Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 88 van 263

...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...
[6] Daar waren de twee anderen het mee eens, en de magiër kwam weer naar Mij toe en zei: 'O beste, wijze man, omdat ik uit uw woorden begrepen heb dat u zeer wijs bent, kon ik de innerlijke drang van mijn hart niet langer weerstaan, u met nog een vraag lastig te vallen; want u zei immers dat de liefde weer liefde opwekt en ik maak daaruit op dat u ons liefheeft' en uw liefde voor ons heeft dan ook zeker onze innige liefde voor u opgewekt, omdat wij u anders niet zo konden liefhebben als wij u liefhebben! Als u ons echter liefheeft zoals ook wij u liefhebben, zult u niet boos op ons worden, als ik u nog met een kleine vraag lastig val?!'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Wij zijn dan ook spoedig naar het westen getrokken, wat met veel moeite en gevaar gepaard ging, en na lang zoeken hebben we jullie gevonden, die ons de weg om de innerlijke wijsheid te verkrijgen, al veel duidelijker omschreven hebben. Als we de reis naar het westen nog verder voortzetten, kunnen we door onze inspanningen de wijsheid in het innerlijk van de mens misschien wel helemaal vinden en ook in ons zelf bereiken.
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Een tweede magiër zei: 'Verstandig inkleden zou juist zijn, als we dat ook maar konden! Wat willen wij dan met al ons blinde verstand? Lang voordat wij iets verstandigs bedacht hebben, weten deze wijzen er al van. Ik vind echter dat het voor ons nu het verstandigst zou zijn, als wij genoegen namen met wat we tot nu toe te horen hebben gekregen, en het verdere aan hun welwillendheid overlaten; want met dwang zullen we niet zo veel van hen te horen krijgen. En bovendien zie ik nu zelf al heel duidelijk in, dat wij nog lang niet rijp zijn voor hogere en diepere waarheden over het enige en enig ware Goddelijke Wezen en over het innerlijke geestelijke leven van de mens.
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Maar we kunnen hun wel vragen of zij ons de kortst mogelijke weg willen wijzen om het innerlijke waarheids en levenslicht te kunnen verkrijgen. Want wij weten immers uit eigen ervaring dat een mens door eigen denken en zoeken ook grote bekwaamheden kan verwerven; maar met de hulp van een wijze en zeer ervaren leider zal hij zekerder en eerder allerlei kennis en bekwaamheden verkrijgen. Daarom denk ik ook dat hier een korte, maar grondige aanwijzing zinvoller is dan een aantalonnodige vragen, waarop de antwoorden, al zijn die nog zo goed en waar, ons weinig kunnen helpen, omdat wij die niet begrijpen. We kunnen zelfs niet vragen wat we nodig hebben, omdat wij onszelf niet kennen en dus ook niet weten wat ons werkelijk ontbreekt. Deze wijzen weten dat beslist beter dan wij, en daarom ben ik van mening dat wij dat aan hun veel wijzere inzicht moeten overlaten.'
Hoofdstuk 118: De taak van de Messias. Het overleg van de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Wanneer zij daar een zekere vastheid in heeft bereikt, kan zij in een nog betere toestand overgaan, die zij echter niet als loon mag zien voor haar verbetering, maar als een heel natuurlijk gevolg van haar innerlijke orde. Want als een op deze wijze heel ongemerkt beter geworden ziel zou merken, dat haar verbeterde toestand haar door Mij als loon voor haar innerlijke moeite werd gegeven, zoals het naar waarheid ook is, dan zou de oude zelfzucht al gauw weer in haar ontwaken. Zij zou daarom nog meer haar best gaan doen om beter en lichter te worden, maar alleen maar om snel nog meer beloond te worden, maar niet om terwille van het goede, reiner en beter te worden.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[21] Omdat het woord voor jullie als het grootste teken van Mijn goddelijke zending geldt, moeten jullie ook bij het woord blijven en ernaar handelen, dan zullen jullie leven! Ik bedoel geen tijdelijk, maar een eeuwig leven van jullie zielen. - Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 122: De magiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De magiër zei: 'O Heer, wat bedoelt U daarmee? Zullen er steeds veel geroepenen zijn, maar weinig uitverkorenen?! Dat klinkt als een woord uit Uw goddelijke mond dat voor het toekomstige heil van de mensen niet erg opwekkend is, als je het neemt zoals het gezegd is; want ik versta onder de weinige uitverkorenen die mensen, voor wie het ware levenslicht voortdurend helder zal schijnen en onder de vele geroepenen alle mensen, die weliswaar ook naar het licht moeten komen, maar door allerlei omstandigheden en oorzaken verhinderd worden en dus net als onze landgenoten nooit tot het ware licht zullen komen.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De magiër zei: 'Ik begrijp het, o Heer; maar het verwondert mij dat de kinderen van dit land U niet herkennen, terwijl wij vreemdelingen U toch heel gemakkelijk en vlug herkend hebben! U zult voor de kinderen van dit land zeker al grote tekenen verricht hebben, - en toch herkenden zij U niet?! O, mijn domste landgenoten zouden beslist niet zo blind zijn! Bij velen zou, net als bij ons, Uw woord alleen al voldoende geweest zijn! En als onze hogepriester zo'n teken te zien zou krijgen, als Uw dienaar er enkele verricht heeft, dan zou ook hij dit licht aangenomen hebben, hoewel hij het waarschijnlijk nooit aan het volk zou hebben doorgegeven; want het volk kent reeds sinds onheuglijke tijden niets anders dan zijn blinde geloof en is daarom wellicht niet in staat zo'n licht te aanvaarden. Maar dat is niet de schuld van ons, maar van de tijd en een groot aantal van onze zeer zelfzuchtige voorgangers. Kortom, de blindheid van ons volk is te verklaren doordat er in hun midden waarschijnlijk nooit zo'n licht heeft geschenen; maar de blindheid van het volk hier is onverklaarbaar, want het heeft de zon hoog in het zenit staan, maar verkiest de duisternis, zoals die alleen in de diepe grotten in de bergen der aarde aangetroffen wordt.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] En zo moeten er ook in de sfeer van de kennis van het innerlijke levenslicht een aantal speciaal uitverkorenen zijn, die de vele geroepenen het ware levenslicht tonen, en de geroepenen moeten dan luisteren, geloven en handelen naar wat door de uitverkoren bezitters van het licht geleerd wordt.
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Wie nu weet en gelooft dat Ik de beloofde Messias ben, moet ook doen wat Ik leer, geleerd heb en verder nog leren zal, anders is hij Mij niet waardig en zal Ik hem bij de ontwikkeling van zijn innerlijke leven niet bijzonder behulpzaam zijn. Ik ben het leven van de ziel, door Mijn geest in haar, die liefde tot God heet. Wie dus God boven alles liefheeft en daarom ook altijd Zijn wil doet, diens ziel is vervuld van Mijn geest en dat is de voleinding en het eeuwige leven van de ziel.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Waar ben Ik nu Zelf? Wel, in de uit Mijzelf geschapen wereld! Zodra jij echter de ware innerlijke levensvolmaaktheid bereikt zult hebben en het lichaam, zijnde Mijn gericht of de jouw opgelegde vorm waarin je je innerlijk leven moest ontwikkelen, je wordt afgenomen, dan zul je net als Ik alles uit jezelf kunnen scheppen en dan zul je net als Ik leven en bestaan in de wereld en op de plaats die jij voor jezelf en uit jezelf zult scheppen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Op dat moment kon de blinde weer alles zien en was hij ook weer krachtig en sterk. Hij was dermate verrast, dat hij geen woord kon uitbrengen.
Hoofdstuk 131: Op weg naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Kijk, die uitspraak moet zo worden opgevat en begrepen: geroepen en voor het licht en het leven voorbestemd, is ieder mens op deze hele aarde; maar uitverkoren tot leraar van de mensen kan niet iedereen zijn, omdat dat voor de mensen ook helemaal niet goed zou zijn. Zou het voor de mensen -wier voornaamste bestemming is dat zij elkaar dienen - goed zijn als ieder mens zelf alles zou bezitten en instaat zou zijn om alles te maken? Daardoor zouden de mensen elkaar helemaal niet meer nodig hebben, en naastenliefde zou dan niets dan een ijdel, nietszeggend woord zijn, zoals Ik Mijn leerlingen ook al meerdere malen heb uitgelegd. De mensen zouden dan zelfs geen taal nodig hebben! Waar zou die toe dienen als niemand iets van de ander nodig heeft?
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: Zeker, want alle mensen moeten eerst kunnen lopen, met hun handen kunnen grijpen, met hun ogen kunnen zien en met hun oren kunnen horen, voor zij in staat zijn praktische bezigheden te verrichten. En zo moet de mens ook de doorjou genoemde voorkennis hebben, om met behulp daarvan gemakkelijker tot de ware levenswijsheid te kunnen komen. Maar daarbij moet er toch wel op worden toegezien dat de mensen deze voorkennis en het leren daarvan niet tot hoofdzaak maken, en zich niet hun leven lang bezig houden met het bestuderen van geschriften en talen, en daarbij de innerlijke vorming, die de geest in de mens wekt, vergeten; want daarin is tenslotte toch enkel en alleen de hele waarde van het leven gelegen. Want wat zou een mens er aan hebben als hij alle geschriften van de wereld kon schrijven en begrijpen en alle menselijke talen zou kunnen spreken, maar schade zou lijden aan zijn ziel?!
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Agricola zag dat, ging snel terug en zei tegen de brutale herders: 'Als jullie het wagen ook maar een broodkruimel van deze goedhartige man af te pakken, dan laat ik jullie vandaag nog kruisigen! Onthoud dat goed! Een Romein houdt zijn woord!'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...