10915 resultaten - Pagina 87 van 728
... 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 ...
[3] Maar MARCUS zei: "Ook al ben ik een oude Romein, toch ken ik de ware God beter dan jullie allemaal. Want als jullie God zouden kennen, voorwaar, dan zouden jullie geen levieten en ook geen Farizeeën maar mensen zijn! Maar omdat jullie Hem nu juist niet in het mins; kennen, terwijl jullie je verbeelden Zijn dienaren te zijn, zeg ik: Vervloekt is degene, die zijn broeder in de nood hielp en daarvoor een loon vraagt! Want God laat nooit een goede daad, die wij in Zijn naam gedaan hebben, onbeloond. Maar als Gód ons beloont, Hij die alleen ieder mens werkelijk kan belonen, hoe en waarom zouden wij dan van onze kant nog loon vragen? Daarom zijn jullie echter allemaal slechte dienaars van God; want jullie zeggen dat je God dient, maar nemen van de arme mensen daarvoor een vaak onbetaalbaar loon.Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarom neem ik ook nooit loon aan van een mens, die ik geholpen heb terwijl hij in nood zat. Als ik echter voor mij en mijn gezin gewerkt heb, dan vraag ik wel een passend loon voor mijn moeite en laat mij mijn vissen, die ik naar de markt breng, volgens recht en billijkheid betalen. Als jullie hier dus wat te eten en te drinken wilt hebben, dan zal ik mij daarvoor wel volgens recht en billijkheid laten betalen."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] SOMMIGEN zeggen: "Dat is een Egyptische koningswijn". Anderen denken dat hij uit Perzië komt. Eén meent echter dat het een echte Romeinse wijn moest zijn.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Als men een eerlijk rechter is, met hart en hoofd op de juiste plaats, dan moet men vooraf onderzoeken of iemand van ons vrijwillig of gedwongen een zielig lid van die vereniging werd! Is men een vrijwilliger , dan kan men zeker voor iedere uitgevoerde slechte opdracht van zo'n onaangename club gestraft worden. Is men echter, zoals dat bij ons het geval is, zogezegd met gloeiende ijzers daartoe gedwongen en moet men onder diezelfde dwang de slechte handelingen van de club uitvoeren, dan zou men toch anders behandeld moeten worden dan een vrijwillige slechte ellendeling.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Dit rovers en moordenaarsgezelschap wordt echter op een keer door de straffende arm der gerechtigheid achterhaald en bestraft. Is het dan juist als de jonge man het lot moet delen van hen die hem met gloeiende ijzers tot mederover gemaakt hebben? Zo'n ongelukkige zou men zoveel mogelijk en op alle mogelijke manieren moeten trachten te redden, maar hem niet op 't laatst zonder enig medelijden, net als de werkelijke misdadigers, aan het kruis moeten hangen en hem de benen stukslaan. Men kan gemakkelijk en snel richten en verdoemen, vooral degene die het zwaard in de hand heeft, maar of dat juist is, -is een heel andere vraag!
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[22] Nu zijn we dan levieten en kunnen ons met de beste wil van de wereld nooit meer losmaken van deze brave stand. Ja, wij zouden zelf er wel aan kunnen ontkomen, en als sterke jonge mannen ons bij de soldatenstand van Rome aansluiten, maar dan zouden wij daarmee ook de staf des verderfs over onze ouders en familie gebroken hebben en geen God redt hen dan voor het heerlijke genot van het vervloekte water. Wie dit afschuwelijke gifwater echter te drinken heeft gekregen is altijd nog gestorven, en wel op de schandelijkste en pijnlijkste wijze van de wereld.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Zoals wij van veel kanten gehoord hebben, moet hij werkelijk een buitengewoon mens zijn, vol waarheid, eerlijkheid, goedheid en betrouwbaarheid, -eigenschappen die wij bij iedereen nog boven alles weten te waarderen en te achten. Kortom als wij hem ergens ontmoet en gevonden zouden hebben, dan zou de tempel daarover van ons geen stom woord gehoord hebben, want we kunnen zwijgen als het graf. Ook zouden we nooit geprobeerd hebben hem voor de tempel te winnen, want de tempel en haar laagheden kennen wij als maar weinig anderen. Als wij echter in ons hart ook tot het eigenlijke tempelgespuis zouden behoren, dan zouden wij hier ondanks het beetje genoten wijn niet zo openlijk met u spreken.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De jonge FARIZEEËR zegt: "Doe dat, dan doe je echt een goed werk aan ons! Wees echter zo vriendelijk om mij vooraf te zeggen, wie nu eigenlijk de gasten aan jouw tafel zijn, zodat wij hen de hun toekomende eer kunnen bewijzen! De oude heer moet een heel voornaam Romein zijn of minstens een heel rijke Griek!?"
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Aan de ene kant is zij toch, zoals van oudsher, een voor alle Joden geheiligd bid, offer en zuiveringshuis, en wordt tot op heden door meerdere duizendmaal duizenden in dat opzicht vroom en gelovig geheiligd. Aan de andere kant echter worden nu zoals iedereen maar al te goed weet alle gruwelen der gruwelen daar op een zeer gewetenloze manier begaan, zoals het ergens anders op aarde niet zo licht nog voorkomt. Alleen al uit dat oogpunt zou ik meteen iedere gelofte geheel willen verbreken en vernietigen.
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] We zijn echter in het geheim van plan, afgezien van alles wat onze wereldse verwanten dan terwille van ons te wachten zal staan, om nu de tempel te ontvluchten, want het is er niet meer om uit te houden. Daarom zijn wij ook voornamelijk 's nachts over het water hierheen gekomen, om van hier mogelijkerwijs in Tyrus of Sidon te komen en ons daar bij Cyrenius bekend te maken en hem, omdat hij een van de wijste mannen moet zijn, onze nood voor te leggen. De meesten van ons menen echter, dat wij toch eerst via de zo mogelijk kortste en beste weg naar Jeruzalem moeten gaan om daar te proberen van onze verwanten geld te krijgen voor een voorgewende vrome zakenreis, natuurlijk ten behoeve van de tempel. Daarmee zouden we dan gemakkelijk een reis naar Tyrus en Sidon, of zelfs naar Rome kunnen ondernemen om ons doel te bereiken. Maar ook moeten wij daarvoor goede reispassen zien te krijgen, want zonder die dingen kom je in deze tijd haast niet verder zonder in moeilijkheden te geraken. Zulke passen kosten echter geld.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Wel, het is moeilijk vast te stellen wat het beste gedaan kan worden. Ik voor mij ben voor het 'niet naar huis gaan', vanwege de reeds genoemde redenen en ook nog om een reden, die ik het belangrijkst acht. Als wij namelijk nu vooraf in Jeruzalem nog met een verzonnen tempels vroom smoesje geld halen, zal dat zeker uitkomen en dan treft ons allen onvermijdelijk de ergste tempelvloek met daarbij de vloek van onze familie. Dan is ons geluk in de wereld wel gemaakt, God erbarme zich dan over ons! Als wij echter in het geheim gaan, dan zullen de tempel en onze ouders denken dat we ergens verongelukt zijn. Dan zullen de tempel en onze families treuren en voor ons bidden en ons voor de gehele lange eeuwigheid zegenen. - Wat vindt u ervan, u die een vriend schijnt te zijn van recht en waarheid? Wat is er beter, en wat is nu volkomen rechtvaardig?"
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wanneer de jonge FARIZEEËR dat hoort, schrikt hij eerst behoorlijk en al zijn metgezellen ook, maar hij kalmeert al gauw en zegt: "Hoge gebieder, bent u boos op ons vanwege mijn toespraak van daarnet, die u toch niet zo erg vleiend kon noemen? Maar ik kan er echt niets aan doen, net zoals u er duidelijk niets aan kon doen toen u ons, met door middel van leem dichtgesmeerde ogen en oren, naar Kapérnaum hebt laten vervoeren. Als u ons toen zo gekend zou hebben als nu, dan zou u ons dat niet aangedaan hebben. U hield ons echter voor ordinaire Farizeeën van het minste allooi, en dat verontschuldigt geheel de toenmalige harde behandeling die u ons gaf. Vergeef óns nu echter ook en vooral mij, want u weet nu, wat, hoe en waarom!"
Hoofdstuk 239: Julius vertelt het plan van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Tenslotte bracht er EEN, die nog wat wijn in zijn beker had, als volgt, een dronk uit op de gezondheid van de wijze Nazareeër: "Ook hij, die wij zochten, maar tot onze spijt nergens konden vinden, zal wat ons betreft voor altijd leven, als hij nog ergens leeft en in veiligheid is. WIJ zullen zijn leven, dat een zegen voor de mensen is, in eeuwigheid niet belagen. - Oh, zou hij zich door ons hebben laten vinden dan zouden wij hem over de tempel zulke dingen verteld hebben, dat, als hij er ook nog maar iets van verwachtte, hij net als wij er zeker nooit meer naar zou verlangen! Omdat wij hem echter niet konden vinden, brengen wij hem, de goede lichaams- en zielearts uit Nazareth deze heildronk!"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] ALLEN zeggen luid: " Ja, ja, lief kind uit Genezareth! Vertel het echter liever wat uitgebreider, dan misschien wat te beknopt, tenminste als het je tere borst niet te veel belast!?"
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Hij genas echter niet alleen de lichamen van de mensen, maar ook de zielen en hun inzicht, veegde het blinde bijgeloof uit de harten van de domme en verdwaalde mensen en leerde de onwetenden op een zo heldere en goedbegrijpelijke wijze, dat allen zich dáárover nog meer verwonderden dan over Zijn genezingen door het woord.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)