Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 89 van 120

...  77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102  ...
[2] Kijk, dat is zo de gangbare tegenwerping, die zeker niet al te moeilijk te weerleggen zal zijn. Omdat de eigenliefde van ieder mens zoveel als zijn eigen leven zelf is, is vanuit dat perspectief gezien de natuurlijke eigenliefde vanzelfsprekend, want geen eigenliefde hebben, zou zoveel betekenen als geen leven hebben!
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Voor de wachtende verliefde, die de hele nacht tevergeefs heeft rondgedoold, gaat slechts één venster van het voor hem zo bijzonder belangrijke huis open. En vanuit dit ene venster begroet hem het vurig verlangde voorwerp van zijn hart en zegt hem met één welwillende blik meer dan voorheen zijn talloze fantasieën en gedachten tijdens de nacht.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Het is precies zoals het door de grote natuur op aarde dag in dag uit bijna als vanzelfsprekend wordt aangetoond. Laten we ons eens voorstellen hoeveel duizenden en nog eens duizendmaal duizend kleinere en soms ook grotere en sterkere lichten er elke nacht vanuit de hoge hemel naar de duistere aarde stralen. Zelfs de maan is niet zelden de hele nacht actief. Bij dit prachtige licht steken de mensen op aarde gedurende de nacht bijna evenveel kunstlicht aan.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Nu zal misschien menigeen vanuit zijn beperkte inzicht de volgende conclusie trekken en zeggen: als de zaken zo staan, dan is het immers geen zonde als iemand bij de vrouw of dochters van zijn naaste slaapt of daarnaar verlangt. Dan zeg ik: ho ho, mijn beste vriend, met deze opmerking heb je de plank flink misgeslagen. Wordt onder 'ge zult de liefde van uw naaste niet begeren, en wel zijn gehele liefde', niet alles verstaan wat hij aan dierbaars in zijn hart draagt? Kijk, zo is het in wezen volgens het gebod niet slechts verboden om naar de vrouw en dochters van jouw naaste te verlangen, maar dat gebod geldt voor alles wat de liefde van jouw broeder omvat.
Hoofdstuk 97: De innerlijke, eigenlijke betekenis van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] Om die reden begaat de rijke, wanneer hij angstvallig voor zijn kinderen zorgt, een zeer ernstige zonde tegen de naastenliefde. De rijke zorgt het beste voor zijn kinderen wanneer hij voor een de Heer welgevallige opvoeding zorgt en zijn vermogen niet voor zijn kinderen opspaart, maar het grotendeels aan de armen besteedt. Doet hij dat, dan zal de Heer zijn kinderen opnemen en langs de beste weg leiden. Doet hij dat niet, dan wendt de Heer Zijn aangezicht van hen af, trekt Zijn handen terug en laat hun prilste jeugd reeds over aan de handen van de wereld, hetgeen echter betekent, aan de handen van de duivel. Dan worden het kinderen van de wereld, wereldse mensen, dat wil zeggen dat zij als het ware zelf duivels worden.
Hoofdstuk 104: Waaruit bestaat de eigenlijke, ware naastenliefde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Maar willen we ten overvloede de zaak nog duidelijker hebben, laten we dan nog eens naar de scène kijken waarin de Heer driemaal aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft. Waarom vraagt Hij hem dan driemaal? De Heer wist toch al dat Petrus Hem liefhad en Hij wist ook dat Petrus alle drie dezelfde vragen vanuit hetzelfde hart en vanuit dezelfde mond gelijkluidend zou beantwoorden. Dat wist de Heer. Dat is dan ook niet de reden dat Hij deze vraag aan Petrus heeft gesteld, maar om reden dat Petrus zou erkennen dat hij vrij is en de Heer boven alle wetten uit liefheeft. En daarom betekent de eerste vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' - Petrus heb je Mij op de weg gevonden? Dat bevestigt Petrus en de Heer zegt: 'Weid Mijn schapen', dat wil zeggen: leer ook jouw broeders Mij zo te vinden! - De tweede vraag: 'Petrus, heb je Mij lief?' betekent: Petrus, ben je bij Mij, sta je bij de deur? Petrus bevestigt dat en de Heer zegt: 'Weid dan Mijn schapen!' ofwel: breng dus ook jouw broeders mee, opdat ze bij Mij mogen zijn bij de deur naar het leven! - En voor de derde keer vraagt de Heer aan Petrus: 'Heb je Mij lief?' Dat wil zoveel zeggen als: Petrus, sta je boven elke wet? Ben jij in Mij zoals Ik in jou? Angstig bevestigt Petrus dat en de Heer zegt nogmaals: 'Weid dan Mijn schapen en volg Mij!' Dat wil zoveel zeggen als: breng dan ook jouw broeders, opdat zij in Mij mogen zijn en in Mijn ordening en liefde mogen wonen zoals jij.
Hoofdstuk 102: Hoe men God boven alles liefheeft - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Is het wel denkbaar dat er vanuit de allerhoogste liefde van de Heer zo'n onzinnig gebod gegeven zou zijn? Men zal nu weliswaar zeggen: het gebod beperkt zich slechts tot het vleselijke, wellustige verlangen. Maar ik zeg: het is goed, laten we het daar maar bij laten, alleen moet men mij daarbij toestaan enkele opmerkingen te maken. Gooien deze opmerkingen het 'daarbij laten' omver, dan moet iedere tegenspreker zich er zondermeer bij neerleggen dat hij bij het zoeken naar de betekenis van dit gebod een andere weg moet inslaan. Luister dus naar de opmerkingen.
Hoofdstuk 95: Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Goed, zeg ik, wanneer men dit gebod eerst eens vanuit dit standpunt bekijkt, dan volgen daaruit legio belachelijkheden en dwaasheden, waardoor het goddelijke van zo'n verheven gebod door het smerige stof en het stinkende slijk van de wereldse grappen en grollen van het menselijk verstand gehaald wordt. Als voorbeeld en ter verduidelijking zullen we bewust enkele belachelijkheden aanhalen, opdat het iedereen duidelijk mag worden, hoe oppervlakkig en puur uiterlijk dit gebod meer dan acht eeuwen lang werd opgevat, uitgelegd en in acht genomen moest worden.
Hoofdstuk 93: Tiende zaal - tiende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Er wordt weliswaar bij alles wat gezegd is, evenals door het gebod zelf, aan iedereen een wijze beperking op het verzamelrecht opgelegd, en dat het gebod in natuurlijk opzicht zelfs vanuit de goddelijke ordening zo bedoeld is, blijkt zonneklaar uit de eerste aangeboren oereigendomsrechten van ieder mens, maar hoe? Dat zullen we dadelijk zien.
Hoofdstuk 90: Over de zegen van de wijze beperking - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Wat moet hij nu doen als er vanuit het volk, dat in natuurlijk opzicht zo goed mogelijk in het gareel loopt, dergelijke vragen op hem af komen? Hij roept degenen die wat meer bevattingsvermogen hebben, bijeen, verkondigt hun het bestaan van een hoger wezen dat alles geschapen heeft en alles leidt, en geeft hun dan op hun veelzijdige vragen ten antwoord dat hij voor hun welzijn de leidinggevende wijsheid rechtstreeks van dit hoogste wezen krijgt. Daar zij een heel gelovig volk zijn, kan hij hun ook met het grootste gemak het onloochenbare bestaan van een allerhoogste, alles scheppende, instandhoudende en leidende Godheid aantonen en ook dat juist deze Godheid alleen diepe wijsheid verleent aan degene die Zij tot een gelukkig makende leidinggever voor de volkeren heeft voorbestemd.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Kijk, tot nu toe hebben we gezien, hoe zich alles vanuit de natuurlijke basis ontwikkelde, maar tot dusver ontbrak er aan iedere basis nog een hogere goddelijke sanctie, welke de enige bekrachtiging is waardoor de mens op aarde, vooral in zijn nog eenvoudige, natuurlijke staat, gebracht kan worden tot een voortdurende inachtneming van al datgene wat hem door zijn leider als plicht werd opgelegd.
Hoofdstuk 89: De innerlijke betekenis van het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[29] Maar juist door deze gehoorzaamheid beginnen de kolonisten hun leidsman mettertijd meer en meer te vrezen. En vanuit deze vrees vragen ze zich onderling af: hoe komt het toch dat van ons allen alleen deze man zo buitengewoon verstandig is en dat wij allen ten opzichte van hem als echte sukkels moeten worden beschouwd? Deze vraag, hoe gering en onbeduidend ze in het begin ook lijkt, is van uitzonderlijk belang en in haar beantwoording wordt pas de onschendbare staat van de alleenheerschappij en het hoofdeigendomsrecht van de monarch bezegeld. Dat klinkt vreemd, zal menigeen bij voorbaat zeggen, maar nog een beetje geduld, en dan zullen we de zaak dadelijk in een ander licht beschouwen!
Hoofdstuk 88: Beschouwingen bij het negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Daaruit volgt dan dat deze wet zeker een andere betekenis moet hebben dan de mensen er aan geven, waarbij zij enkel het bezit veilig stelt. Als goddelijke wet moet deze vanuit de diepte der goddelijke ordening immers ook in alle hemelen geldig zijn. Maar waar in de hemel bezit iemand huizen, ossen, ezels of akkers? In de hemel bevinden zich alleen maar vruchtgebruikers, de Heer alleen heeft eigendomsrecht. Daarom zullen we ons dan ook met de juiste betekenis van deze wet bezighouden.
Hoofdstuk 87: Negende zaal - negende gebod - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Vanuit de uiterlijke mens bekeken, heeft deze gevolgtrekking wel een schijn van juistheid, maar in diepste wezen is ze toch verkeerd; want wat voor uitwerking zou het hebben als men bijvoorbeeld voor het wegrijden van een wagen zowel voor als achter evenveel en even sterke trekpaarden zou spannen en daarbij ook voerlui voor het leiden van de paarden zou aanstellen?
Hoofdstuk 85: Achtste zaal - achtste gebod. Het materiële omhulsel - het middel om te liegen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Maar ik ontdek zojuist een psycholoog, en wel uit de school van de geestelijke dualisten en die zegt: de ziel van de mens is ook een zelfbewust, denkend wezen, dat deels vanuit natuurlijke en deels vanuit geestelijke beelden denkt. Zo kunnen zich in haar heel goed tweeërlei soorten gedachten vormen, namelijk natuurlijke en geestelijke. Daarom kan zij ook heel goed de geestelijke in zichzelf denken, maar daar zij ook de wil van de geest ter beschikking heeft, kan zij in plaats van de uit te spreken waarheid, ofwel de geestelijke gedachte, de natuurlijke gedachte, die met de geestelijke waarheid geheel in tegenspraak is, uitspreken. En wanneer ze dat doet, dan liegt ze of geeft ze een vals getuigenis. Wat denken jullie, is deze conclusie juist?
Hoofdstuk 85: Achtste zaal - achtste gebod. Het materiële omhulsel - het middel om te liegen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102  ...