Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 86 van 1110

...  74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99  ...
[2] Toen de oude Farizeeën dit hoorden, ergerden zij zich en zeiden tegen het volk: 'Waarover verbazen jullie je nu zo bijzonder?! Wij weten beter dan jullie hoe het gebeurde! Deze tovenaar drijft de duivels alleen maar met behulp van de opperste duivel, Beëlzebub, uit (Matth. 12:24), -en moet je hem dan loven alsof hij de zoon van David zou zijn?!' -Toen begonnen een paar wat minder overtuigde mensen een beetje te twijfelen en vroegen aan de Farizeeën of die hen uit de doeken konden doen hoe het gebeurde en hoe het mogelijk was, -en of de opperste duivel zo nu en dan ook goddelijke daden kon verrichten.
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De Farizeeën antwoorden: 'Wij zwijgen, omdat wij door de geest van God verlicht, altijd weten en begrijpen wat de mensen behoren te weten en wat wij bijgevolg moeten zeggen. Niet, omdat wij het niet zouden weten, maar -omdat wij het niet mogen, willen wij jullie ook geen rechtsgeldig bewijs geven naar aanleiding van jullie vraag. Het betaamt jullie alleen maar om alles te geloven wat wij jullie leren, en niet om dat zelf uit te zoeken; want God heeft ons aangesteld om alle dingen tot op de kern te onderzoeken, de geheime zaken voor ons te houden en het volk alleen maar datgene te vertellen wat het nodig heeft. Begrijpen jullie ons nu?!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarop zegt het volk: 'O ja, we hebben jullie heel goed begrepen, en omdat we dat al een tijdlang doen, zijn we juist vanwege dat maar al te goede begrip overgegaan naar de Grieken die niet zulke praatjes over geheimen verkopen! Daar heb je Aristoteles, Pythagoras, Plato en Socrates, en hun werken en geschriften zijn helder en waarachtig. Maar bij jullie wordt alles steeds meer in het diepste duister gehuld, zodat men geen handbreed voor of achter zich kan zien.
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Hoe komen jullie erbij om deze ons door God gezonden genezer verdacht te maken?! Hij heeft ons wel gedaan en al onze zieken genezen, en daarom noemen jullie hem een satansknecht?!
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Wat moeten jullie dan wel zijn, die ons nog nooit een nog zo kleine weldaad bewezen hebt?! Wanneer hebben jullie met je nietswaardige middelen en door je voorgewende gebeden ooit iemand genezen?'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De oude vossen waren niet op deze vraag bedacht en wisten daarom niet welk antwoord ze moesten geven. Toen de vragenden echter bemerkten dat de Farizeeën geen enkel bewijs hadden, omdat het antwoord zo lang op zich liet wachten, zeiden ze: 'Waarom geven jullie op onze redelijke vraag geen antwoord, zodat wij kunnen vaststellen hoe deze zogenaamde tovenaar de duivel door Beëlzebub uitdrijft en of Beëlzebub ook goddelijke daden kan verrichten? Het is heel gemakkelijk om een mens, die hoe dan ook in staat is om buitengewone dingen te doen, een knecht van de satan te noemen en hem zo verdacht te maken, maar het is heel wat anders om daarvan een tastbaar en zeker bewijs te leveren! Waarom zeggen jullie niets, als je zo zeker van je zaak bent?'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar deze mens kwam zonder officiële papieren bij ons en doet nu dingen waarvan men gevoeglijk kan zeggen, dat, zolang de wereld bestaat, er nog nooit een mens is geweest die dat gedaan heeft! We beseffen heel goed waarom jullie deze goddelijke mens voor ons verdacht wilt maken, hoewel jullie ons de waarheid daarover niet wilt vertellen. Luister! Wij zijn zo vrij, het jullie onder je neus te wrijven! Dit is de reden:
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De Farizeeën zeggen daarop: ' Jullie weten en begrijpen niets! Weten jullie dan niet, dat een Farizeeër helemaal niet kan liegen?! Want in de wet van de tempel staat, dat ieder die zich wijdt aan de dienst van God, absoluut niet liegen kan, ook al zou hij het willen; want zelfs de grootste leugen wordt in zijn mond de lichtendste waarheid!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] 'Dat is mooi!', zegt het volk, 'Ze zeggen, dat de duivel dom is, en dat je zijn leugens van het voorhoofd af kunt lezen; maar jullie zijn nog tien keer zo dom, -want jullie leugens kun je al met je klompen aan voelen! Weet je niet meer dat wij al jullie gewassen met onze ossen en ezels naar Jeruzalem naar de markt hebben gebracht, en dat we precies weten aan wie wij jullie gewassen verkocht hebben!? En jullie zijn brutaal genoeg om tegen ons te zeggen dat je het Griekse gewas aan de heidenen verkocht hebt, opdat ze nog meer verdoemd zouden zijn! Als je je al met leugens wilt schoon wassen, lieg dan een beetje slimmer zodat het niet lijkt alsof wij nog dommer zijn dan jullie en dat het voor ons geen verschil zou maken om zonder enig bezwaar zwart in plaats van wit en wit in plaats van zwart te kopen! -Nee, hoe kan iemand zo afschuwelijk liegen! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen de Farizeeën merkten, dat het volk ze door had, en dat ze nu bespot werden, begonnen er wraakgedachten brandend in hun harten op te borrelen; toen zei Ik tegen het volk: 'Laat ze met rust; want zij zijn zelf blinde leiders van blinden. Als ze met degenen die ze leiden, bij een kuil komen vallen ze samen erin. Zij kunnen jullie in een land waar zij de macht in handen hebben, altijd eerder kwaad doen, dan jullie hen: maar nu hebben zij zich met jullie toch zo ver gewaagd, dat ook zij in de kuil kunnen vallen en dan nog vlugger dan jullie! Want ze zeiden, dat ze aan de Romeinen en Grieken, tot hun verderf, vervloekt gewas verkocht hebben; als jullie dat bij de Romeinse overste aangeven jaagt hij ze allemaal over de kling! Maar zoiets mag nooit gebeuren! Wij zullen ons nu in het huis terugtrekken, en Ik zal binnen zien of Ik deze geestelijk geheel blinden, ziende kan maken.'
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar als Ik, een echte Jood, volgens uw domme bewering de duivel uitdrijf met Beëlzebub, vertelt u Mij dan eens met wiens hulp uw kinderen dat doen, die nu toch ook in alle landen als genezers rondtrekken, zieken genezen en duivels uitdrijven?! Ik zeg u echter: Niet alleen dit volk, maar ook uw kinderen zullen uw rechters zijn! (Matth.12:27)
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Voorheen heb Ik jullie al laten zien, waarom Ik zowel hier als ergens anders kwam, maar jullie boze harten willen datgene, wat je vrij en gelukkig zou kunnen maken, niet aanvaarden en nog minder begrijpen!
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Voor al het goede, dat Ik kosteloos voor jullie doe, willen jullie Mij stenigen en doden! O jullie opgefokte adders, jullie slangenbroedsel! Het slechte getuigenis dat de profeten van jullie gaven is maar al te waar! Jullie eren je God slechts met dode ceremonieën en met je lippen; maar je hart is in 't geheel niet bij Hem betrokken!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De geweldige misbruiken van de tempel ken Ik beslist beter dan jullie, en je hebt van Mij gehoord, hoezeer Ik daar tegen ben. Maar ondanks alle slechtheid is de tempel toch onvergelijkelijk beter dan die te Delphi, wiens priesters en priesteressen slechts hele goede taalkundigen zijn, die op iedere vraag zo'n antwoord weten te geven dat ze altijd gelijk hebben:!
Hoofdstuk 187: Jood of Griek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik ging echter niet in op deze vraag en zei: 'Ik weet, Wie Ik ben, en Mijn leerlingen en Mijn aardse moeder weten het ook, en daarom mag Ik de waarheid spreken; maken jullie je dus maar druk over je eigen zaken, - niemand hoeft zich bezorgd of druk te maken over Mij; want Ik weet het beste wat Ik moet doen.' Toen zwegen allen, en niemand durfde iets terug te zeggen, niet ervoor en niet ertegen.
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99  ...