Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 869 van 1088

...  857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882  ...
[22] En zie nu, juist om die reden is ook de huid van deze mensen zo onuitsprekelijk zacht en zijn hun vormen zo volmaakt mogelijk afgerond. Daardoor wordt het op hen vallende licht vlug teruggeworpen, zodat het onmogelijk vernietigend op hen kan inwerken, evenmin als het van de holle spiegel uitstralende licht op de holle spiegel zelf vernietigend kan inwerken, omdat het door zijn sterk glanzende, gepolijste oppervlak wordt teruggeworpen. Wel moet zich het glanzende oppervlak van een lichaam richten naar de graad van de op hem vallende lichtsterkte.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] De zon zelf is echter ook een dichte materiƫle, weliswaar immens grote klomp. Hoe is het dan mogelijk dat deze klomp niet onmiddellijk door de oneindig sterk oplosbare kracht vernietigd wordt? Kijk, waarom de zon zelf heel goed kan bestaan en ook andere wezens op haar, vinden jullie uitgebreid uitgelegd in de eerste inleiding tot de zon, die jullie door de Heer Zelf is meegedeeld. Ik zeg jullie dus hier alleen nog dat het licht van een stralend lichaam altijd naar buiten, maar nooit naar het stralende lichaam terug met zo'n vernietigende kracht werkzaam is.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Een nog grotere vraag zou zijn: te oordelen naar het oplossend vermogen van de lichtsterkte van een brandpunt uit een holle spiegel, moet de zon op haar etherische lichtoppervlak wel zo'n buitengewoon oplossende kracht bezitten, dat een nog veel groter hemellichaam dan jullie aarde, ogenblikkelijk als een waterdruppel op witgloeiend ijzer zou verdampen, zodra het zo'n glanzend zonnelichtoppervlak slechts tot op zo'n ettelijke duizend mijlen zou naderen.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Dat is ook noodzakelijk, want zouden de lagere, onvolmaaktere geesten de hogere, volmaaktere kunnen zien, dan zouden ze daardoor in hun vrijheid belemmerd worden. De volmaaktere echter moeten de onvolmaaktere kunnen zien, opdat zij deze altijd naar behoren kunnen beschermen.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Zulke verhoudingen zijn er ook in het werkelijke geestenrijk, waar geesten zijn die buitengewoon traag en duister zijn en daarom hun leven ook slechts in de dichtste, binnenste delen van de aarde kunnen slijten. Dan zijn er geesten die wat lichter zijn en daarom dan ook de hogere delen van de aarde evenals de wateren bewonen, waar zij huishouden en hun leven slijten. Dan zijn er geesten die in de onderste luchtregionen leven en daar hun gang gaan. Verder zijn er geesten, natuurlijk weer volmaakter van aard, die de hogere, meer zuivere luchtregionen, zo ongeveer vanaf de gletsjers bewonen. Dan zijn er nog geesten die de eerste regionen van de ether bewonen en dan geesten die de hoogste en meest vrije etherregionen en de uitgestrekte vrije ruimten tussen de hemellichamen bewonen, en tenslotte zijn er de allervolmaaktste geesten die de hoogste sferen van de zonnen, het eeuwige licht, bewonen. De geesten van beneden naar boven kunnen elkaar niet zien, of duidelijker gezegd: de geesten van een lagere trap kunnen die van een hogere trap niet zien, maar wel is het omgekeerde mogelijk en volgens de ordening ook gangbaar.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Bovendien hebben jullie soortgelijke verhoudingen al op jullie aarde. Ga maar eens van het ene land naar het andere, van het ene werelddeel naar het andere en van het ene eiland naar het andere, dan zullen jullie daar al zulke aanzienlijke verschillen in levensomstandigheden aantreffen dat jullie je daarover niet genoeg kunnen verbazen. Als jullie daarbij nog in aanmerking nemen dat er zich in alle elementen nog talloze levende wezens bevinden, dan zal het jullie nog duidelijker worden dat het leven zich onder de meest verschillende uiterlijke omstandigheden kan manifesteren en instandhouden. Als dat bij jullie op aarde in materieel opzicht al duidelijk merkbaar is, hoeveel meer zal zo'n regel dan op andere hemellichamen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Lieve vrienden en broeders, als jullie hier op deze zon naar zuiver aardse begrippen en verhoudingen oordelen, dan zullen jullie waarschijnlijk nooit tot een goed resultaat komen; maar als jullie de volgende stelregel in acht nemen en zeggen: elke wereld en elke zon heeft haar karakteristieke wetten waaronder zij kan bestaan, dan komen jullie al beduidend dichter bij de waarheid en de grondoorzaak van zo'n bestaan in het licht.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Nu raak ik met mijn vinger het altaar aan. Kijk, het hout heeft vlam gevat en kijk nu eens naar buiten, waar de poortjes beginnen open te gaan.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Maar 's zomers moet de vegetatie het oppervlak van de aarde met bonte kleuren bedekken. Door deze wijze voorziening wordt het werkzaamste deel van de intensieve zonnestraal geabsorbeerd en alleen het milde deel ervan kaatst vanaf het bontgekleurde aardoppervlak weer terug. Jullie zouden ook een soortgelijk fenomeen kunstmatig in het klein kunnen uitproberen en daarvoor reik ik jullie het volgende aan:
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Hoe meer werelds gedoe, des te minder geestelijke vooruitgang; hoe minder werelds gedoe, des te vlugger de voortgang van de geest. Zonder enig werelds gedoe kan echter uit ieder mens een Cornelius groeien. Meer hebben jullie niet nodig; open daarom het poortje en klim naar de lichte, vrije ruimte!
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] En kijk eens verder! Scharen van ernstige maar blijmoedige mensen komen reeds uit de honderden poortjes toestromen en haasten zich hierheen. Kijk toch eens naar die prachtige mensen; hoe onbeschrijflijk mooi zijn hun vormen en welk een zachtheid en harmonische innemendheid is er in al hun lichaamsdelen! De man onderscheidt zich slechts van de vrouw door een bescheiden baard en door de platte borst; voor het overige is hij eveneens heel zacht en teder, maar zijn gestalte als geheel is volkomen manlijk. Zijn hele kleding bestaat, zoals jullie zien, enkel uit een hemd dat tot even onder de knie reikt. Het hemd van de man is lichtblauw van kleur en heeft een glans zoals bij jullie de veren om de hals van een pauw. De vrouw draagt slechts een rozerode schort rond haar heupen, die tot aan haar kuiten reikt, zodat dit schort haar buik en ook haar dijen en zitvlak bedekt. Haar bovenlichaam is gedeeltelijk vrij en wordt slechts door het overvloedige lichtgoudglanzende haar bedekt.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Bovendien is het vooral hier noodzakelijk dat jullie deze bijzonder mooie mensen niet te zien krijgen voordat jullie aan de zo verheven dingen die van allerdiepste betekenis zijn, enigszins gewend zijn geraakt. Want zouden wij dadelijk met deze wonderbaarlijk mooie mensen in contact treden voordat jullie alle andere belangrijke zaken hebben aanschouwd en op een voor jullie zinvolle manier hebben bekeken, dan zouden jullie door deze mensen zo in vervoering raken dat jullie niets meer om alle andere, nog zo verheven mooie en betekenisvolle zaken zouden geven! Om juist die reden moet ik jullie dan ook naar een plaats brengen op een tijdstip dat de bewoners daar gewend zijn een rustperiode te houden.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Maar kijk nu nog eens naar het midden van dit grote open terras. Daar verheft zich nog een machtig groot zuilenrondeel dat aan de bovenkant met een donkerrood stralende kroon is bedekt. Deze kroon wordt gedragen door dertig zuilen, die twee klafter van elkaar af staan. In het midden van dit zuilenrondeel ontdekken jullie een karmijnrood altaar, waarop het ons bekende dwars over elkaar gestapelde hout ligt. Daarheen zullen we ons ook meteen begeven, en goed opletten wat zich op deze prachtige open vlakte nog allemaal zal afspelen. Tevens maak ik jullie er ook nog op attent dat juist dit geweldige zuilenrondeel, waarvan de zuilen een helder lichtblauwe kleur hebben, de twaalfde verdieping van dit gebouw vormt, die jullie tot nu toe gemist hebben en vanuit de verte hebben gezien. Nu we op deze plek klaar zijn, begeven we ons dadelijk naar het rondeel en wachten daar af wat zich voor onze ogen zal afspelen. - Daar gaan we dan.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Plaats 's nachts midden op een tafel een heel fel schijnende lamp. Wanneer jullie naar deze ene lamp kijken, zal haar licht pijn doen aan jullie ogen. Maar als jullie wat meer lampen om de witvlammende heen zetten en jullie plaatsen over hun witte vlammen verschillend gekleurde glazen cilinders, dan zullen jullie licht van allerlei kleuren krijgen, dat wil zeggen dat elk van de lampen die rondom de witvlammende staan een anders gekleurd licht zal uitstralen. Maar welk effect zal dat hebben? Het effect is, dat jullie zonder enig probleem in het licht van de witte lamp in het midden kunnen kijken, waarbij het jullie zal voorkomen alsof het in jullie kamer bij het branden van minstens tien lampen donkerder is geworden dan eerst bij het branden van die ene witte lamp. Dat dit juist is, toont jullie dagelijks de hele natuur, zoals ook de daaruit geputte ervaring dat doet op de manier zoals ik jullie zo-even verteld heb.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Kijk, als bij jullie in de zomer alle vegetatie in het wit tevoorschijn zou komen en wel zo wit als de sneeuw in de winter, dan kan ik jullie stellig verzekeren dat jullie overdag niet naar buiten zouden kunnen gaan zonder binnen korte tijd door de buitengewone sterkte van het licht totaal te smelten en op te lossen, want de stralen van de zon vallen tijdens de zomer te intensief op het oppervlak van dat deel van de aarde dat jullie bewonen. Maar in de winter heeft de witte kleur een goede uitwerking, want zonder deze kleur zou het licht te weinig effect hebben en na verloop van tijd zou de kou zo zeer toenemen, dat jullie het onmogelijk in de buitenlucht zouden kunnen uithouden. De witte kleur van de sneeuw echter werpt het licht weer terug en zo wordt de lucht achteraf opgewarmd.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  857 - 858 - 859 - 860 - 861 - 862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882  ...