor het toekomstige eigendom van de mensen moest worden gewaarborgd, opdat niemand over en weer het recht zou hebben om zich het eigendom van zijn naaste op welke manier dan ook toe te eigenen. Dat zou een fraaie conclusie zijn! Ik denk dat men de goddelijke liefde en wijsheid niet licht een grotere ontering zou kunnen aandoen dan door zo'n oordeel.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Wie zou dan niet onmiddellijk weer op de volgende vraag terugkomen: hoe kon dit gebod nu aan het Israëlitische volk in de woestijn gegeven worden, waar toch niemand een huis, een os, een ezel of een stuk grond met enig zaaigoed bezat? Het Israëlitische volk zou zich dit eigendom alleen maar ingebeeld kunnen hebben. Dan zou men kunnen zeggen: als jouw naaste zich inbeeldt iets dergelijks te bezitten, dan mag jij je niet ook inbeelden iets dergelijks, of zelfs hetgeen jouw naaste zich inbeeldt, als eigendom te bezitten op de manier alsof het werkelijk jouw eigendom zou zijn of zoals je het op z'n minst graag zou willen bezitten.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Het gebruiksrecht heeft zijn oorkonde in de maag en op de huid. Als men bedenkt dat ieder mens, hetzij inheems hetzij vreemdeling, in zijn maag en op zijn huid toch dezelfde goddelijke, volwaardige gebruiksrechtoorkonde, zoals de inheemse mens die heeft, met zich mee brengt, waaraan wordt dan het eigendomsrecht ontleend? Als men zegt: het eigendomsrecht is oorspronkelijk gefundeerd op het gebruiksrecht, dan heft deze stelling toch zeker elk afzonderlijk bezit op, omdat iedereen hetzelfde gebruiksrecht heeft. Keert men echter de zaak om en zegt: het eigendomsrecht verschaft iemand pas het gebruiksrecht, dan kan men daartegen niets anders inbrengen dan het oude gezegde: 'Potiori jus' hetgeen met andere woorden zoveel wil zeggen als: sla zoveel bezitters van het gebruiksrecht dood, dat jij je voor jezelf met de kracht van jouw vuist, een strook land volledig kunt toe-eigenen.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Wanneer we dit gebod bekijken, dan moeten we ons klaarblijkelijk in dezelfde oordelen verliezen en moeten we dezelfde kritiek doorlopen die we reeds bij het zevende gebod hebben leren kennen. Want ook hier is weer sprake van het eigendom, waarbij men niet moet verlangen naar hetgeen de een of ander zich naar buiten toe bezien rechtmatig heeft toegeëigend.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Daarom zou iedereen zich ook naar deze innerlijke waarheid moeten richten en volgens haar werken. Hij zal zo zijn gedachten steeds meer werkzaam met dit innerlijke licht verbinden en daardoor innerlijk tot eenheid en dus tot goddelijke gelijkenis komen, waarin het hem dan voor eeuwig onmogelijk wordt om nog te liegen.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[22] Hier worden kennelijk de uiterlijke gedachten bedoeld, die op zich al geen waarheid zijn omdat ze gedachten zijn; want de waarheid is volkomen innerlijk, is het motief tot handelen naar Gods woord en dient zich altijd eerder aan dan een erop volgende loze gedachtestroom.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Maar hoe kan men de broodkast van de ware gelijkenis met God dan in zichzelf openen en zich verzadigen? Zeker niet anders dan door het in zichzelf aanwezige innerlijke middel zodanig aan te wenden, dat men zich naar de van God vernomen waarheid richt. Dat men verder van de van buitenaf aanschouwde vormen slechts datgene voor daadwerkelijk gebruik opneemt, wat men en in hoeverre men dat als volledig in overeenstemmende gelijkenis met het innerlijke licht, dus goddelijk waar heeft bevonden. Zodra dat niet het geval is, is alles wat de mens doet en onderneemt een vals getuigenis over de innerlijke goddelijke waarheid en dus een pure leugen tegenover iedere medemens.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861  ...