Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 861 van 1112

...  849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874  ...
[4] Ja, de schoonheid van zo'n hoogbejaard mensenpaar is hier soms zo buitengewoon groot dat, als zij zich ergens op jullie aarde zouden bevinden, zij werkelijk de hardste stenen als was zouden doen smelten.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Kijk, zo blank en glad als een allermooist gedraaide en gepolijste bol, waarop nergens een oneffenheid te zien is die het gevoel voor schoonheid van het oog zou storen, zo blank en glad afgerond is ook overal het lichaam van zo'n vrouw. En er is geen verschil tussen jong en oud, integendeel, hoe ouder hier een vrouw of een man wordt, des te volmaakter ontwikkelen zich hun vormen. Ja, op hoge leeftijd van soms meer dan duizend jaar worden deze mensen zo buitengewoon volmaakt mooi, dat hun ware etherische zielenschoonheid niet meer door de kracht of de macht van het woord kan worden uitgebeeld.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Zo blijft echter ook dezelfde ordening tussen de veelsoortige dingen en schepselen in de onmetelijke scheppingsgebieden van de Heer bestaan. Ze zijn er allemaal voor elkaar en dienen elkaar voor een en hetzelfde levensdoel; alleen moeten ze zich niet zelf verplaatsen en niet onderling van plaats wisselen, willen ze elkaar niet wederkerig te gronde richten, hetgeen door een wanordelijke of ontijdige liefde kan gebeuren.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Jullie kunnen je er echter spoedig van overtuigen dat het er hier buitengewoon levendig toegaat. We zullen door de ons bekende handeling het hout op het altaar laten branden, waarna de ruimten van dit wijd uitgestrekte plateau zich weldra vanuit alle kanten zullen beginnen te vullen.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Want jullie zullen op aarde niet licht een plaats aantreffen die dichter bevolkt is dan deze waarop we ons nu bevinden. En jullie kunnen rustig aannemen dat zich in dit gebouw meer dan tien miljoen mensen ophouden, want van de grootte van dit gebouw hebben jullie vanuit de verte al een beetje een idee gekregen.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Bovendien hebben jullie soortgelijke verhoudingen al op jullie aarde. Ga maar eens van het ene land naar het andere, van het ene werelddeel naar het andere en van het ene eiland naar het andere, dan zullen jullie daar al zulke aanzienlijke verschillen in levensomstandigheden aantreffen dat jullie je daarover niet genoeg kunnen verbazen. Als jullie daarbij nog in aanmerking nemen dat er zich in alle elementen nog talloze levende wezens bevinden, dan zal het jullie nog duidelijker worden dat het leven zich onder de meest verschillende uiterlijke omstandigheden kan manifesteren en instandhouden. Als dat bij jullie op aarde in materieel opzicht al duidelijk merkbaar is, hoeveel meer zal zo'n regel dan op andere hemellichamen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Jullie zeggen nu: als dat het geval is, vraagt men zich toch af uit welke materie het lichaam van deze mensen bestaat, dat dit kan blijven bestaan in zo'n eindeloos en onberekenbaar allermachtigste overvloed van licht? Wij op aarde weten immers dat in een stralenbundel van de zon, die door de werking van een holle spiegel op één punt geconcentreerd wordt, zelfs de diamant niet bestaan kan, maar al spoedig vervluchtigt; toch is zo'n stralenbrandpunt slechts een minimaal deeltje van de totale lichtsterkte van de zon. Hier echter zou één enkele, niet veel grotere mens dan wij, zo'n intensieve lichtmassa in en om zich heen hebben, dat hij daarmee een hele planetaire zon met al haar planeten in haar wijd uitgestrekte gebieden van een volkomen toereikende lichtsterkte zou kunnen voorzien.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] En kijk eens verder! Scharen van ernstige maar blijmoedige mensen komen reeds uit de honderden poortjes toestromen en haasten zich hierheen. Kijk toch eens naar die prachtige mensen; hoe onbeschrijflijk mooi zijn hun vormen en welk een zachtheid en harmonische innemendheid is er in al hun lichaamsdelen! De man onderscheidt zich slechts van de vrouw door een bescheiden baard en door de platte borst; voor het overige is hij eveneens heel zacht en teder, maar zijn gestalte als geheel is volkomen manlijk. Zijn hele kleding bestaat, zoals jullie zien, enkel uit een hemd dat tot even onder de knie reikt. Het hemd van de man is lichtblauw van kleur en heeft een glans zoals bij jullie de veren om de hals van een pauw. De vrouw draagt slechts een rozerode schort rond haar heupen, die tot aan haar kuiten reikt, zodat dit schort haar buik en ook haar dijen en zitvlak bedekt. Haar bovenlichaam is gedeeltelijk vrij en wordt slechts door het overvloedige lichtgoudglanzende haar bedekt.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Waarlijk, dit hoofdgebouw is in zijn totale omvang zo grandioos en verheven mooi, dat wij ons niet kunnen voorstellen dat het mensenwerk is. Want het is toch slechts voor God mogelijk om zoiets te bouwen, terwijl schepselen daartoe toch nauwelijks in staat lijken. Als het werkelijk door schepselen van deze wereld gebouwd zou zijn, dan moeten zij ten eerste reuzenkracht bezitten, ten tweede een uithoudingsvermogen en een moed hebben waarvan een menselijke geest zich nog geen begrip kan vormen en ten derde moet hun volmaakte voorstellingsvermogen op esthetisch gebied zo wijs zijn dat men zich daarboven helemaal niets meer kan voorstellen. En toch is er van al deze wonderbaarlijke mensen hier buiten niets te ontdekken. Waarom eigenlijk niet?
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Maar kijk nu nog eens naar het midden van dit grote open terras. Daar verheft zich nog een machtig groot zuilenrondeel dat aan de bovenkant met een donkerrood stralende kroon is bedekt. Deze kroon wordt gedragen door dertig zuilen, die twee klafter van elkaar af staan. In het midden van dit zuilenrondeel ontdekken jullie een karmijnrood altaar, waarop het ons bekende dwars over elkaar gestapelde hout ligt. Daarheen zullen we ons ook meteen begeven, en goed opletten wat zich op deze prachtige open vlakte nog allemaal zal afspelen. Tevens maak ik jullie er ook nog op attent dat juist dit geweldige zuilenrondeel, waarvan de zuilen een helder lichtblauwe kleur hebben, de twaalfde verdieping van dit gebouw vormt, die jullie tot nu toe gemist hebben en vanuit de verte hebben gezien. Nu we op deze plek klaar zijn, begeven we ons dadelijk naar het rondeel en wachten daar af wat zich voor onze ogen zal afspelen. - Daar gaan we dan.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Wie deze roep niet opvolgt als mijn broeders, de apostelen, die zoals jullie weten, de Heer na de eerste oproep zijn gevolgd, die moet het zich dan ook laten welgevallen dat de Heer precies zo met hem zal sollen als de geroepene dat met de Heer pleegt te doen. Daaruit kunnen we het volgende in een heel korte regel samenvatten:
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Jullie weten dat het voortschrijden van de geest niet bestaat uit het alsmaar wijzer worden, maar enkel en alleen uit het steeds meer vervuld worden van liefde voor de Heer, en uit deze steeds grotere rijkdom aan liefde groeien alle andere volmaaktheden en bekwaamheden van de geest zonder meer op. Als dat helder en begrijpelijk is, dan is de vraag: hoe moet de mens het aanleggen om zo vlug mogelijk een overvloed aan liefde voor de Heer te verkrijgen? Want het is toch bekend dat een heleboel mensen zich echt veel aan de Heer gelegen laten liggen. Vraagt men hun echter naar hun geestelijke vervolmaking, dan zeggen ze:
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Wat de voor jullie zo wonderbaarlijk lijkende chaotische vormenwisseling in de zuilen betreft, dat betekent het veranderlijke van het menselijke gemoed dat zich binnen deze wetten bevindt. Vanwaar komt dan die voortdurende golvende chaotische vormenwisseling in deze zuilen? Wat is wel de oorzaak van zo'n verschijnsel?
Hoofdstuk 53: Liefde tot de Heer en van daaruit tot de naaste leidt tot de volmaaktheid van het leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Maar kijk, helemaal aan het eind van de straat staat een heel onooglijk kroegje, waarin een armelijke familie gehuisvest is. Daar zullen we binnengaan en zien hoe daar de kunst wordt beoefend, omdat ook een kind van deze armelijke vader muziek studeert. Welnu, deze knaap heeft vandaag al minstens acht uur gestudeerd; maar 's avond wil de vader hem om gezondheidsredenen meenemen voor een kleine wandeling. Kijk nu eens naar die jongen, hoe hij zijn instrument aan het hart drukt en het liefkoost alsof het zijn beste levensgezel was. Slechts met veel moeite en overredingskracht van de vader kan onze kunstbroeder zich met tranen in de ogen van zijn lieveling losmaken terwijl hij zegt: mijn dierbaarste kleinood, ik kom gauw, ja heel gauw weer bij je terug! Ik vraag nu: zal hij een kunstenaar worden? Luister maar eens naar de tonen die hij na korte tijd al geleerd heeft aan zijn instrument te ontlokken en jullie zullen zeggen: ach, dat zijn wonderbare tonen! Men zou zeggen dat ze van bovenaardse ruimten komen. Ja, ja, mijn lieve vrienden en broeders, deze jongeman wordt zeker een groot kunstenaar, want hij heeft wel de juiste leermeester in zich en deze leert hem, alles aan de kunst op te offeren en nergens een grotere vreugde in te vinden dan juist in zijn muziekstudie.
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Kijk, daar ligt een straatje met zo'n honderd huizen; daar wonen op z'n minst duizend jongelui die muziek studeren. Laten we bij nummer 1 binnengaan. Kijk, daar ligt de leerling nog heerlijk te slapen en dat nog wel een aardig stuk van zijn instrument verwijderd; zal hij wel een kunstenaar worden? Ik denk dat men met slapen de kunst niet leert! Gaan we huis nummer 2 binnen. Kijk, de leerling daar kleedt zich juist aan om van de mooie dag te profiteren en een uitstapje naar het platteland te maken, iets waar hij veel van houdt. Wordt hij wel een kunstenaar? Ik denk dat men op straat, op het veld of in het bos de kunst niet leert. Gaan we huis nummer 3 binnen. Kijk, daar zit toch werkelijk een leerling met zijn instrument en oefent geeuwend zijn opgaven. Zal hij misschien een kunstenaar worden? Ik denk dat voor de kunst een geeuwende ijver te gering is.
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  849 - 850 - 851 - 852 - 853 - 854 - 855 - 856 - 857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874  ...