Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 88 van 120

...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...
[4] Want niemand komt meteen in de hemel of in de hel, tenzij, in het eerste geval, iemand al op aarde vanuit de zuivere liefde tot de Heer volkomen wedergeboren zou zijn, of, in het tweede geval, een verstokte booswicht tegen de Heilige Geest zou zijn. In het eerste geval zou dus de hemel rechtstreeks in het middenrijk, te verwachten zijn, in het tweede geval echter onmiddellijk de onderste hel. In het eerste geval de hemel omdat zo iemand de hoogste volmaaktheid reeds in zich draagt en in het tweede geval de hel omdat zo iemand al het hemelse is kwijtgeraakt. Maar dat is slechts een zijdelingse opmerking die niet ter zake doet. Daarom zullen we daarbij ook niet langer stilstaan, maar dadelijk onze blikken richten op hetgeen onze leerlingen te doen krijgen en kijken waar dat gebeurt.
Hoofdstuk 120: Verdere ontwikkeling van de leerlingen in het hiernamaals. Het middenrijk (Hades) - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Komen zij misschien zogezegd vanuit de hel terug in de hemel? Dat is zeer aards uitgedrukt, want deze leerlingen komen eigenlijk nooit in de hel, maar slechts in een toestand, waarbij ze de hel in hun eigen sfeer beschouwen. Er is niets anders nodig dan een terechte afschuw van de negatieve of helse toestand en onze leerlingen zijn weer in hun eigenlijke, positieve hemelse sfeer. Aangezien de hemel niet alleen maar door kennis en inzicht verkregen kan worden, noch door een kloosterachtige passieve liefde middels gebed en verering, maar enkel door werken van liefde, die een vruchtbare weldaad voor de naaste als grondslag hebben, moeten onze leerlingen, om de ware hemel te bereiken, nu dan ook zonder meer tot een serieuze werkzame toestand overgaan.
Hoofdstuk 120: Verdere ontwikkeling van de leerlingen in het hiernamaals. Het middenrijk (Hades) - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Dat is juist, en iedereen ziet de mogelijkheid daarvan in; maar het is zeker dat niet iedereen begrijpt op welke manier onze schilder het mooie landschap vanuit zijn fantasie op de wanden heeft aangebracht. Nu is de vraag: hoe en op welke manier heeft deze schilder het landschap vanuit zijn fantasie op de muur aangebracht? Kijk, dat is een belangrijk levensproces en dat houdt heel veel in. Daarom zullen we het ook wat nader toelichten. We hebben bij het beschouwen van onze centrale zon zo duidelijk mogelijk geleerd en doorzien wat er allemaal in de geest van de mens voorhanden is. Zou het niet in de menselijke geest voorhanden zijn, hoe zou hij zich dan ooit een idee kunnen vormen en zich een voorstelling kunnen maken van iets, dat geen sterfelijk oog ooit heeft gezien?
Hoofdstuk 119: De geest, schepper van zijn eigen wereld - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Hoe gemakkelijk zijn zij van elkaar te onderscheiden, ja gemakkelijker dan de nacht van de dag. Wie bij zichzelf duidelijk wil ervaren of hij tot de hel of tot de hemel behoort, moet zijn gemoed zorgvuldig ondervragen. Zegt dit vanuit zijn wezenlijke neiging en liefde voortdurend: dit is van mij en dat is ook van mij, en dit wil ik hebben en dat wil ik ook nog, deze vis is van mij en die andere wil ik ook nog vangen, geef mij alles, want ik zou graag alles willen hebben, ja ik moet alles hebben, - dan is, waar het gemoed zich zo laat horen, de hel nog de overheersende pool.
Hoofdstuk 118: Hemelse en helse principes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Uit louter wraak overschrijdt de jongedame al gauw alle grenzen van het schaamtegevoel en wordt behaagziek. Komt de oude minnaar niet met hangende pootjes terug, zoals zij verlangt, dan wordt ze vanuit datzelfde wraakgevoel een hoer, waarop de minnaar het laatste restje van zijn vroegere gevoelens uit zijn hart verbant. En heeft onze vroegere zedige jongedame de zoete prikkel van de wellust geproefd, dan brengt haar, zogezegd, geen God meer op het pad van de deugd terug. Wordt ze daardoor ongelukkig, dan schuift ze met een hart vol wrok meestal alle schuld af op die eerste minnaar, die haar bedoelingen en haar eerdere deugd schandelijk zou hebben miskend.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Haar minnaar echter, die dit niet begrijpt, neemt de zaak vanuit een heel ander gezichtspunt op. Al gauw wordt hij somber en wendt zijn ogen af van de plaats waar zijn geliefde zich het hof laat maken. Werpt hij ook af en toe nog een steelse blik naar de noodlottige plaats, dan is deze blik reeds vervuld van brandende jaloezie.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Maar dat verandert in wezen niets aan de zaak, want vanuit zijn begeerte heeft hij toch gezondigd. Laten we eens aannemen dat zo'n zinnelijk persoon een vermogen heeft dat toereikend is om zich daarmee nagenoeg al het genot waar hij zin in heeft, kan verschaffen. Wat doet hij? Hij reist allerlei landen af om zich daar verschillende, bijzondere genoegens te verschaffen, want in zijn eigen woonplaats smaakt hem niets meer omdat hij immers van al het voor hem bereikbare heeft genoten, maar alles waarvoor hij zogezegd nog een passie voelt, ondanks zijn grote vermogen, niet kan bereiken.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] En zo leeft de geest altijd alleen vanuit zijn eigen levensprincipes en in zijn eigen levensomstandigheden, waaraan het lichaam evenmin iets kan veranderen als het dode gereedschap aan het werk van de handwerksman.
Hoofdstuk 111: Lichaam, geest, levensbeginsel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Wanneer men echter de eigenlijke, ware hel nauwkeurig wil waarnemen, dan moet men beginnen bij de indrukken die het eerst in het oog springen en vanuit dat gezichtspunt door middel van een geestelijke wending dan ook overeenstemmende conclusies trekken voor het geestelijke. Maar wil men dat, dan moet men vooraf als onveranderlijk, vaststaand feit aannemen en begrijpen dat de levensomstandigheden en de weerslag daarvan, onder een en dezelfde eeuwig onveranderlijke Heer, steeds hetzelfde zijn. Met andere woorden:
Hoofdstuk 111: Lichaam, geest, levensbeginsel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Maar zoals iemand die in de geheime grondbeginselen van de staatsinrichting is ingewijd, met groot gemak de oorzaak van alle onder het volk in omloop zijnde begrippen zal doorzien, zo zal ook degene die de ware aard van dit oord, dat hel wordt genoemd, vanuit de Heer kent, de oorzaak van alle andere dwaze ideeën daarover begrijpen.
Hoofdstuk 110: Ieder mens draagt overeenkomstig zijn persoonlijkheid zowel de hemel als de hel in zich - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Volgens de onveranderlijke, eeuwige goddelijke ordening kan dus het allerkleinste naast het allergrootste bestaan. Wanneer dientengevolge de kleinste levenspotentie in haar geestelijke sfeer beseft dat zij niet gedood en niet vernietigd kan worden, dan heeft zij ook geen angst meer voor de allerhoogste levenspotentie. En dit bewustzijn bezorgt dan de laagste levenspotentie een gevoel van heerszucht waarin ze zegt: ik ben voor de opperste levenspotentie, die zich als godheid ziet, zo noodzakelijk en onontbeerlijk dat zij zonder mij niet kan bestaan. Als wij, als verscheidene, ja talloos vele lage levenspotenties, ons tot één geheel verenigen, dan kunnen we vanuit het centrum werken en de vermeende opperste potentie tot de laagste maken. Deze kan ons dan evengoed aanbidden, net als zij dat nu van ons verlangt. Als men mogelijkerwijs het binnenste van een wereld naar buiten kan keren, dan moet dat ook met ons, levenskrachten, het geval kunnen zijn. Als wij, lage potenties, ons verenigen en naar buiten toe grote beroering veroorzaken, dan ligt de godheid als lage levenspotentie aan onze voeten.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Menigeen zou nu kunnen vragen: hoe kan men nu denken en voor mogelijk houden dat een of andere, in hoogste mate ondergeschikte levenskracht vanuit de sfeer van haar bewustzijn tegen een oneindige, absoluut volmaakte levenspotentie in opstand kan komen; want de lage levenspotentie moet er toch zeker iets van weten en er zich van bewust zijn dat een minimum aan levenskracht zich nooit staande kan houden tegenover het oneindige en dat er van een overwinning toch eeuwig geen sprake kan zijn! Goed, zeg ik, die tegenwerping klinkt niet slecht, maar berust nog in grote mate op onwetendheid. In een uitzonderlijk geval kan men haar wel bij benadering aanduiden, maar aangezien er in het zuivere geestenrijk geen hypothesen en dus ook geen benaderingen bestaan, maar slechts waarheden, kan ze dus ook geen volledig antwoord waardig zijn.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Uit deze steeds grotere vordering, die haar oorzaak vindt in de steeds grotere ontevredenheid, gaat dan de zo steeds meer wakker geworden geest over in een op wraak zinnend gevoel van zelfgenoegdoening. In dit gevoel wordt hij steeds meer een 'verachter van God' (duivel). Hij ziet ook steeds meer in, dat hij niet vernietigd kan worden en sterkt zich met het idee dat de geest zich door de intensivering van zijn denkbeelden en de verhoging van zijn eisen tot in het oneindige kan versterken. Vanuit dit gevoel ontstaat dan zelfs het satanische idee dat de godheid voor de steeds groeiende macht van zulke geesten bang zou zijn, zich daarom zou verbergen en haar machtige vijanden door bepaalde vreesachtige en zwakke spionagegeesten heimelijk in hun doen en laten zou laten bespieden. Als de situatie bedenkelijk wordt, dan zou de godheid zich weer verder terugtrekken en proberen om zich op alle mogelijke manieren tegen een overmachtige aanval van zulke krachtige geesten te beschermen.
Hoofdstuk 107: In de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Ik zeg echter: als men de zaak vanuit dit standpunt beschouwt, dan doet men niets anders dan het plegen van hoogverraad ten opzichte van zijn eigen inzichten en men geeft daardoor te kennen dat men met de innerlijke wijsheid nog nooit iets van doen heeft gehad. Daarom zullen we meteen een tegenvoorbeeld geven waaruit duidelijk zal blijken dat het gevolg en de eigenlijke oorzaak van de handeling er heel verschillend uitzien.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Dat er achter dit inzicht nog een derde, en achter de derde nog een vierde ligt, moet duidelijk zijn voor iedereen die weet dat het doel dat met elk kwaad bereikt wordt, bepaalde gevolgen met zich meebrengt en dat pas in dit doel de grond- of hoofdoorzaak van het kwaad te onderkennen valt. Als iemand namelijk de gevolgen van de zonde niet heeft gezien en de oorzaak van de zonde niet volledig onderkent, dan is hij nog steeds niet zo vrij en standvastig om voldoende afkeer van de zonde te hebben. Heeft hij echter ingezien dat het gevolg het resultaat van een onveranderlijke wetmatigheid is en heeft hij de reeds daarin verborgen oorzaak onderkent, dan pas wordt hij vanuit zijn vrije inzicht en zijn vrije wil een volkomen standvastige tegenstander van al het kwaad.
Hoofdstuk 106: Wezen en gevolgen van het kwaad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...