Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 855 van 1110

...  843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868  ...
[18] Ik zeg tegen hem: wil je over deze kloof heen, dan moet je in geest en waarheid alles in jezelf verstikken wat je daar in de afgrond voor je ziet, want dat is een verschijningsvorm van hetgeen in jouw eigen hart aanwezig is. Daarom, onderzoek jezelf en doen jullie allen die hier aanwezig zijn, hetzelfde. Word wakker uit jullie doodsslaap opdat ik, als ik terugkom, jullie gezuiverd en levend moge vinden, zodat ik jullie weg kan leiden uit jullie gevangenis van de dood! Er zijn er in dit klooster echter nog meer die ik eerst nog moet vermanen. Als zij tot bezinning zijn gekomen, dan pas zal ik terugkomen en jullie in naam van de Heer een nieuwe weg laten zien. Zie, hoe ze nu beginnen te huilen en te jammeren. Wij zullen dit echter niet aanhoren, maar ons meteen naar de `paradijsmonniken' begeven.
Hoofdstuk 69: De augustijner monnik in beraad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk daar, aan de overkant van de binnenplaats van het klooster geeft een openstaande deur toegang tot een tamelijk grote tuin. Daar zullen we naartoe gaan en zien wat we allemaal in de tuin aantreffen. Wel, de tuin ligt reeds uitgestrekt voor onze ogen. Hoe bevalt hij jullie? Jullie zeggen: vriend, werkelijk, men moet een vijand zijn van iedere hoger gevoel voor schoonheid, als men geen genoegen zou hebben aan deze tuin. Deze prachtige bogen langs de hoge tuinmuren, deze fonteinen, de prachtige zuilentempels en dan de vele mooie bloemen en ook nog de fruitbomen in de mooiste orde gerangschikt, - men moet werkelijk zeggen: hier zijn kunst en voortreffelijke smaak verenigd. De natuur is overal heel mooi en harmonisch afgestemd op de kunst. Daar, boven de tuinmuur uit, verheft zich een mooi paleis dat wat zijn pracht betreft, werkelijk niets te wensen overlaat. We zijn van mening dat als de geesten die hier ergens in deze tuin wonen maar enigszins overeenstemmen met deze prachtige aanleg, op zichzelf beschouwd dan toch geen totaal bedorven mentaliteit kunnen hebben. Ja, geliefde vrienden en broeders, ik zeg jullie, dat lijkt wel zo, maar jullie moeten daarbij de volgende regels niet vergeten:
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Deze paradijsbewoners hebben wel nog de kloosterhemel voor ogen die we pas later zullen leren kennen, maar over die hemel hebben ze nog aanzienlijke bedenkingen. Daarom moeten deze hemelbewoners ook heel politiek zijn en de bedenkelijke kanten van hun hemel zo goed mogelijk geheimhouden, want anders zou het er met het paradijs, dat ook voor de hemel moet zorgen, gauw heel beklagenswaardig uitzien en onze montere engelen zouden de aanzienlijk grote tuin niet meer bewerken. Want jullie moeten weten dat de Heer om goede redenen toelaat dat deze mensengeesten hier evengoed als op aarde door de vlijt van hun handen en in het zweet van hun aanschijn hun brood moeten verdienen. Dus moeten ze werken, willen ze te eten hebben.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Waar onder mensen veelpracht is, daar is ook veel verkwisting; waar veel verkwisting is, daar is ook veel heerszucht aanwezig; waar veel heerszucht is, daar is veel eigenliefde; waar veel eigenliefde is, daar is ook veel eigenbelang. Vandaar dat uiterlijke pracht nooit een gunstig teken is voor degene die er liefhebber van is. Kijk maar eens terug op jullie aarde. Wie wonen er in grote prachtnolle paleizen? Bijna uitsluitend de rijken en machtigen. Voor wie dient deze pracht? Voor niemand anders dan alleen voor de eigenaar zelf. Hoe dient ze hem? Ze dient hem op meerdere manieren. Om te beginnen is ze een uithangbord van zijn welgesteldheid of van zijn staatkundig gezag, en stemt de voorbijtrekkende mensen. tot respect en maakt hen schuchter, zodat ze het niet licht zullen wagen om met wat voor aangelegenheid ook naar zo'n grandioze prachtwoning toe te gaan. Ten tweede houdt zo'n pracht de arme mensen er voortdurend van af, de eigenaar te benaderen om hem een milde gave te vragen. Ten derde is zo'n pracht een onuitputtelijke bron voor het bestendig voeden van de hoogmoed en daardoor ook van de voortdurende verachting van het armere volk. Ook is een dergelijke pracht het beste middel om armere mensen aanhoudend behoorlijk dom te houden.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De twee hemelse monniken (jullie moeten weten dat `hemel' hier zoveel wil zeggen als `zijnde in het paradijs') gaan voorop en de engelen met hun knuppels en sabels komen achter ons aan. Jullie vragen waar ze ons wel heen brengen. Kijk, daar tamelijk noordwaarts in een hoek van de lage tuinmuur is een vervuilde toren, voorzien van een zwarte deur. Daar gaan ze ons opbergen. Wat er verder gaat gebeuren zal jullie eigen ervaring leren. Beluister onderweg maar wat de twee monniken bespreken.
Hoofdstuk 71: In ogenschijnlijke gevangenschap bij de paradijselijke augustijnen. Hun twijfel over de juistheid van hun handelen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Kijk, de opperste leider van dit paradijselijk monnikencollege komt heel voorzichtig naar ons toe en ondervraagt ons, zeggende: wij en alle goede geesten loven God de Heer! Als jullie eveneens goede geesten zijn, zeg ons dan wat jullie verlangen.
Hoofdstuk 72: Netelige vragen - eerlijk antwoord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk nu, onze paradijselijke primus trekt een heel verbouwereerd gezicht, zoekt in alle hoeken en gaten naar een slim antwoord en vindt in zichzelf, zoals jullie licht uit zijn verlegen gelaatsuitdrukking kunnen opmaken, niets van dien aard. Hij voelt zich heel sterk genoodzaakt tegen wil en dank met de waarheid voor de dag te komen. Al zal die hem hoe dan ook op zijn tong branden als veel te heet eten, het zal hem niet baten. Daarom besluit hij bij zichzelf de waarheid te spreken, moge komen wat komt!
Hoofdstuk 73: Een vraag aan de prior van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Jullie vragen, waarom? Omdat de eenvoudige man van het volk de eigenaren van zo'n grote pracht voor wezens van een andere soort houdt. Bij het zien van zo'n overdreven pracht kan hij dat gevoel niet van zich af zetten. Ja, ik moet jullie zeggen: waren de Sint Pieter en het pauselijk Vaticaan niet van een pracht en grootte die de meeste menselijke begrippen te boven gaan, dan zou menigeen het niet zo'n grote gunst vinden 4m allergenadigst te worden toegelaten tot het kussen van de pantoffel van de paus. De waardeloze aflaten zouden, indien uitgereikt vanuit een boerenhuisje, nooit zo'n winstgevende uitwerking hebben gehad als die vanuit de aardse overvloedige pracht van het Vaticaan. Maar jullie hebben altijd nog gezien dat welke godsdienst ook, als ze in het uiterlijke, materiële overging, zijn toevlucht begon te nemen tot uiterlijk prachtvertoon om van de onwetendheid van de mensen nog een tijdlang te kunnen profiteren. Maar de vraag daarbij is of het imponeren van mensen ooit enig nut had?
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk daar eens, twee in het wit geklede monniken komen ons reeds tegemoet. Jullie vragen: zijn dat soms dominicanen of cisterciënzers? 0 nee, geliefde vrienden, broeders, dat zijn enkel paradijselijke augustijnen, want in het paradijs trekken ze hun zwarte togen uit en trekken daarvoor in de plaats witte aan. Wat kijken jullie nu zo oplettend naar dat paleis daar? Ik weet al wat jullie opvalt; de daar rondspringende engelen met de aan hun schouders aangebrachte vleugels, gemaakt van witte veren. Jullie vragen wel of ze ook kunnen vliegen. O nee, dat kunnen ze helemaal niet, want de vleugels zijn niet aan hen gegroeid maar slechts, zoals jullie gewoon zijn te zeggen, kunstmatig aangebracht als voor het theater. Dat springen moet de levendigheid van deze engelen voorstellen en hoe deze bereid zijn om deze paradijsbewoners op hun wenken te bedienen. Kijk, zo'n half dozijn komt de twee op ons afkomende paradijsbewoners al achterna gerend en jullie zullen spoedig zien dat deze engelen zelfs van knuppels en sabels voorzien zijn om eventuele ongevraagde gasten op een niet erg paradijselijke manier uit het paradijs te verdrijven.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Jullie vragen wat zulke engelen eigelijk op aarde waren. Hebben jullie nog nooit gehoord van zogenaamde lekenbroeders, of beter gezegd, kloosterknechten? Ook hier zijn ze dienstwillige geesten van het klooster. Maar met de bedoeling dat hun dienst hun beter zal bevallen, worden ze als engelen aangekleed. Dat komt allemaal door de verkeerde denkbeelden die dergelijke mensen hadden toen ze het tijdelijke voor het eeuwige verruilden. De grote liefde en ontferming van de Heer laat deze wezens echter bij hun denkbeelden totdat ze zich zo zachtjesaan bewust worden dat met dergelijke situaties iets mis moet zijn. Op de eerste plaats omdat ze zich met al deze mooie vruchten nooit volkomen kunnen verzadigen. Het eten en drinken komt hun bijna voor, alsof ze droomden dat ze aten en dronken. Ten tweede zien ze hier boven zich wel voortdurend witte wolken voorbijtrekken, maar waar deze wolken hun licht vandaan krijgen, kunnen ze niet zien. En ten derde valt hun mettertijd op dat ze, wel wetend in de geestelijke wereld te zijn, nergens een heilige te zien krijgen, ook niet de Moeder Gods, Maria, dus ook geen Petrus en geen aartsengel Michaël. Een vierde heel groot probleem voor hen is dat, wanneer ze over de tuinmuur kijken waar ze gewoonlijk met ladders opklimmen, zij niets dan onvruchtbare steppen zien en alleen maar hun tuin veel vruchten voortbrengt. Ten vijfde werkt ook de omstandigheid dat hun kloosterkerk behalve door henzelf door niemand anders bezocht wordt, eraan mee om hen geleidelijk wakker te schudden. En zo zijn er nog meer van dergelijke duwtjes, waardoor de geest er op wordt gewezen dat er met zijn paradijs iets mis moet zijn.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Wel, de eerste paradijsman doet zijn mond al open en vraagt ons: waar komen jullie vandaan, van boven of van beneden? Ik zeg: van boven. Hij vraagt ons: waar is boven? Ik wijs met mijn hand naar mijn borst en zeg: hier in mijn hart, uitsluitend in de liefde tot de Heer, is van boven! Hij zegt: wat klets jij voor onzin? Weet je niet waar de hemel is, en weet je niet dat je je hier in het paradijs van God bevindt? Ik zeg tot hem: ik weet waar de hemel is en ken het paradijs heel goed. Maar dit paradijs hier en jouw hemel herken ik niet als een paradijs of als een hemel. Maar ik herken zoiets slechts naar waarheid. En deze hemel en dit paradijs zijn in waarheid niets anders dan een wanproduct van jouw en jullie aller wereldse dwaasheid. Hij zegt: wat is dat voor taal? Zo spreken zij die van boven komen? Nee, wacht eens even, we zullen je heel tastbaar laten zien waar beneden is. Kom hier, jullie engelen van God, en stel deze drie helse galgenbrokken meteen in verzekerde bewaring en breng ze daarheen, jullie weten wel welke plaats ik bedoel, namelijk in de school waar ze boven en onder leren onderscheiden.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Nu zeg ik: goed, beste vriend, je hebt op mijn korte vraag heel uitvoerig geantwoord. Daarom zal ik jou en jullie allemaal nu wat zeggen. Gaan jullie je daaraan houden, dan kunnen jullie de weg naar het ware eeuwige leven opgaan; zo niet, dan ligt voor jullie, net op de plaats waar de toren verdwenen is, de weg naar de eeuwige dood reeds open!
Hoofdstuk 74: Vraag naar de liefde tot Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Luister dan: Jezus Christus is de enige God en Heer van alle hemelen en werelden! Hij is volgens Zijn eeuwige liefde de Vader en volgens Zijn oneindige wijsheid de Zoon en volgens lijn eeuwige almachtige onaantastbare heiligheid de Heilige Geest Zelf. Zoals Hij ook over Zichzelf' heeft gezegd, dat Hij en de Vader één zijn en wie Hem ziet, ook de Vader ziet en dat de Heilige Geest van Hem uitgaat zoals Hij heeft aangetoond toen Hij over Zijn apostelen blies en sprak: `Ontvang de Heilige Geest!'
Hoofdstuk 74: Vraag naar de liefde tot Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Dit is voor jullie het eerste geloofsartikel. Zonder dit geloof kan niemand het eeuwige leven binnengaan want er staat in de Schrift: `Wie niet gelooft dat Christus de Zoon is van de levende God, die de Vaderliefde is, hij zal niet zalig worden.'
Hoofdstuk 74: Vraag naar de liefde tot Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Maar ik zeg jullie: nemen jullie de Vader evenals de Geest in de Zoon Christus niet aan, dan zullen jullie het leven niet binnengaan!
Hoofdstuk 74: Vraag naar de liefde tot Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868  ...