Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 874 van 1110

...  862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887  ...
[20] Jullie zullen dus inzien dat een trouwe arbeider ook zijn loon waard is. Daarom verorden ik, dat jullie met elkaar overeenkomen om, mij uit jullie eigen beveiligde voorraad in mijn levensonderhoud te voorzien. Ik kan daar met des te meer recht aanspraak op maken omdat de instandhouding van eenieders eigendomsrecht uitsluitend van mijn onderhoud afhangt. Naast mijn onderhoud is echter ook nog een ander onderhoud noodzakelijk, namelijk dat van de manschappen die voor de veiligheid van jullie eigendommen zorgen, want ook zij hebben geen tijd om te werken omdat ze voor de goede orde jullie grenzen moeten bewaken.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[27] Zou echter een of andere, onder mijn wijze leiding staande onderdaan door een door mij gekozen ambtsdrager een vermeend onrecht worden aangedaan, dan heeft in zo'n geval eenieder het recht om bij mij zijn beklag in te dienen. Hij kan er dan van verzekerd zijn dat hem, al naargelang de omstandigheden, volkomen recht zal wedervaren. Daarentegen moeten jullie mij, voor jullie eigen welzijn en om alle onenigheid te voorkomen, de meest trouwe en gewetensvolle verzekering geven, dat jullie je zonder verdere tegenspraak gewillig naar mijn eindoordeel zullen voegen. Gebeurt dat niet dan moet ik, voor het welzijn van allen, eveneens van het door jullie allen aan mij verleende, onbetwistbare recht gebruik kunnen maken, om een tegen mijn eindoordeel rebellerende persoon door tuchtiging te dwingen om zich aan mijn wil te onderwerpen. Als dit alles zo geordend is en gehandhaafd wordt, dan pas zullen jullie waarlijk een gelukkig volk zijn!
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Verder moeten jullie als kolonisten die mijn leiding nodig hebben, om die begrijpelijke redenen ook inzien dat er voor mij, als jullie hoofd, in jullie midden een vaste woonplaats moet worden gebouwd, waar ik mijzelf, vooral voor jullie behoud, kan beschermen en staande houden. Toch is het voor mijn veiligheid en jullie welzijn niet voldoende om alleen voor mij een woonhuis te bouwen, maar daaromheen moeten een aantal andere huizen gebouwd worden, waar uitsluitend de onder mijn leiding staande manschappen ter bescherming en verdediging kunnen wonen. Dat betekent met andere woorden: jullie moeten in jullie midden een sterke woonstede (residentie) voor mij bouwen, waarin ik volkomen veilig ben, zowel voor aanvallen van vreemden alsook voor mogelijke aanvallen van jullie zelf.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Ik heb het land derhalve eerlijk onder jullie verdeeld en bescherm het nu met mijn wijsheid en met behulp van de onder mijn wijze leiding staande bewakers. Maar bij het verdelen heb ik, ten gevolge van mijn gebrek aan hebzucht, mijzelf helemaal vergeten. Aangezien jullie toch zeker aan mijn verdere wijze leiding veel gelegen moet zijn, zullen jullie toch ook wel begrijpen dat ik niet van de lucht kan leven. Daarom vraag ik jullie: wat mag ik dan voor mijn levensonderhoud verwachten? Tijd om te verzamelen heb ik niet, want ik moet mijn tijd gebruiken om er steeds over na te denken hoe jullie bezittingen voortdurend beschermd kunnen worden.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Wanneer nu door de wijsheid van de leidende chef elk bezit rechtmatig is en de chef ter bewaking van de bezittingen der kolonisten altijd inzetbare bewakers ter zijde staan, heeft de chef dan niet het tweevoudige recht om tegen de, dankzij zijn wijsheid, tevreden kolonisten te zeggen: ik ben in jullie midden, heb door mijn wijsheid voor jullie gezorgd, en jullie hebben mij tot leidinggevende chef gemaakt omdat jullie juist mij als de minst hebzuchtige man onder jullie hebben gezien.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Waartoe dient mij het verzamelrecht als het mij de hap die ik naar de mond breng niet garandeert? Want als iedereen het recht heeft om mij de appel, die ik volgens mijn verzamelrecht met eigen hand heb opgeraapt, af te pakken omdat hij misschien te gemakzuchtig is om er zelf een op te rapen, dan moet ik toch duidelijk met mijn gebruiksrecht het loodje leggen en, of ik wil of niet, verhongeren.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Zou men hier echter niet kunnen zeggen: is het verzamelde dan niet volkomen het eigendom van degene die het volgens zijn goddelijke verzamelrecht voor zijn gebruik bijeen heeft gezocht? Heeft een ander nu het recht om zijn handen uit te steken naar, of zijn verlangen te richten op hetgeen zijn naaste bijeen heeft gezocht? Kennelijk bepaalt toch het ene recht het andere. Heb ik van de Schepper het natuurlijk gebruiksrecht, dat in de maag en op de huid geschreven staat, dan moet ik ook het verzamelrecht hebben, omdat ik zonder het verzamelrecht niet aan het gebruiksrecht kan voldoen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Voor het 'verzamelrecht' moet hij eveneens op verscheidene goddelijke oorkonden kunnen bogen. Oorkonde nummer 1 zijn de ogen; daarmee moet hij kijken waar iets te vinden is. Oorkonde nummer 2 zijn de voeten; daarmee moet hij zich daarheen begeven, waar iets te vinden is. Oorkonde nummer 3 zijn de handen; daarmee moet hij plukken en nemen wat er is. Volgens deze oorkonden heeft de mens dus van de Heer het verzamelrecht als oorspronkelijk en onbetwistbaar eigendomsrecht verkregen.
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Zouden eventueel enkele vreemde gebruiksrechtbezitters toch nog op het idee komen om het door jou bevochten bezit volgens hun goddelijke gebruiksrecht te betwisten, sla ze dan maar allemaal dood of nog beter, maak er schatplichtige onderdanen van, zodat ze op jouw eigendom in het zweet huns aanschijns voor jou kunnen werken en jij hun dan naar jouw believen hun gebruiksrecht kunt toebemeten.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] In het eerste geval ziet men dat oorspronkelijk het creƫren van het eigendomsrecht eigenlijk ondenkbaar was. Om in te zien dat het werkelijk zo is, hoeven jullie maar naar de kolonisten van bepaalde streken van jullie eigen land te kijken, bijvoorbeeld naar de zogenaamde kloosterheren, die in zekere zin de eerste bewoners van een streek waren. Zouden zij de verdeling voor elkaar gekregen en goed bevonden hebben, dan zouden ze zeker niet tot een gemeenschappelijk bezit zijn gekomen.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Om de zaak echter ook voor de meest blinde duidelijk te maken, vraag ik aan iedere hooggeleerde jurist: waarop is eigenlijk het oorspronkelijke eigendomsrecht gebaseerd? Wie heeft dan aan de eerste mensen het eigendomsrecht over iets verleend? Stel je voor dat er een dozijn emigranten naar een nog onbewoonde streek op aarde gaan. Ze hebben deze streek ontdekt en vestigen zich daar. Volgens welke oorkonde van eigendomsrecht kunnen zij zo'n land dan als eigendom bemachtigen en zich daar als rechtmatige bezitters vestigen?
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Ik heb dit hier echter alleen maar aangegeven om daarmee de volkomen onbeduidendheid van een zuiver ingebeeld eigendom zo helder mogelijk te laten zien. Als de zaken zo liggen, waartoe dan zo'n gebod dat absoluut geen waarborg voor het eigendom van iemand anders in zijn vaandel kan dragen, aangezien niemand een bepaald eigendom bezit waarnaar men volgens dit gebod niet mag verlangen?
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Daarom zou iedereen zich ook naar deze innerlijke waarheid moeten richten en volgens haar werken. Hij zal zo zijn gedachten steeds meer werkzaam met dit innerlijke licht verbinden en daardoor innerlijk tot eenheid en dus tot goddelijke gelijkenis komen, waarin het hem dan voor eeuwig onmogelijk wordt om nog te liegen.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[21] Daarom spreekt de Heer: 'Wie bidt, moet in de geest en in de waarheid bidden' en Als jullie bidden, ga dan in jullie kamertje' en verder: 'Denk er niet over na wat jullie zullen zeggen, want op het juiste moment zal het jullie in de mond gelegd worden'.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Als iemand bidt en zijn aandacht op God richt, maar niet volgens het woord van de Heer leeft, dan is hij een leugenaar, zowaar hij leeft. Zijn gebed is dan slechts een uiterlijke vorm, waarvan de innerlijke waarde geheel en al verloren gaat omdat het innerlijke, goddelijke licht niet wordt gebruikt om het inwendige van deze uiterlijke vorm te verlichten en te verlevendigen.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  862 - 863 - 864 - 865 - 866 - 867 - 868 - 869 - 870 - 871 - 872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887  ...