Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 87 van 1110

...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...
[1] De Farizeeën zeggen: 'Dat is niet onze vrucht, maar de vrucht van zulke landlopers zoals jij er een bent, die op gezette tijden uit alle windstreken als kunstenaars en tovenaars hierheen komen. Waar wij bij zijn beoefenen ze wel hun slechte kunst; maar 's nachts bekeren ze de mensen tot hun heidense filosofie en dan stellen ze met hun bijzonder grote welsprekendheid ons en de tempel en diens door God gegeven voorschriften in een afschuwelijk kwaad daglicht! Wel, deze Joodse heidenen, die hier in Jesaïra woonachtig zijn, zijn de vrucht van zulke individuen! Wij vertelden altijd het echte en het goede aan het volk en onderwezen hen juist en rechtvaardig volgens de wet van Mozes. Maar als Beëlzebub door middel van individuen van jouw soort het volk van ons aftroggelt, zijn wij daar dan verantwoordelijk voor?! Omdat satan de vruchten aan onze takken bederft en laat rotten, zijn wij toch zeker geen slechte boom. Ons onderwijs en wat wij zeggen is juist; maar jouw toespraken en jouw daden zijn afkomstig van de opperste duivel en verleiden het lichtgelovige volk! Deswege zou jij met je aanhang gestenigd en gedood moeten worden!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Dan wend Ik Mij weer tot de Farizeeën en zeg heel ernstig: 'O jullie addergebroed! Hoe zouden jullie iets goeds kunnen zeggen, terwijl je toch in je hart helemaal slecht bent?! Waarvan het hart echter vol is, daar loopt de mond van over. (Matth.12,34) Een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart altijd goede dingen voort; en een slecht mens brengt altijd uit de slechte schat van zijn hart slechte dingen voort! (Matth. 12:35) Maar Ik zeg jullie, dat de mensen eenmaal, op de dag van het jongste gericht, rekenschap af moeten leggen over ieder slecht en ijdel woord dat ze hebben gesproken! (Matth.12:36) Zoals in het boek Hiob geschreven staat, zo zal het zijn: 'Uw woorden zullen u rechtvaardigen en uw woorden zullen u verdoemen!' (Matth. 12:37)
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Daarom zeg Ik ook tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: 'Er zijn een aantal redenen waarom dat bij jullie niet meer mogelijk is, want de boze geesten zijn allang geheel één geworden met jullie ziel en beheersen nu helemaal jullie eigen slechte, overspelige leven. Als Ik ze uit jullie zou verdrijven, dan zouden jullie ook je leven verliezen; maar mocht het zijn dat Ik je eigenlijke, oorspronkelijke leven kon behouden, dan zouden jullie daar toch niets meer aan hebben omdat je hele aard nu geheel en al duivels is geworden! Want als uit zo'n mens de onreine geest door Mijn macht wordt verdreven, dan gaat hij door dorre plaatsen, zoekt rust en vindt deze niet (Matth. 12:43). Dan zegt hij bij zichzelf: 'Ik ga weer naar mijn oude huis terug; want op de steppen en woestijnen vind ik geen rustplaats, en in de huizen, waar al genoeg bewoners van mijn soort wonen, word ik niet binnengelaten.' Als dan na dit voornemen de duivel weer bij zijn vroegere huis komt, dan vindt hij daar geen activiteit, en het is schoon en versierd. (Matth.12:44) Daarop gaat hij terug en roept nog zeven andere geesten, die slechter zijn dan hij. Met hun hulp kost het hem weinig moeite om zijn oude huis binnen te dringen, en dan wonen ze gezamenlijk in dat huis, en met zo'n mens wordt het dan nog veel erger dan het eerst was!
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Na deze woorden van Mij wendt Baram zich tot het volk en zegt: 'Beste buren! De goddelijke Meester is nu uitgesproken en zal hier in huis geen toespraken meer houden en zeker niets meer doen, gaan jullie dus nu rustig naar buiten, behalve Ahab; want de Meester wil met hem spreken.' Na deze woorden gaat het volk naar buiten behalve de Farizeeën.
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zodra het volk buiten is stappen de oude Farizeeën vol woede in hun harten op Mij af en vragen Mij heel brutaal, wat voor plannen Ik met Ahab heb, of Ik hem ook wil klaarmaken voor de hel?! Als Baram die vraag hoort, ergert hij zich terecht en zegt tegen hen: 'Ik heb ieder jaar mijn belasting tot de laatste cent betaald, en ben daardoor wettelijk bezitter van dit door mij gebouwde huis en daarom duld ik het van niemand, dat iemand die ik in mijn eigen huis als gast eer en verzorg, door vreemden zoals jullie, onaangenaam behandeld wordt! Ik gebied jullie daarom in alle ernst mijn huis ogenblikkelijk te verlaten en je buiten de omheining van mijn bezitting te begeven, omdat ik anders niet wacht om gebruik te maken van mijn duur betaalde rechten als eigenaar!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Toen de Farizeeën die vloek hadden uitgesproken, greep Baram snel een behoorlijke stok en begon meteen zo hard mogelijk op de Farizeeën in te slaan, waarbij hij zei: 'Wacht, satansknechten, ik zal jullie eens het juiste loon uitbetalen voor je vloek!' Een Farizeeër, die de stok nog niet gevoeld had, riep: 'Er staat geschreven: 'Wee hem, die de hand aan een gezalfde slaat!' 'Dat weet ik', zegt Baram, 'en daarom gebruik ik nu juist die stok!' En Baram gaf ook deze gezalfde nu een proeve van de stok. Toen vluchtten alle slechte Farizeeën, uitgezonderd Ahab, naar buiten, waar het volk hen verder onder handen nam.
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar wat doet dit tempelgebroed, deze echte duivelsknechten?! Zij stuurden een bericht dat ik jammer genoeg ook heb moeten ondertekenen, hoewel Ik tot op heden noch van Jezus, noch van Zijn leer ook maar ooit gehoord, noch van Zijn daden iets gezien had. Volgens dit afschuwelijke bericht zijn nu allerwegen gehuurde spionnen en sluipmoordenaars door de tempel en ook door Herodes en de Romeinse landvoogd aangesteld, om U uit de wereld te helpen!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zeggen Baram en Kisjonah tegelijk: 'Hooggeëerde moeder, die God de eindeloze genade heeft waardig bevonden, om door haar de allerhoogste zoon van alle hemelen in deze slechte wereld te laten geboren worden, maakt u zich daar maar geen zorgen over! Kijk, in de eerste plaats zijn wij staatkundig gezien geen Joden meer, maar naar buiten toe zijn wij Grieken, hoewel wij in onze harten echte Mozaïsche Joden zijn! Beiden zijn wij - de Heer zij alle lof - rijk; kom daarom met al uw verwanten bij ons wonen, en u zult niets te kort komen!'
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Vrienden! Jullie voorstel is balsem voor Mijn hart! Mijn zegen en Mijn genade zal eeuwig jullie deel zijn. Maar eerst zal Ik naar huis gaan en zien, met welk recht de slechte booswichten het kleine en met veel moeite verkregen bezit van moeder, Jozefs rechtmatige vrouw, hebben geroofd.
Hoofdstuk 190: De leer van het Rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar Ik zeg tegen de leerlingen: 'Waar heb je het over en waarom storen jullie Mij?! Ik weet heus wel, waarom Ik tegen dit volk in gelijkenissen spreek die het niet begrijpen moet! Het is aan jullie gegeven om het Rijk Gods te begrijpen; maar aan hen is het niet gegeven (Matth.13:11); want weet wel, dat het zo is: Wie heeft, zoals jullie, daaraan wordt gegeven zodat hij dan in overvloed heeft; maar wie niet heeft, daar wordt ook nog van afgenomen wat hij heeft! (Matth.13:12) Daarom spreek Ik als Heer tegen hen in gelijkenissen; want met ziende ogen zien zij niets, en met horende oren horen zij niets; want ze begrijpen het niet! (Matth.13:13)
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar zalig zijn jullie ogen, die dat zien, en jullie oren, die dat horen! (Matth.13:16) Want voorwaar, Ik zeg jullie: Vele profeten en rechtvaardigen hebben gewenst om datgene te zien en te horen, wat jullie zien en horen, en hebben het toch niet gezien en gehoord! (Matth. 13:17)
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik heb jullie echter eerder gezegd, dat het jullie gegeven is het geheim van het Rijk van God te begrijpen; toch merk Ik dat jullie begrip in de aard der zaak niet zoveel beter is dan dat van hen op de oever. Hoor dan en luister dan naar de gelijkenis van de zaaier, die als volgt uitgelegd moet worden (Matth. 13:18):
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] En zie, daar aan de oever staan er velen van wie het nu al genomen is, en het is aan jullie gegeven terwijl je toch al veel hebt, terwijl zij te weinig of niets hebben!
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] En Ik zeg nu luid, zodat ook de aan de oever staanden het kunnen horen: 'Nu dan, wie oren heeft om te horen, die hore, en wie ogen heeft -in het hart, wel te verstaan -, die begrijpe het! Ik zal jullie een ander beeld van het Rijk van God geven; luister!
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De heer des huizes antwoordde echter: 'Dat heeft mijn vijand mij aangedaan!' Toen zeiden de knechten: 'Heer, als u dat wilt, dan gaan we het uitwieden!?' (Matth.13:28) Waarop de heer zei: 'Laat dat, opdat je niet bij het wieden van het onkruid ook de goede tarwe vertrapt en mee uittrekt! (Matth.13:29) Laat het gezamenlijk opgroeien tot aan de oogst! Als het oogsttijd is zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid in bossen en breng het van de akker naar een plaats waar men het verbranden zal; en breng de zuivere tarwe vervolgens in mijn schuren!' (Matth.13:30) Kijk, dat is een goed beeld van het hemelrijk! Maar lulster verder naar Mij! Ik wil jullie nog meer van deze beelden geven, die allemaal een heel precieze weergave zijn van het Godsrijk. Luister daarom verder naar Mij!
Hoofdstuk 192: Onkruid tussen de tarwe, mosterdzaad en zuurdeeg. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...