Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 884 van 1112

...  872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897  ...
[9] Zo zijn er tegenwoordig ook legio lieden te vinden die beschouwingen over moraal en religie houden, maar al deze praters willen zelf niet de proef op de som nemen en niet ook maar het geringste doen. Eenieder denkt reeds iets buitengewoon verdienstelijks te hebben gepresteerd wanneer hij maar goed heeft gepredikt en met zijn gepraat over moraal en religie hoogstens enkele domme toehoorders en dwepers voor zich heeft gewonnen.
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De hedendaagse godgeleerden plaatsen Mij liever heel mysterieus boven alle sterren en laten Mij daar zitten in een volkomen ontoegankelijk licht. Waarom doen ze dat? Zij doen dat om verschillende redenen. De eerste zou bijvoorbeeld kunnen zijn: wat ver weg is, zit ons niet in de weg. De tweede zou kunnen zijn: voor geen mens is het dan mogelijk om God zo dicht te naderen dat hij door Hem onderricht zou kunnen worden. En nog een reden die op de vorige berust luidt als volgt: God heeft de mens vernuft en verstand gegeven; dat is het levende woord van God in de mens. Wie zich daaraan houdt, leeft volgens Gods wil en wie zijn vernuft ontwikkelt, wordt reeds door God onderricht, want niemand kan rechtstreeks door God onderricht worden, maar alleen indirect; God woont immers boven alle sterren in het ontoegankelijke licht.
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[22] Wie dus al het geestelijke in zijn ware gedaante wil zien, moet zich niet binden aan het zichtbare, maar het slechts gebruiken om de geestelijke achtergronden te onderzoeken. Heeft hij deze gevonden, dan heeft hij het hele wezen van de geestenwereld gevonden. Hoe dit echter uit het zichtbare kan worden afgeleid, zal in het vervolg worden getoond.
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Kijk eens naar een boom. Zijn wezen, zoals het zich voordoet, schetst jullie het hele wezen van de geestenwereld in zijn relatie tot de natuurlijke wereld in de overeenstemmende verschijningsvorm.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Het inwendige van de boom, de kern dus, is het hemelse; de stam, de takken en de twijgen zijn het eigenlijke geestenrijk, dat zijn leven van de inwendige kern ontvangt. Op het hout van de stam zien jullie de schors, die de zichtbare buitenkant van de boom is. De schors op zich is dood, maar onder de uiterlijke, dode schors bevindt zich nog een andere schors, die jullie 'de levende' noemen. Deze is te vergelijken met de verbindingstoestand, waar het geestelijke in het materiële overgaat.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Kijk, zo gaat er oorspronkelijk slechts één vonkje levenskracht van Mij uit, toegerust met het vermogen om zich als levenskracht tot in het oneindige te ontwikkelen. En deze verschijningsvormen van de boom dienen er nu juist voor om iedereen een duidelijk inzicht te verschaffen.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] En kijk, zo heeft ieder mens de kiem van zijn geestelijke toestand, die de eigenlijke geestenwereld is, reeds in zich. Hij is op deze aarde een levensvonkje dat zich moet ontwikkelen tot een levenszon. Uit zijn atoomgrote levenskiem moet een reusachtige, krachtige levensboom groeien. En zo is het!
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Wanneer echter deze nietige eikel in de aarde wordt gelegd, begint zich daarin het vegetatieve leven te ontwikkelen. Eerst zien we een jonge eikenboom met hoogstens twee bladeren. In dit eerste stadium is het vegetatieve leven van de eik in wording nog zwak. Hij overtreft nauwelijks tienmaal het gewicht van de oorspronkelijk gladde eikel. Maar bekijken we hem zo'n dertig jaar later, dan heeft hij reeds zo'n machtige vegetatieve levenskracht verworven dat jullie zelfs met de reusachtige kracht van verscheidene paarden niet in staat zullen zijn om hem uit de grond te trekken. Maar bekijk hem eens als hij de leeftijd van honderd jaar heeft bereikt. Wat een reusachtige, majestueuze boom en wat een alle stormen trotserende kracht ligt er in hem! Hoeveel duizendvoudig heeft deze honderdjarige eik zijn oorspronkelijke, minieme, vegetatieve leven in gelijksoortige eikels gereproduceerd en hoe overdadig heeft hij met zijn afval en dus in zekere zin met zijn overtollige vegetatieve levenskracht de aarde om zich heen bemest en deze tot constante vermeerdering van eigen levenskracht aangezet!
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Zoals een eikel talloos vele wouden vol reusachtige bomen, die zich allemaal uit die ene kern kunnen ontwikkelen, in zich draagt, zo draagt ook de mens in zijn zo nietig schijnende leven op deze aarde een oneindige kracht en de mogelijkheid om deze verder te versterken in zich.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[22] Wanneer echter Ik als oervoedingsbron van al het leven Mijzelf ieder ogenblik, tot in het oneindige in Mijzelf terugkerend, onophoudelijk krachtiger en sterker maak, dan zal daardoor het leven van alle afzonderlijke deeltjes, dat zich in jullie, geschapen mensen kenbaar maakt, toch ook in gelijke mate oneindig vermeerderd, gevoed en gesterkt worden.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[23] Hoe sterker de Vader, des te sterker ook Zijn kinderen. Uit de mier komen wel eendagsvliegen, maar geen adelaars en leeuwen voort. Overal brengt het zwakke weer iets zwaks en het sterke iets sterks voort. Zoals dus het zwakke nooit iets sterks voortbrengt, zo brengt het sterke ook nooit iets zwaks voort. Een adelaar is nooit de verwekker van een vreesachtige duif en een haas kan zich er nooit op beroemen dat de leeuw zijn verwekker zou zijn.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[24] Als jullie nu kinderen van een almachtige Vader zijn en de levenskiem van de Vader in jullie dragen, sterk deze kiem dan in de goede aarde van Mijn wil en maak de Vader in jullie sterk; dan worden jullie daardoor ook in dezelfde mate sterk in de Vader. Want de Vader verlangt jullie sterkte niet voor Zichzelf, maar Hij verlangt deze voor jullie, opdat ook jullie zo volmaakt mogen worden, als Hijzelf in Zich ofwel in de hemel volmaakt is.
Hoofdstuk 126: Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] We hebben in de voorgaande verhandeling voor ieders oog een treffend beeld neergezet, waarmee iedereen vanuit de uiterlijke verschijningsvorm zonder enige moeite tot de innerlijke betekenis kan komen. Aangezien dit terrein echter heel groot is en de verschijningsvormen daarop talloos zijn, heeft de mens nooit teveel aan juiste beelden om zich in iedere situatie van zijn aardse bestaan goede raad te kunnen verschaffen. Daarom zullen wij naar een ander, op zich weliswaar heel eenvoudig, maar inhoudelijk des te rijker en algemener beeld overgaan om onze zaak toe te lichten.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Zou er iets eenvoudigers kunnen bestaan dan een onschuldig, armzalig mensenkind? Het heeft twee voeten, waarop het zich kan voortbewegen, dan een romp vol ingewanden, twee beweegbare armen en daarboven op de hals een beweegbaar hoofd. Aan het hoofd zitten twee oren, die altijd even ver van elkaar verwijderd blijven, terwijl het ene altijd hetzelfde hoort als het andere. Zo heeft het ook twee ogen, die hun vaste plaats in het hoofd hebben en niet dichter bij elkaar kunnen worden gebracht, hoewel ze op zich tot bewegen in staat zijn. Met deze beide ogen kan elk voorwerp apart bekeken worden. Midden tussen de ogen zit de neus met twee neusgaten. Ze ademt de levenslucht in en laat de onzuiverheden van het hoofd afvloeien. Zo heeft het ook een mond, waarvan alleen het onderste gedeelte kan bewegen. Daarin heeft het weliswaar onbeweeglijke tanden, maar een des te beweeglijkere tong. De rest van het lichaam bestaat uit huid, vlees, bloed, zenuwen, vezels, aderen en beenderen, waarin zich beenmerg bevindt. Kijk, dat is het beeld van ons kind.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] In de romp bevindt zich het hart als basis van het leven en het allerduidelijkste beeld van de liefde. Deze liefde is voortdurend werkzaam en voert het voedsel naar alle delen van het lichaam.
Hoofdstuk 127: Een mensenkind als beeld van het hemelrijk en het universum - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  872 - 873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897  ...