10915 resultaten - Pagina 86 van 728
... 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 ...
[14] Deze engel zal weliswaar voor de latere mensen maar weinig bewijs opleveren dat een overgroot deel van de eerstgeschapen reine geesten door het gegeven gebod niet gevallen is; dat is echter voor de zaligheid van ieder mens ook helemaal niet nodig, vooral zolang een mens nog niet door zijn geest tot de volle kennis van zichzelf is gekomen.Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Ook dat is voor jouw begripsvermogen wat te vroeg om geheel tot op de bodem te begrijpen. Om jou en jullie allen echter ook over dit punt wat licht te verschaffen, zal Ik jullie ook daarover voor een beter begrip wat vertellen. Luister dus naar Mij!
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Stel je eens een mens voor, die duizendmaal sterker is dan Goliath, wiens kracht zeker gelijk zou staan aan een heelleger soldaten! Waartoe zou hem echter al zijn kracht en sterkte dienen, als men hem net als de wolken in de vrije ruimte plaatste? Zie, het lichtste zuchtje, dat op de grond nauwelijks een blaadje laat bewegen, zou hem ondanks al zijn kracht en sterkte toch onweerstaanbaar voortdrijven in de richting waarheen het zuchtje ging!
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Om zijn kracht met resultaat te kunnen gebruiken moet de reus in de eerste plaats een vaste bodem hebben, die hem draagt en hem stevig ondersteunt. De bodem is dus al een tegenstelling ten opzichte van onze reus; want voor de uitoefening van zijn kracht moet de reus zich vrij kunnen bewegen en hij heeft een vaste stilstaande ondergrond nodig. Dan kan hij zich met de vaste rust van de ondergrond of de bodem in verbinding stellen en tesamen met de met hem verenigde kracht uit de rust van de bodem waarop hij staat, iedere op hem aanstormende beweging weerstaan. Zo kan de reus pas een juist gebruik maken van zijn kracht. Als de bodem een rots is, dan zal geen stormachtige beweging iets uitrichten tegen deze vaste rust, tenzij deze net zo hevig of nog heviger zou zijn dan de concentratie van rust in de rots zelf. Als de grond echter zacht is en dus minder tegengesteld is aan de op een storm lijkende bewegingsmogelijkheid van de reus, dan zal de kracht van de reus bij de aan hem tegengestelde bodem te weinig weerstand vinden en hij zal een veel geringere, hem bedreigende, kracht nauwelijks het hoofd kunnen bieden.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Zulke krachten, die overwonnen zijn en toch hun verlies niet willen accepteren, zijn dan datgene wat men, in vergelijking met de satan, 'duivels' of 'boze geesten' noemt. -En zo zie je, Mijn beste Cyrenius, dat Ik je nu ook een kleine aanwijzing over de satan en de duivels heb gegeven, zoals je dan ook alleen maar een aanwijzing gevraagd hebt! Als je echter meer wilt, zeg het dan, dan zal Ik er nog uitvoeriger op ingaan!"
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Als een mens van nu af aan volgens deze nieuwe wet zal leven, zal hij zijn leven ook vast en zeker geheel volgens de goddelijke orde vormen, en daarna ook in de volheid van het ware en vrije eeuwige leven in kunnen gaan. Als hij deze nieuwe levenswet echter niet zal aannemen en zijn handelen daarnaar niet als uit zichzelf zal inrichten, zal hij ook zeker het doel van de ware levensvervulling niet bereiken.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Kijk, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte bepaalde oer en tevens hoofdmiddenzonnen, die vanwege hun te grote afstand, hoewel zij onuitsprekelijk veel keren groter zijn dan deze aarde, hiervandaan ternauwernood als kleine glinsterende puntjes worden gezien -en dan alleen nog maar door mensen met heel scherpe ogen! Deze oerzonnen hebben ongeveer een ouderdom gelijk aan de periode van de val van de oergeesten tot op heden. En zie, als men de ouderdom van die zonnen zou willen bepalen volgens de aardse jaren, dan zou men niet eens in staat zijn om over de gehele aarde een getal op te schrijven, waarin de eindeloze hoeveelheid van aardse jaren voldoende uitgedrukt zou zijn! En als je voor iedere duizendmaal duizend aardse jaren een heel klein zandkorreltje zou nemen, en je vulde met die zandkorreltjes de gehele aarde, de zeeën inbegrepen, dan zou de tijdsduur die al die zandkorreltjes voor zouden stellen voor zo'n oerzon nog veel te kort zijn.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Zo'n periode duurt dus wel aardig lang, maar betekent toch nauwelijks iets ten opzichte van de oerperiode, waarin God uit Zijn gedachten en ideeën de eerste geesten begon te vormen en zelfstandig te maken. Wat gebeurde er in die eindeloos lange periode niet allemaal voor de algehele ontwikkeling van de vrije wil van de oergeesten!
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] En zo namen de hoofdgeest en met hem al zijn verwante geesten zichzelf door deze val zeer hardnekkig en verbitterd gevangen. Hoe lang het hem echter bevallen zal om in die gevangenschap te blijven, dat weet buiten God niemand in de gehele oneindigheid, ook de engelen niet.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Alle materie is daarom afgezonderde geest, die als ziel in de geest van ieder mens tot het eeuwige leven wedergeboren kan worden. Als echter uit de materie van een wereld alle afgezonderde geesten bevrijd zullen zijn, dan is zo'n wereld ook helemaal aan haar einde toegekomen.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Bij een wereld zoals de aarde duurt dat echter aardig lang, maar eens komt toch het einde.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De materiewereld bestaat daarom voor ruim twee derde deel uit zielen, en één derde deel is omhulsel zonder ziel, als drager van de eerst afzonderlijke, en vervolgens steeds meer verzamelde, en tenslotte reeds heel concrete en rijpe zielelevens. De materie der omhulsels, of de vaste vorm aangenomen hebbende wil van God, is derhalve een verlossingsinrichting, waardoor de door de val van satan meegevallen afgezonderde geesten volgens de bestaande orde weer een volkomen zelfstandige vrijheid kunnen bereiken, -hoewel natuurlijk via een langere weg dan het tijdens de eerste periode zou zijn geweest.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Ja, Ik zeg jullie, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte al enige werelden, die hun dienst helemaal verricht hebben. Zij bestaan echter als hemellichamen toch verder en zullen ook verder bestaan als dragers van de nieuwe vrije wezens. Alleen zijn ze nu veel reiner en zuiverder en zij zijn ook in hun samenstelling onveranderlijk, zoals de onveranderlijke wil van God. Deze komt overeen met Zijn wijsheid en eeuwig onveranderlijke orde, die eveneens voor eeuwig onveranderlijk is en zijn moet, omdat zonder die onveranderlijkheid geen wezen duurzaam zou kunnen bestaan.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En, zoals gezegd, een zeer wijze kan en moet uiteindelijk hetzelfde doen. De nog onwetende zoekt en onderzoekt en heeft veel vreugde als hij een nieuwe waarheid heeft gevonden; de zeer wijze kan echter niet veel meer ontdekken en is daarom uit de aard der zaak traag geworden, terwijl een leerling in de een of andere tak van wijsheid, vlijtig is en bijna dag en nacht zoekt om over een wat meer dan gewone verborgen zaak zo mogelijk alles te weten te komen. Daarom weet ik nu in deze sfeer genoeg. Wat mij echter nog ontbreekt, dat zal mij dan ook steeds bezig blijven houden. -Heb ik gelijk of niet?"
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Teveel en te weinig heeft weinig waarde, maar iets teveel is altijd toch beter dan iets te weinig; want wie overvloed heeft, kan daarvan heel gemakkelijk diegenen geven, die wat te kort komen, en dat zal hen steeds goed van pas komen. Wie echter te weinig heeft, zal met het meedelen zeker niet zo scheutig zijn. Daarom is bij de ware wijsheid iets teveel steeds beter dan iets te weinig. Maar Ik zeg jullie: Het zou zelfs voor geen engel goed zijn als hij net als God alwetend zou zijn!
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)