Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 88 van 728

...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...
[12] Hij hield veel van mij, zoals ik Hem boven alles lief had, hoewel Hij uiterlijk heus geen knappe man is, want Hij is wat klein van postuur, en Zijn handen zijn luwen hebben lidtekens van het werken, maar Zijn hoofd is waardig en Zijn oog is wel het mooiste wat ik ooit zag. Ook om de mond heeft Hij een bijzonder vriendelijke, hoewel tevens ook waardig, ernstige trek. De stem van Zijn mond kan men echter werkelijk manlijk in verrukking brengend noemen, want die klonk tenminste voor mijn oren als het mooiste en zuiverste gezang.
Hoofdstuk 240: Het getuigenis van Jarah over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Overigens danken wij je dat je hem nader voor ons hebt beschreven. Misschien zal ook ons eens het geluk ten deel vallen ergens met hem samen te komen. De almachtige goede Jehova zij alle lof, dat Hij ons uit de klauwen van de tempel bevrijd heeft! Komen wij echter misschien eens als soldaat in Jeruzalem, verheug je daar dan maar op, heilig tempelbestuur! Wij zullen je heiligheid wel behoorlijk weten uit te drijven!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als jij, lief en teer meisje, echter over je zeer merkwaardige heiland nog wat bijzonders weet te vertellen, vertel het dan! Wij zullen tot zonsopgang met de grootste opmerkzaamheid van de wereld naar je luisteren; want die man interesseert ons buitengewoon."
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH zegt: "Ga maar naar de jongeman, die Raphaël heet, hij zal u zelf overtuigen!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als jullie echter de waarheid gevonden hebben, neem die dan aan en blijf daarbij, en denk en handel daarnaar, dan zullen jullie daadwerkelijk Gods kinderen zijn, terwijl jullie nu zeggen dat jullie Gods kinderen zijn, zoals alle Joden dat zeggen, maar in je hart nog niet eens gelooft dat er een God is!"
Hoofdstuk 244: Het antwoord van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Eertijds toen Croesus, de koning der Lydiërs, oorlog tegen de Perzen wilde gaan voeren, was er hem veel aan gelegen vooraf te weten of de oorlog voor hem gunstig of ongunstig zou uitvallen. Wie moest hem daar echter uitsluitsel over geven? In gedachten zei hij bij zichzelf: 'Orakels zijn er genoeg; één ervan vertelt misschien wel de waarheid! Maar wie zal mij daarna kunnen vertellen welk orakel mij de waarheid heeft gezegd? Ha!' dacht hij verder bij zichzelf en hij zei: 'Ik zal de orakels vooraf aan de tand voelen en dan zal wel blijken welk orakel bruikbaar is!'
Hoofdstuk 1: Het orakel van Delhi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Wie zich echter meer bezig houdt met het wereldse en het lichamelijke, heeft het helemaal aan zichzelf te Wijten dat hij steeds in het duistere gebied van de dood blijft.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Als de opperpriester op een keer zegt: 'Vandaag zal de zon de hele dag niet schijnen!', dan mag geen lagere priester ook maar in de verste verte op die zonverlichte dag zich heimelijk een opmerking veroorloven, die aan zou geven dat de zon toch scheen. Dan was het voor een heel jaar uit! Niemand mag dan iets anders geloven dan: natuurlijk schijnt de zon op die dag niet, - ook al moest hij voor de vaak te warme stralen van de zon in de dichtste schaduw vluchten! Zegt de opperpriester: 'Vandaag zal er zeven uur lang alleen maar bloed door de beek Kidron stromen!' -wee dan degene, die na die uitspraak toch geen bloed zag stromen! Er komt een zieke naar de opperpriester en die zegt: 'Mijn zoon, je bent genezen, ga nu, offer je gave, en keer dan getroost naar huis terug!'; wel, de genezen mens is daarna nog net zo ziek en ellendig als eerst. Zegt hij echter: 'Vriend, ik ben nog net zo ziek als eerst en kan daarom geen offer geven!', o God, o God, wat zou hem dat slecht vergaan! Kortom, het woord van de opperpriester móet helpen en voor het helpen moet betaald worden, ook al is er van een werkelijke hulp niets te bespeuren. En wee degene, die zo'n hulp van niks ook maar het minst verdacht zou maken; nou, in diens huid kon je beter niet zitten!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De FARIZEEËR, die zich weer wat hersteld heeft, zegt: "Nou, nou, vriendelijke, verheven Julius, rekent u ons deze geschiedenis alstublieft niet te veel als zonde aan! Want zie, waar een mens mee gevoerd wordt, daaruit ontvangt het lichaam zijn voedsel! Als het voedsel goed is, is de verzorging ook goed; is het voedsel echter slecht, dan zal de verzorging ook slecht zijn. Een verwaarloosd mens, die op 't laatst met de zwijnen vreet, zal ook geen ander vuil produceren dan de zwijnen zelf! En zo gaat het geestelijk bij ons nu ook. Jarenlang is de maag van onze ziel voorzien van varkenskost, en het kwade restant verdwijnt niet zo gemakkelijk en zo snel uit de maag van de ziel als men denkt.
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Is er dan echt een middel op deze aarde, waardoor men engelen aan zich dienstbaar kan maken? Hoe kreeg die mens dat voor elkaar? Wij kennen uit de schrift ook wel voorbeelden waarbij engelen op Gods bevel de mens hebben gediend, maar zoals jij je nu onder de sterfelijke mensen bevindt, zo 'n voorbeeld vind je niet in de schrift! N ee, nee, vrienden, het is hier niet zo erg pluis! Je kunt natuurlijk wel een engel van God zijn, maar ook even goed heel iemand anders, waarbij men zegt: 'Jehova, sta ons bij!' -Het is nu nacht, zelfs middernacht, en dan voegen de , Jehova sta ons bij' zich graag bij de mensen. Je lijkt me weliswaar voor zo'n' Jehova sta ons bij' veel te mooi, zacht, goed en wijs, maar moet je daaraan wel zoveel waarde hechten!? Maar zou je echter toch de vervl. eer hebben om bij de 'Jehova sta ons bij' te behoren, dan verwachten we van de kennismaking met de merkwaardige 'heiland' uit Nazareth niet zo bijzonder veel, want dat proefje met de steen heeft me nu op heel vreemde gedachten gebracht, -Jehova sta ons bij! Men zegt niet voor niets dat de satan ook de lichtende gestalte van de hemelen kan aannemen, wanneer hij maar wil! En als jij zo'n 'Jehova sta ons bij' zou zijn, dan zouden we liever hiervandaan vliegen dan lopen, want het zou hier voor ons verder niet zo erg pluis kunnen zijn!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Maar JULIUS zegt tegen de anders zo vrijmoedige Farizeeër: "Waarlijk in het begin heb ik je voor wijzer en verstandiger gehouden dan het zich nu laat aanzien, -de zichtbaar zuiverste engel aan te zien voor een mogelijke satan! Ah, dat is het toppunt! Kun je dan aan ons spreken en handelen als een klein beetje verstandig mens niet zien dat wij toch zeker niet van de duivel zijn? Wil volgens jullie leer de duivel dan niet steeds alleen maar louter kwaad doen? En wij verafschuwen en bestraffen het kwade steeds, hoe kunnen wij dan bij de duivel behoren? Heeft de satan zich wel ooit eens milddadig en barmhartig getoond tegenover iemand? Wij zijn.echter tegen iedereen rechtvaardig, barmhartig en zo mogelijk milddadig. Hoe kunnen wij dan een satan bij ons dulden? Oh, jullie erg blinde dwazen! Hebben jullie nog nooit een door de duivel bezeten mens gezien? Ik heb er meer dan een gezien, maar daar was er niet één bij, die door zijn bewoner goed behandeld werd! Als jullie ons echter in jullie grove domheld al voor des duivels houden, waarvoor houden jullie dan de tempeldienaars en jullie zelf, als de tempel - zoals het nu toch al aan de hele betere wereld bekend is - uit louter leugen en bedrog, uit de geslepenste verdorvenheid is samengesteld en jullie toch dienaars van deze tempel zijn? Jullie geven zelf toe, dat de tempel nu heel goed als school voor de satan zou kunnen dienen! En ons, wij die iedereen steeds maar goed doen uit ons trouwe goede hart, wil je nu ook voor duivels houden, omdat een geest uit de hemelen jullie een klein voorproefje van zijn reusachtige macht en kracht heeft gegeven? Dan zou ik van jullie toch wel eens willen horen hoe op zo'n manier bij jullie iets er uit moet zien dat niet des duivels is!"
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Al het leven kan voortdurend in een steeds volmaakter leven overgaan als het de moeite neemt om verder te gaan op de weg van de vastgestelde, goddelijke orde. Blijft het leven echter in een bepaald opzicht achter , speciaal aan het begin van de grote levensweg, wel, dan komt het ook vanzelfsprekend niet verder, maar blijft staan en verkommert uiteindelijk als een halm in de winter wanneer die, volgens Gods orde, zijn levensvrucht eenmaal heeft verloren.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Gróte profeten echter, door wie God de mensen van de aarde zeer vele en belangrijke dingen meedeelt, worden hoogstens iedere duizend tot tweeduizend jaar naar de mensen van deze aarde gezonden. Hun doel is de mensen enerzijds zo ruim en uitgebreid mogelijk de verdere, nieuwe wegen van God tot nog grotere volmaaktheid te wijzen en anderzijds weg te voeren van de vele dwaalwegen die zij voor zichzelf hebben gemaakt en terug te brengen naar de ene, juiste weg.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Wij hebben echter hier nu al heel wat staaltjes gezien en gemerkt dat het een vervolger van de heiland nu niet bepaald zo best vergaat. Daarom vroegen wij u dan ook, toen wij iets gehoord hadden over de voor morgen vastgestelde genezing van de vijf roofmoordenaars, of hij soms met zelf de beroemde helland uit Nazareth was.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Maar als God Zelf door de onnoemelijk versterkte geest van een daarvoor uitgelezen mens spreekt, handelt eli werkzaam is, moeten er voor ons zwakke stervelingen natuurlijk wel buitengewone wonderen aan de dag treden. Woord en daad zijn één, -wij kunnen noch het een noch het ander nabootsen, want wij zijn met ons lichaam en onze beperkte geest slechts mensen. Hij is echter met Zijn lichaam een mens zoals wij, maar met Zijn geest een God van de hoogste rang en Hij beheerst de gehele oneindigheid!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101  ...