Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 888 van 1110

...  876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898 - 899 - 900 - 901  ...
[15] Zulke verhoudingen zijn er ook in het werkelijke geestenrijk, waar geesten zijn die buitengewoon traag en duister zijn en daarom hun leven ook slechts in de dichtste, binnenste delen van de aarde kunnen slijten. Dan zijn er geesten die wat lichter zijn en daarom dan ook de hogere delen van de aarde evenals de wateren bewonen, waar zij huishouden en hun leven slijten. Dan zijn er geesten die in de onderste luchtregionen leven en daar hun gang gaan. Verder zijn er geesten, natuurlijk weer volmaakter van aard, die de hogere, meer zuivere luchtregionen, zo ongeveer vanaf de gletsjers bewonen. Dan zijn er nog geesten die de eerste regionen van de ether bewonen en dan geesten die de hoogste en meest vrije etherregionen en de uitgestrekte vrije ruimten tussen de hemellichamen bewonen, en tenslotte zijn er de allervolmaaktste geesten die de hoogste sferen van de zonnen, het eeuwige licht, bewonen. De geesten van beneden naar boven kunnen elkaar niet zien, of duidelijker gezegd: de geesten van een lagere trap kunnen die van een hogere trap niet zien, maar wel is het omgekeerde mogelijk en volgens de ordening ook gangbaar.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Zo zijn er ook in de regionen van de ether massa's levende wezens die voor jullie onzichtbaar zijn. Deze kunnen slechts in de ether leven, niet in de lucht en nog minder in dichtere materie. Wezens echter die in staat zijn om in de ether te leven, zijn ook in staat om steeds meer in het licht te leven. Ze hebben weliswaar voor jullie onzichtbare lichamen, maar desondanks bestaan ze, en wel in zulke oneindige aantallen, dat jullie je daarvan eeuwig nooit enig begrip kunnen vormen.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Ja, als jullie de zaak eens in een helder daglicht zouden stellen, dan zouden jullie ontdekken dat al het gesteente, ja het gehele wezen van jullie aarde niets anders is dan stevig samengeklonterde materie, die ontstaan is uit louter afgelegde dierlijke lichamen of levenslarven. Ook zouden jullie zien dat deze oerlevenskracht daar waar ze wat vrijer geworden is, weer actief wordt en dat zij uit de lichtere, haar omgevende materie weer een nieuwe vorm ontwikkelt waarin zij zich enige tijd ophoudt om dit eerste oerleven in deze nieuw ontstane vorm krachtig te versterken.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Kijk, zo'n wezen kan dan in zulke materie goed bestaan, maar zouden jullie het in de vrije atmosferische lucht brengen dan zou het binnen enkele minuten bezwijken. Omgekeerd zou het ook die wezens vergaan, die enkel de vrije atmosferische lucht als levenselement hebben. Maar wanneer jullie, die slechts in de atmosferische lucht kunnen leven, je in de buitengewoon lichte ether zouden begeven, zal het jullie precies zo vergaan als een vis die jullie uit het water halen en op het droge leggen.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[9] Bovendien hebben jullie soortgelijke verhoudingen al op jullie aarde. Ga maar eens van het ene land naar het andere, van het ene werelddeel naar het andere en van het ene eiland naar het andere, dan zullen jullie daar al zulke aanzienlijke verschillen in levensomstandigheden aantreffen dat jullie je daarover niet genoeg kunnen verbazen. Als jullie daarbij nog in aanmerking nemen dat er zich in alle elementen nog talloze levende wezens bevinden, dan zal het jullie nog duidelijker worden dat het leven zich onder de meest verschillende uiterlijke omstandigheden kan manifesteren en instandhouden. Als dat bij jullie op aarde in materieel opzicht al duidelijk merkbaar is, hoeveel meer zal zo'n regel dan op andere hemellichamen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Lieve vrienden en broeders, als jullie hier op deze zon naar zuiver aardse begrippen en verhoudingen oordelen, dan zullen jullie waarschijnlijk nooit tot een goed resultaat komen; maar als jullie de volgende stelregel in acht nemen en zeggen: elke wereld en elke zon heeft haar karakteristieke wetten waaronder zij kan bestaan, dan komen jullie al beduidend dichter bij de waarheid en de grondoorzaak van zo'n bestaan in het licht.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Jullie zeggen nu: als dat het geval is, vraagt men zich toch af uit welke materie het lichaam van deze mensen bestaat, dat dit kan blijven bestaan in zo'n eindeloos en onberekenbaar allermachtigste overvloed van licht? Wij op aarde weten immers dat in een stralenbundel van de zon, die door de werking van een holle spiegel op één punt geconcentreerd wordt, zelfs de diamant niet bestaan kan, maar al spoedig vervluchtigt; toch is zo'n stralenbrandpunt slechts een minimaal deeltje van de totale lichtsterkte van de zon. Hier echter zou één enkele, niet veel grotere mens dan wij, zo'n intensieve lichtmassa in en om zich heen hebben, dat hij daarmee een hele planetaire zon met al haar planeten in haar wijd uitgestrekte gebieden van een volkomen toereikende lichtsterkte zou kunnen voorzien.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Ja, jullie gehele aarde zou niet in staat zijn om een menselijke gestalte van zulk een stralende schoonheid te dragen en daarbij te blijven bestaan. Al zou de aarde de mooie vorm wel meester kunnen worden, dan zou ze toch het voor een aardbewoner onuitsprekelijk en onbegrijpelijk intensieve licht van zo'n mens niet kunnen verdragen. Jullie kunnen met zekerheid aannemen dat zo'n mens hier een grotere massa licht uitstraalt dan menig planetaire zon doet voor het verlichten en verwarmen van haar gehele planetaire gebied.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Ja, de schoonheid van zo'n hoogbejaard mensenpaar is hier soms zo buitengewoon groot dat, als zij zich ergens op jullie aarde zouden bevinden, zij werkelijk de hardste stenen als was zouden doen smelten.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Bekijk nu eens zo'n vrouwelijke gestalte van dichtbij; zie eens hoe onbeschrijflijk fijn haar huid is. Kunnen jullie je herinneren op aarde ooit iets met zo'n fijn oppervlak te hebben gezien? Zien jullie op dit lichaam ook maar het kleinste rimpeltje of een oneffenheid ten gevolge van een botje of kraakbeen van het inwendige lichaam?
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[18] Als wij een juiste, geordende, wijze beperking in acht nemen, kunnen we alle schepselen benaderen en met hen op een verantwoorde manier in contact komen, zoals alle delen van een lichaam voortdurend met elkaar in contact staan. Wat verder gaat, is verderfelijk. Bereiden jullie je dus voor; ik zal mijn hand op het altaar leggen, het hout zal vlam vatten en van alle kanten zullen jullie weldra de mensen zien toestromen.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Daarom moeten jullie je er ook niet over verbazen als jullie mij streng en ernstig met deze mensen zullen zien en horen spreken, want dat moet ik doen uit liefde voor hen. Hetzelfde moeten ook jullie in acht nemen.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Jullie vragen nu waarom ik dat dan niet zou mogen. Met mij is weer het omgekeerde het geval. Deze mensen hebben zo'n ontzettende hoge dunk van de kinderen van de Heer en hun respect en liefde voor deze kinderen van de Heer is zo onbeschrijflijk heftig en sterk dat zij, zouden zij door mij worden aangeraakt, meteen van louter liefde zouden verteren en tenslotte geheel en al oplossen.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Daarom zullen we ons dan ook aan deze bewoners vertonen en met hen over het een en ander spreken, zodat jullie daardoor zelf ervaren wat hun geestelijke achtergrond is.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Ik maak jullie er echter van tevoren op attent dat jullie vooral niemand te dicht moeten naderen of aanraken, want jullie zouden de al te bekoorlijke invloed niet kunnen verdragen, waardoor jullie voortijdig van deze wereld verwijderd zouden worden. Daar moet zelfs ik op letten, want terwijl ik toch al zo lang van al het natuurlijke verlost ben, mag ik eveneens niet een nog in zijn lichaam levende mens aanraken.
Hoofdstuk 56: Waarom is men te midden van alle pracht zo alleen? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  876 - 877 - 878 - 879 - 880 - 881 - 882 - 883 - 884 - 885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898 - 899 - 900 - 901  ...