Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 87 van 1490

...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...
[1] Dan richt Cyrenius zich tot de beide ENGELEN en vraagt hen hoe dat nu mogelijk was. Maar zij wijzen met hun hemels mooie handen zeer eerbiedig naar Mij en zeggen met heldere en welluidende stem: "Zijn wil is ons bestaan, onze kracht en onze snelheid! Uit ons zelf kunnen wij niets; als Hij wil, nemen wij Zijn wil in ons op, en kunnen daardoor dan alles. Onze schoonheid, die nu al uw aandacht opeist, is onze liefde tot Hem, en deze liefde is niets anders dan Zijn wil in ons! Als u echter net als wij wilt worden, neem dan Zijn levend woord in uw hart op en volg dat vrijwillig, dan zult u daardoor ook net als wij de almachtige kracht en sterkte van Zijn woord in u hebben. Als Hij u dan zal roepen om naar Zijn wil te handelen, dan zullen u alle dingen mogelijk zijn, en u zult meer kunnen doen dan wij, omdat u geheel uit Zijn liefde bent ontstaan, terwijl wij alleen nog maar uit Zijn wijsheid voortkomen. Nu weet u hoe gemakkelijk wij dat, wat u zo verbaasde, kunnen doen. Handel in de toekomst geheel naar Zijn woord, dan zullen ook u heel wonderbaarlijke dingen mogelijk zijn!"
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar de wil van de Heer is niet zoals die van een mens, die jammer genoeg vandaag zo en morgen anders wil. De wil van de Heer is eeuwig gelijk en niets kan deze binnen de reeds eeuwen bestaande orde veranderen; maar toch heerst binnen deze orde de grootste vrijheid, en de Heer kan doen wat Hij wil, zoals ook iedere engel en ieder mens. Dat dat zo is kunt u aan uw eigen wezen en aan duizend andere verschijnselen ontdekken.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] U kunt binnen uw persoonlijke eigen vorm doen wat u wilt; slechts uw wil is de enige die u daarbij kan hinderen. Maar de persoonlijke eigen vorm zelf is beslist niet te veranderen, omdat deze in de vaste goddelijke orde thuishoort.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar hier bij u is Degene, Die deze orde eeuwig gevestigd heeft en als enige in staat is om haar weer op te heffen, als Hij dat wil. Zoals u nu binnen deze vaste orde Gods, die in eerste instantie de basis is van uw bestaan en het bestaan van alles wat u omringt, toch vrij bent te denken, te willen en te handelen, zo is de Heer nog vrijer en kan doen wat Hij wil.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen CYRENIUS deze verklaring van de beide engelen hoorde, overtuigde hem dat, en hij raadde er niet meer naar of Ik wel een hoger wezen zou zijn, maar hij zei nu bij zichzelf: " Ja, Hij is het!" Daarop ging hij heel eerbiedig naar Mij toe en zei: "Heer, nu is mij alles duidelijk! U bent het!
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] CYRENIUS zegt: "Doe wat U wilt, U blijft toch eeuwig onveranderlijk Diegene, Die U nu zonder enige twijfel voor mij bent! Maar deze twee engelen zou ik graag tot aan mijn aardse levenseinde bij mij houden! Zij zijn zo bijzonder mooi, vriendelijk en wijs!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De ENGELEN zeggen: "U heeft wel gelijk, maar zeg dat niet zo luid! En als u Hem menselijk vindt, erger u dan niet; want al het menselijke zou niet menselijk zijn, als het niet in alle eeuwigheden voordien, goddelijk zou zijn geweest. Als Hij Zich daarom bij tijd en wijle volgens uw bekende en gewende manieren gedraagt, dan gedraagt Hij Zich niet op een voor Hem onwaardige manier; want iedere vorm, iedere gedachte was eerst in Hem voordat zij door Zijn wil een buiten Hem bestaande, vrije wil begon aan te nemen en te vormen. Er is in de oneindigheid geen voorwerp en geen wezen dat niet uit Hem zou zijn voortgekomen. Deze aarde en alles wat in en op haar leeft, is niets anders dan Zijn eeuwig onveranderlijke vastgehouden gedachte, die door Zijn woord werkelijkheid werd. Als Hij deze werkelijke gedachte nu in Zijn gemoed en wil zou laten vallen, iets wat Hem helemaal geen moeite zou kosten, dan zou er op hetzelfde ogenblik ook geen aarde meer zijn, en alles daarin en daarop zou haar vernietigende lot delen.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Dat is niet mogelijk, want je zou hun zichtbare persoonlijke aanwezigheid niet verdragen en deze zou geen nut afwerpen voor je ziel. Maar onzichtbaar voor je aardse zintuigen zullen zij voortaan je beschermers blijven, zoals zij het vanaf je geboorte reeds waren. Je kunt nu echter, omdat ze gedurende deze dag hier zichtbaar aanwezig moeten zijn, nog geruime tijd in hun gezelschap zijn.
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarom, vriend, is het beter voor je om je geestelijke beschermers niet te zien zolang je in je lichaam moet blijven. Als je echter eens het lichaam verlaten zult, dan zul je ze als geest zonder meer eeuwig kunnen zien en aanraken -niet slechts deze twee, maar ontelbaar velen."
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat is niet nodig, maar wat je wel nodig hebt, dat is je geheugen, dat ieder ogenblik schijnt te vergeten, dat Ik de Heer ben aan Wie niets onmogelijk is! Blijf daarom bij het gezelschap en geef tijdens het vissen uitleg aan de oude Josa en zijn familie, over de kracht en de macht van God, die ook in de mens is!" - Na deze woorden van Mij trekken beiden zich terug en denken erover na hoe ze zo blind konden zijn, om met zo'n wereldse vraag bij Mij aan te komen. Zelfs Josa zegt tegen hen, dat hij nauwelijks kon begrijpen, hoe ze dat aan Mij hebben kunnen vragen!
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Dat is heel goed, zeg Ik je. Wie Mij niet net als jij heel jaloers liefueeft en Mij in zijn hart niet bijna zonder mededinging alleen wil bezitten, die bezit nog geen echte liefde tot Mij! Als hij die niet heeft, dan bezit hij ook niet de volheid des levens; want in de mens ben Ik het werkelijke leven door de liefde tot Mij in zijn ziel, en deze liefde is Mijn geest in iedere mens.
Hoofdstuk 41: Het wezen van de ware liefde. Aan de zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wie dus de liefde tot Mij opwekt, die wekt zijn door Mij aan hem gegeven geest, en omdat Ik Zelf deze geest ben en moet zijn, omdat er in eeuwigheid geen andere levensgeest buiten Mij bestaat, wekt hij daardoor dus Mij Zelf in hem en is daardoor in het eeuwige leven helemaal ingeboren en kan dan voortaan in der eeuwigheid nooit sterven en nooit vernietigd worden -ook niet door Mijn almacht, omdat hij een is met Mij. Ik kan Mij Zelf ook niet vernietigen omdat Mijn oneindige bestaan zich in der eeuwigheid nooit in het niet-bestaan kan veranderen. Denk daarom dus niet dat jouw liefde tot Mij dóm is, maar zij is juist zoals zij zijn moet! Volhard daarin, dan zul je eeuwig geen dood voelen of smaken!"
Hoofdstuk 41: Het wezen van de ware liefde. Aan de zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Daaruit kun je dan ook heel eenvoudig concluderen dat het verschil tussen Schepper en schepsel in een bepaald opzicht niet zo bijzonder groot is als jij het je voorstelt; want het schepsel is geheel en al de wil van de Schepper, die beslist volkomen goed en waardig is. Als deze vrije wil, die van de Schepper is uitgegaan en Zijn beeld draagt, zelf in zijn vrije persoonlijke bestaan onderkent wat hij eigenlijk is, en daarnaar handelt, is hij aan zijn Schepper gelijk en in het klein volkomen gelijk aan wat de Schepper in het oneindig grote is. Onderkent de door de Schepper vrij gelaten deelwil echter niet wat hij is, dan houdt hij weliswaar niet op datgene te zijn wat hij is, maar hij kan de hoogste bestemming niet eerder bereiken, dan wanneer hij bij zichzelf ontdekt heeft wat hij eigenlijk is.
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Nou, nou, het is alweer in orde, maar houd je in het vervolg terwille van de vreemden aan deze raad, opdat zij in jullie Mijn leerlingen herkennen! -Maar nu gaan wij vissen! Daarbij zullen er ook weer kleine wonderen gebeuren, maar jullie doen dan alsof dat geen wonderen zijn! De vreemden moeten ze zelf ontdekken en beoordelen of het geheel normale of buitengewone daden zijn!"
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Na deze noodzakelijke les klommen de leerlingen snel in de boten, spanden de netten en wierpen ze op vissersmanier in het water en deden de ene trek na de andere, maar de vangst was gering.
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100  ...