Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 885 van 1110

...  873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898  ...
[5] Jullie hebben ook allemaal gehoord met welk een onverbiddelijke standvastigheid de hoge gast mij altijd tegemoet kwam, en mij door de waarheidskracht van zijn woorden als het ware rechtstreeks wegleidde van de dwalingen van mijn inzichten. Als wij nu zulke voor de hand liggende bewijzen voor de waarheid van de uitspraken van deze bode hebben, wat willen we dan nog meer?
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Wat echter nu te doen? Want kijk, je bent noch met het een noch met het ander tevreden. Bij het verkrijgen van 'meer' zijn deemoed en liefde volgens jou een slecht middel, dus geen deugd; het 'minder' krijgen voor zo'n deugd lijkt jou een dwaasheid. Hoe moet deze zaak dan geregeld worden om jou tevreden te stellen? Ik zal dit raadsel voor jou oplossen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Het is waar, onze geesten hebben ook kracht en macht om over de eigen wereld te heersen, maar zijn ze daarom heer en meester over die wereld? O nee! Ze doen weliswaar wat ze willen, maar zij kunnen niet willen, wat ze willen. Onze wil is in jullie gegrond, jullie echter zijn vrij in het willen van Hem, die jullie Vader is!
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Zie, mijn lieve kinderen, dat is een buitengewone, zeer gewichtige vraag die zich slechts door de daad, maar nooit door de zelfs allerwijste woorden laat beantwoorden. Tevens maak ik jullie allen erop attent dat na het afleggen van het lichaam onze geestelijke toestand eveneens buitengewoon heerlijk is, zodat deze aan uiterlijke pracht en heerlijkheid zeker al het denkbare verre overtreft. We zijn hier in ons lichaam al zo buitengewoon mooi gevormd, dat onze uiterlijke vorm, naar ik heel goed heb gemerkt, zelfs de kinderen van God een grote bewondering afdwong; en toch is deze lichamelijke schoonheid nauwelijks een vluchtig schaduwbeeld van de schoonheid die eigen is aan onze onsterfelijke geest. Zo zijn ook onze uiterlijke, stoffelijke woningen al van zo'n stralende schoonheid, dat bewoners van andere, kleinere werelden bij de eerste aanblik daardoor hun leven zeker zouden verliezen. Toch kost het bouwen ervan ons slechts geringe moeite, want met de macht van onze verenigde wil zijn we immers volkomen heer en meester over de materie die zich moet voegen, buigen en verheffen naar onze wil.
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] De oudste begint zojuist te spreken, en daarom zullen we nu naar hem luisteren. Zijn woorden luiden aldus: Jullie allen, mijn hier aanwezige kinderen, luister naar wat ik jullie zal zeggen en geef het ook door aan hen die hier niet aanwezig zijn! Jullie weten dat we bij soortgelijke gelegenheden, waarbij het hout op het altaar door een hogere macht ging branden, uit de vlammen van het brandende hout de loodzware voorwaarden hebben gelezen waaraan moet worden voldaan, omdat alleen op die manier het hoge kindschap Gods bereikt kan worden. Nooit eerder viel ons het buitengewoon grote geluk ten deel om uit de mond van een kind van God te vernemen, hoe men in de eerste plaats langs de natuurlijke, kortste weg het kindschap Gods kan verkrijgen en verder wat er eigenlijk precies achter het kindschap Gods verborgen ligt.
Hoofdstuk 64: Zonnebewoners op weg naar het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Wij hebben hier weliswaar volgens onze geestelijke leer het grote vermogen gekregen, om als geesten alle diepten van Gods scheppingen te bereizen en onuitsprekelijk te genieten van Zijn eeuwige talloze en meest veelsoortige wonderwerken, maar naar ik ten sterkste vermoed, kunnen de kinderen van God in één oogopslag overzien, waarvoor wij eeuwigheden nodig hebben. Wij hebben wel de macht om als geesten de dingen van onze wereld en bijgevolg ook die van andere werelden die van deze afhankelijk zijn, te regelen, maar de kinderen Gods, die met God heel nauw verbonden en intiem verenigd zijn, zijn zeker medescheppers. En terwijl wij toch altijd slechts materiële zaken moeten regelen, hebben de 'kinderen uit God', hun Vader, niet alleen de heerschappij over de totale, eindeloze materiële schepping, maar ook over alle geestelijke schepselen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Als we hier alles kunnen hebben wat ons hart begeert, tijdelijk en heel in het bijzonder in de geest eeuwig, maar als 'kinderen' ons niet eens volgens onze eigen wil over de drempel mogen begeven, luister, dan blijven we toch zeker wat we zijn. Want om niets te worden, zou een bestaan toch zeker niet nodig zijn. Als een wezen er eenmaal is, dan veronderstelt men al door dit bestaan een voortdurende ontwikkeling van zijn krachten, iets dat hier reeds het geval is; maar niet dat men vervolgens, terwijl men de hoogste voleinding verwacht, niets anders dan een volledige vernietiging van alle krachten en inzichten die men zich heeft eigen gemaakt, zou moeten verwachten.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Luister, onze oudste spreekt: hoge afgezant van de grote God! Nu is het me volkomen duidelijk en de kwestie van het kindschap Gods krijgt nu een heel ander aanzien. Daar het echter zo en niet anders is, zou het, vergeef me, vanuit mijn standpunt gezien, in zekere zin niet slechts tegen de goddelijke ordening zijn om naar het zogenaamde waarachtige kindschap Gods te streven, hetgeen volgens jouw recente uitspraak weinig of zelfs helemaal niets te betekenen heeft; het zou zelfs een echte dwaasheid zijn om voor niets en niemendal het goede en overdadige dat men bezit op te geven. Dan zeg ik: genoeg heen en weer gepraat over God en Vader en over mij als kind van God; voor mij hoeft het niet meer als ik tenslotte geheel met lege handen verder zou moeten!
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Kijk, hierin en in nog andere zaken ligt zo ongeveer het verschil tussen jullie, verheven en machtige, heel Gods schepping besturende geesten en ons, de kinderen van God.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Jullie kunnen vanuit jezelf alles wat jullie maar willen; wij echter kunnen uit onszelf niets maar slechts als de Heer het wil en zelfs ook dan niet een klein beetje meer dan hetgeen de Heer wil!
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Dat woord luidt als volgt: 'Laat de kleinen tot Mij komen en houd hen niet tegen, want aan hen behoort het hemelrijk!' Verder sprak de Heer: Als jullie niet worden als de kindertjes, zullen jullie het rijk Gods niet binnengaan!' - En verder zei Hij nog: 'Wie van jullie de eerste en grootste wil zijn, laat hij de geringste en de knecht van allen zijn!'
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Ik zie nu duidelijk in dat men volgens jouw leer op iedere wereld het kondschap van God kan verkrijgen als men ernaar handelt en zijn innerlijke leven in naam van de Godmens tracht vrij te maken. Ik zie ook in dat het leggen van de hand op het vlammende altaar in zekere zin slechts een uiterlijk teken is van datgene wat een menselijk schepsel in wezen geestelijk in zichzelf moet doen.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Meest verhevene onder de afgezanten van onze grote God! Omdat jij volgens jouw getuigenis een tijdgenoot was op die aarde waarop het de grote God behaagde evenals zijn schepselen mens te zijn om daardoor voor al Zijn schepselen de poorten naar het eeuwige leven te openen, zeg ik jou dat ik heel diep over jouw woorden heb nagedacht, deze allemaal juist heb bevonden en al mijn wijsheid heb aangewend om een of andere tegenstrijdigheid te vinden. Ik was echter niet in staat om ook maar één punt te ontdekken dat de grote waarheid van jouw getuigenis ook maar in het minst verdacht zou kunnen maken.
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] De oudste richt zich nu weer op en, zoals jullie gemakkelijk kunnen aanvoelen, maakt hij aanstalten om weer met mij te spreken. Het zij zo! Ik heb hem dat toegestaan; dus gaat hij spreken en zegt dan het volgende:
Hoofdstuk 61: Deemoed en het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Kijk, daarin ligt het wezen van het kindschap Gods. Als je denkt dat je in het kindschap van de Heer meer zult zijn, meer kracht zult hebben en rijker zult zijn aan allerlei pracht en macht, dan zeg ik je: blijf wat je bent, want van 'meer worden' is in ieder opzicht echt eeuwig geen sprake. Hier ben je zowel lichamelijk als geestelijk een volmaakte heer. Zolang jij in jouw lichaam leeft, moet zich alle materie van het oppervlak van deze, jouw wereld gehoorzaam voegen naar de macht van jouw wijsheid. Leef je echter in de geest, dan moet deze, jouw wereld aan jou, evenals aan alle aan jou gelijke geesten, vanuit haar centrum onderdanig zijn omdat jullie als bewoners van deze wereld, geestelijk gezien gelijk van wijsheid en gelijk van wil zijn, hetgeen op het eerste gezicht al aan jullie morele en staatkundige inrichting te zien is.
Hoofdstuk 62: De ware deemoed, de ware liefde en het ware kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  873 - 874 - 875 - 876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898  ...