Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 885 van 1166

...  873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898  ...
[12] Vanuit Mijn oogpunt bestaat er in het geheel geen kwaad, maar zijn er slechts verschillen in de werking van Mijn wil; en die is in de hel alsook in de hemel, in het scheppen alsook in het vernietigen even goed.
Hoofdstuk 67: De oorsprong en het wezen van het kwaad. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[16] Derhalve bestaat er voor Mij geen Satan en geen hel, - maar wel wat hemzelf en de mensen van deze aarde betreft, omdat het hier om de vorming van Mijn kinderen gaat.
Hoofdstuk 67: De oorsprong en het wezen van het kwaad. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[1] Na dit leerrijke antwoord van de Heer zei Lamech: 'O Heer, allerbeste, heilige Vader! Als het om mijn begrip gaat, zou ik wat dit punt betreft nog veel te vragen hebben!
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[2] Maar Henoch is er immers en Lamech, mijn naamgenoot uit de hoogte; zij hebben U, o heilige Vader, beslist beter begrepen dan ik en zullen mij dus, als het nodig mocht zijn, bij de een of andere gelegenheid wel het noodzakelijkste daarover meedelen.
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] En zo heb ik mijn onwaardigheid om voor U, o Heer, te spreken, gezien en durf U daarover geen verdere vragen meer te stellen; maar niet vanwege Uw eindeloze wijsheid, maar omdat U heilig bent, meer dan heilig.
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Maar de Heer merkte al gauw die verlegenheid van Lamech en zei tegen hem: 'Luister naar Mij, Mijn zoon Lamech, wat kan Ik eraan doen dat Ik sinds eeuwigheid God ben, levend vanuit Mijzelf, en jij een schepsel uit Mij? Is het wel mogelijk om deze verhouding te veranderen? Kan jij een eeuwige God en Ik jouw schepsel worden? Zie, dat zijn dingen die ook voor Mij onmogelijk zijn!
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[10] Maar als zoiets zou plaatsvinden, wat zou jij dan aan die verandering hebben, en wat zou er voor Mij dan overblijven? - Jij zou er niet meer zijn; maar Ik zou de Godheid weer moeten aantrekken, en als Ik weer wezens om Mij heen zou willen hebben, zou Ik die weer opnieuw moeten scheppen en jouzelf weer tot leven moeten roepen, omdat Ik toch zeker zou willen dat je aan Mijn zijde was!
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] En als dat noodzakelijkerwijs zo is, dan zie Ik alweer niet in hoe en waarom je voor Mijn noodzakelijke Godheid zo zeer beeft dat je tong haar dienst weigert!
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[11] Ik denk dat je nu in zult zien wat mogelijk is en wat onder de voorwaarden van Mijn eeuwige orde niet mogelijk is, en je zult ook inzien dat Ik als eeuwig onveranderlijke God zeker al het mogelijke aanwend om Mijn schepselen en de uit hen voortkomende kinderen zodanig te naderen en alle kloven tussen Mij en hen zodanig op te vullen, dat zij met Mij als met hun gelijke kunnen omgaan en van Mijzelf hun werkelijke eeuwige bestemming kunnen leren, waarbij tussen Mij en hen slechts een moreel verschil zal heersen. Maar juist daardoor zullen zij als een volkomen eigen heer in Mij en naast Mij eeuwig zijn.
Hoofdstuk 68: Lamech verstomt door Gods Heiligheid. De grenzen van Gods almacht. De overbrugging van de kloof tussen God en mens door de genadeverhouding van Vader en kind. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[5] Mijn leven kan dus alleen maar een deeltje van het eeuwige oneindige leven van God Zelf zijn, anders zou het geen leven zijn; maar aangezien het zo'n deeltje is, is het als zodanig ook gelijk aan datgene waarvan het deel uitmaakt, dus eeuwig, voor- en achterwaarts in de tijd bezien. Want ik kan mij niet voorstellen dat er in de volheid van Uw leven oudere en jongere levensdelen bestaan.
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[6] Mijn gevolgtrekking is nu deze: ik was, o Heer, eeuwig een leven in U, maar gebonden m de eindeloze volheid van Uw leven; in een bepaalde tijd heeft het U behaagd mijn levensdeeltje vrij buiten U te plaatsen, en zo ben ik nu voor eeuwig een vrijgemaakt levensdeeltje vanuit U, zoals ik daarvoor sinds eeuwigheid in U als een op zichzelf onvrij, maar met Uw eindeloze leven volledig verenigd vrij leven was!
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[12] Zie, dat is immers ook met ons het geval! Ik ben de Mens aller mensen, en jullie mensen zijn allen Mijn gedachten, dus Mijn leven, omdat de gedachten, de vrije gedachten, het eigenlijke leven in Mij zijn, zoals zij dat ook in jullie zijn, omdat jullie allen geheel en al naar Mijn beeld zijn geschapen!
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[13] Als Mijn eeuwige gedachten kunnen jullie immers onmogelijk jonger zijn dan Ikzelf; en dus heb jij, Lamech, zoals gezegd, deze keer volkomen juist geoordeeld!
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[15] Lamech, zie, tot nu toe heb je aan Mij vragen gesteld; maar nu stel Ik jou een vraag! Zoek in jezelf een antwoord op Mijn vraag, want dat moet zich immers in jou bevinden, zoals je toch zeker het geschapene in je hebt liggen! Denk na, en antwoord Mij dan! Amen.'
Hoofdstuk 69: Het leven van het schepsel als deel van Gods leven. De mens als gefixeerde gedachte van God. Het mysterie van de menselijke vrijheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Maar de Heer merkte heel goed waarom Lamech zweeg en zei daarom tegen hem: 'Luister, Mijn lieve zoon Lamech! Hoe lang zul je Mij eigenlijk op een antwoord laten wachten?
Hoofdstuk 70: Lamech is in verlegenheid wegens de voor hem onoplosbare vraag en hij bekent zijn dwaasheid. Deemoed als ware wijsheid. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
...  873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898  ...