Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 87 van 278

...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...
[6] PETRUS zei: 'O nee, dat zullen we nooit doen, en je kunt bij ons blijven zoals je was en zoals je wilt; de enige reden waarom ik je vermaan ligt alleen daarin, datje zonder enige rekening te houden met de alwetendheid van de Heer, die Hij zo vaak heeft aangetoond, ons allen over je grote winsten zo brutaal en onbeschaamd in ons gezicht kunt beliegen, terwijl je van de Heer net zo goed als wij dient te weten dat er nooit een onwaar woord over onze lippen mag komen. Als je dat met zekerheid bekend is, waarom komen er dan zulke leugens over je lippen, terwijl je net als wij door de Heer bent uitverkoren tot apostel?'
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Maar DE KINDEREN ontkenden dat en zeiden: 'Hun vader had wel het een en ander klaargemaakt voor een markt, -maar toen hij op de markt kwam ontstond er een grote vechtpartij tussen joodse en Griekse kooplui, en bij hun vader gingen alle potten en kannen aan stukken, en zij waren toen met z'n allen als pure bedelaars weer naar huis gegaan, waarop hun vader erg verdrietig werd en bij hen weg ging met de woorden: 'Kinderen, ik kan nu niets meer voor jullie doen! Ga naar barmhartige mensen, die zullen jullie nog wel helpen! Ik zal echter naar de wonderbare meester gaan waarover ik al zoveel verteld heb; misschien kan ik Hem overhalen om in ieder geval jullie en je arme moeder te helpen, mocht ik niet meer geholpen kunnen worden!' Toen ging hij bedroefd weg, en wij gingen ook weg zoals u ons nu ziet, om een aalmoes voor ons, voor onze moeder en voor onze jongere broertjes en zusjes te vragen, maar tot op heden zonder veel resultaat. Daarom smeken wij u om u over ons te ontfermen!'
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Op de landingsplaats stond slechts een tolhuis waar men een geringe tol moest betalen als men koopwaar meedroeg of vervoerde. Wij gingen daar aan land, zegenden onze begeleiders en vervolgden snel onze weg, zonder ergens te rusten, en bereikten tamelijk laat in de nacht het huis van de ons bekende waard, die nog op was omdat er een paar gasten bij hem waren.
Hoofdstuk 36: Vertrek uit Kis en aankomst bij de waard van Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Bijvoorbeeld: Stel dat er een zieke was die erg veel pijn leed, terwijl de beste dokters geen middel meer konden bedenken om hem van zijn pijn af te helpen. Stel dat er dan één van die dokters zou zeggen:'Nu deze man toch niet meer te helpen is, geven we hem een sneldodend gif, dan is hij in één keer uit zijn lijden!' Zo gezegd, zo gedaan, -en de lijdende was er ogenblikkelijk geweest. Ja, deze dokters hebben de zieke echt van al zijn pijn bevrijd; maar zij hebben hem gedood zonder te bedenken waarom God hem dat lijden gegeven had, en hoe het er daarna aan gene zijde met zijn ziel voor zou kunnen staan. En daarom was het middel slecht, waardoor er nooit een zuiver en goed doel mee bereikt kan worden.
Hoofdstuk 39: Het goede doel heiligt niet de slechte middelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Daar zult u heel goed aan doen; maar al het goede en ware heeft ook zijn tijd nodig. Daarom moet u dan ook bij uw hele rechtschapen handel en wandel uw verstand gebruiken. Want een volk dat eenmaal verduisterd is, kan een plotseling opgaand fel licht niet verdragen zonder de ogen te beschadigen; dan wordt het waanzinnig en lichtschuwen zoekt schaduwen duisternis. Daarom moet het licht eerst heel spaarzaam toegelaten worden, opdat de mensen er langzaam maar zeker aan wennen. Mettertijd zullen zij dan zelfs moeiteloos het sterkste licht verdragen. -Als u dus echte wijzen uit het verre morgenland bent, dan moet u ook deze waarheidsles goed in acht nemen om een ware zegen voor uw volken te kunnen zijn.'
Hoofdstuk 40: De invloed van de lichtgeesten Aan de zee van Galilea (Ev. Joh. hfdst.6) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei nu tegen de leerlingen: 'Laten we de berg opgaan! Halverwege wil Ik uitrusten zonder door de mensen die uit de stad in deze richting komen, opgemerkt te worden; want de mensen van deze stad hebben geen erg goede instelling en nog minder geloof; het zijn handelaars die alleen maar denken aan geld en winst.
Hoofdstuk 41: De spijziging van de vijfduizend (Ev.Joh. 6,1-15) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Na deze woorden van Johannes gingen velen slapen; maar enkelen morden en wilden Mij tot elke prijs op de berg gaan zoeken. Maar zij stuitten al gauw op zulke onoverkomelijke hindernissen, die onmogelijk overwonnen konden worden, dat zij weldra helemaal uitgeput van hun vergeefse moeite terugkwamen en maar niet konden begrijpen hoe Ik langs die verschrikkelijke rotswanden naar boven geklommen kon zijn. Naar beneden kon Ik echter nergens ontkomen zijn omdat de mogelijke wegen naar beneden vanaf deze rustplaats allemaal door hen bezet waren en zij Mij ergens hadden moeten zien. Kortom, zij zagen dat zij niets konden uitrichten, en begonnen toen te beraadslagen of er iets aan te doen was. Een paar vroegen aan de leerlingen wat zij nu zonder de meester gingen doen, en of hij weer terug zou komen.
Hoofdstuk 42: De leerlingen varen over de zee naar Kapérnaum (Ev.Joh. 6, - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Maar de volgende dag, toen wij na de ochtendmaaltijd naar buiten gingen om te zien wat er te doen was, troffen wij aan de oever een groot aantal mensen aan die ons 's nachts nog vanaf Tiberias met heel veel moeite nagevaren waren. Het waren dezelfde mensen die de avond tevoren aan de overzijde van de zee aan de oever stonden en duidelijk hadden gezien dat de leerlingen zonder Mij alleen over zee wegvoeren. En deze mensen zagen nu ook dat er behalve hun eigen schepen die zij goed kenden geen ander schip lag dan dat waarin zij de leerlingen zonder Mij hadden zien wegvaren, en zij wisten dat Ik beslist niet voor het afvaren aan boord gegaan was, maar dat alleen Mijn leerlingen weggevaren waren. (Joh. 6,22)
Hoofdstuk 43: Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] En toen zij Mij na enig zoeken vonden, en wel in een school in Kapérnaum waarover later nog iets gezegd wordt, en nu zonder meer vaststelden dat Ik van Tiberias naar Kapérnaum ook kennelijk over zee gekomen moest zijn, omdat Ik via de verre omweg over land over al die bergen en klovenzeker een paar dagen nodig gehad zou hebben, vroegen zij (DE NAGEREISDEN) Mij: 'O Meester, hoe bent u dan de zee overgestoken?' (Joh. 6,25)
Hoofdstuk 43: Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] En ZIJ zeiden: 'Is dat niet Jezus, de timmerman, de zoon van de timmermanjozef?! Wij kennen toch hem, zijn vader en zijn moeder maar al te goed! Hoe kan hij dan zeggen dat hij uit de hemel is gekomen?! (Joh.6,42) Zijn verstand en zijn andere zeldzame gaven kunnen hem ongetwijfeld door de hemel gegeven zijn, omdat er zonder goddelijke inspiratie nog nooit een groot en beroemd man bestaan heeft; maar hij kan van zichzelf toch niet zomaar beweren dat hij zelfs als echt brood als voedsel voor het eeuwige leven uit de hemel tot ons is gekomen!
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Laat niemand van jullie denken dat hij al echt bij Mij is omdat hij, nu met Mij rondtrekt, Mijn woorden hoort en Mijn tekenen bewondert, maar alleen hij is waarachtig bij Mij die door een innerlijke, zuivere liefde tot Mij getrokken wordt, en die zonder enige twijfel volledig gelooft wat Ik leer, en gelooft dat Ik nu als tijdelijke Mensenzoon uitgegaan ben van de Vader , en in de geest één ben met Hem.'
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Toen zeiden DE LEERLINGEN, behalve de joodse Grieken en de twaalf: 'Ja, in dat geval heeft het geen zin dat wij met Hem rondtrekken! Het harde en ongelooflijke begrijpen wij niet -en daarom kunnen wij het ook niet geloven. Hem volledig zuiver liefhebben is ook niet zo makkelijk, omdat Hij Zich tegenover ons nu echt op een wijze gedraagt die ons weinig voor Hem kan innemen. Daarom doen we er goed aan weer op Mozes terug te vallen, want hij is voor ons duidelijker en begrijpelijker. God liefhebben betekent toch alleen maar Zijn geboden houden, en daarom hopen wij eens ook zonder het geloof aan deze raadselachtige lessen zalig te worden.'
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen zeiden DE LEERLINGEN: 'Ja,ja, dat geloven wij wel en het zal ook beslist zo gebeuren; want Uw tekenen zijn daarvoor wonderbaarlijk genoeg. Maar dat men voor het verkrijgen van het eeuwige leven, Heer en Meester, Uw vlees moet eten en Uw bloed moet drinken, dat is toch, op de manier waarop U dat brengt vanzelfsprekend volkomen onuitvoerbaar! Wij allen vinden het heus heel belangrijk om de dood te ontlopen ook al betreft dat alleen maar het huidige zieleleven omdat het lichaam toch al aarde en stof is dat moeilijk ooit weer levend gemaakt kan worden -; maar als dat alleen maar mogelijk is ten koste van het vlees en bloed van Uw lichaam, dat toch maar voor heel weinig mensen voldoende zou zijn, zien wij ook af van het eeuwige leven van de ziel en dan willen wij als eerlijke mensen ons leven voor eeuwig hier op aarde afsluiten. Mocht U echter daarmee iets anders bedoelen, dan zou U er waarlijk goed aan doen als u ons dat wat meer verduidelijkte. Mocht U binnenkort weer opstijgen naar die plaats waarvandaan U volgens Uw zeggen bent gekomen, waar en hoe zal men dan over Uw vlees en bloed kunnen beschikken? Dus, aan deze huidige les hebben wij zonder nadere uitleg absoluut niets!'
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Ook zei hij eens tegen de wijze Nathanaël, waarmee hij nog het meeste sprak, dat het heel begrijpelijk was dat Ik kennelijk voor het aardse leven geen geld nodig had, want als je over goddelijke almacht beschikte dan kon je overal zonder geld rondkomen. Maar mensen zonder dit vermogen en zonder het geluk dat ze leerlingen van Mij waren, moesten voor het aardse levensonderhoud net zo goed en noodzakelijk geld hebben als de keizer zelf om zijn soldaten en andere staatsdienaren te betalen.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Zo wist hij door zijn welbespraaktheid overal een rechtvaardiging voor te vinden, en het was moeilijk met hem te redetwisten. Hij bracht het met zijn spitsvondige drogredenen zo ver, dat hij net als de Spartanen en Kretenzers diefstal zelfs als een in noodgevallen rechtvaardige zaak voorstelde en Mozes van zwakzinnigheid beschuldigde omdat hij iedere diefstal zonder meer als zondig betitelde. Hij bedacht echter niet dat geoorloofde, en zelfs noodzakelijke diefstal de mensen mettertijd tot grote traagheid verleid zou hebben, en dat niemand ook maar gewerkt of gespaard zou hebben als hij geweten had dat zijn eventuele voorraad al gauw verraden en hem direct door de noodlijdenden afgenomen zou worden. Hoe zou het er dan echter met de naastenliefde en met de kennis van God uitzien als dit gebruik bij de mensen wettelijk zou worden toegestaan?!
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...