17481 resultaten - Pagina 90 van 1166
... 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 ...
[11] Ik had Hem al eerder gevraagd, omdat Hij zei hoe ziek ik was, of ik niet weer gezond kon worden. En toen aan het eind zei Hij tegen mij: 'Wordt gezond', en zie, mijn kwaal verliet mij als een wind en nu ben ik helemaal gezond!Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ga toch naar buiten de stad en zie voor uzelf of dat niet werkelijk Christus, de beloofde Messias, is. Naar mijn mening is Hij het zeker, want grotere wonderen dan deze mens doet, zal Christus, als Déze het niet zou zijn, nooit kunnen doen! Ga dus naar buiten en overtuig uzelf! Ik ga nu vlug naar huis om betere kleren aan te trekken want zo kan ik niet in Zijn hoge bijzijn gekleed gaan! Als Hij de Christus niet zou zijn, dan is Hij toch zeker méér dan een profeet of een koning van het volk.'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Intussen vermaanden de leerlingen Hem en zeiden: 'Meester eet nu toch!' Joh.4:31) Terwijl de grote schare uit de stad zich in de richting van de bron bewoog, vermaanden Mijn leerlingen Mij om nu eerst eens te eten! Want ze hadden gemerkt dat Ik niets at zodra ergens mensen tot Mij kwamen. Zij hadden Mij echter lief en waren bang dat Ik zwak en ziek zou kunnen worden. Want, hoewel ze wel wisten dat Ik de Christus ben, hielden ze Mijn lichaam toch voor zwak en gebrekkig en vermaanden Mij daarom dat Ik eten moest!
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En tegelijkertijd kwamen Zijn leerlingen, en zij verwonderden zich, dat Hij met de vrouw sprak. Toch zei niemand: 'Wat vraagt U, of waarover praat U met haar?' Joh. 4:27) Toen Ik dit zei, schrok de vrouw erg, temeer omdat net op dit ogenblik de eten brengende leerlingen uit de stad terugkwamen en heel verwonderd keken, toen ze Mij in gesprek met deze vrouw aantroffen. Ze durfden echter noch aan Mij, noch aan de vrouw te vragen, wat wij gedaan hadden of waarover wij met elkaar gesproken hadden. De andere tochtgenoten inclusief Mijn moeder, die ook nog hier was, sliepen nog dermate vast dat ze nauwelijks wakker te krijgen waren, want de lange tocht had hen allemaal erg vermoeid. Tenslotte kwam ook de leerling, die naar een kruik om water mee te putten gezocht had, met lege handen uit het dorpje terug: Hij verontschuldigde zich en zei: 'Heer, het dorpje telt toch zeker twintig hulzen, maar U kunt het geloven of niet, voor U is er niemand thuis en alle deuren zijn afgesloten!
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Toch wel, Mijn broeder! Kijk eens naar deze vrouw! -Ik zeg Je: één verlorene te vinden is meer waard dan negen en negentig rechtvaardigen, die volgens hun geweten geen boete behoeven te doen, omdat ze menen dat ze op iedere sabbat God dienen op Garizim. Maar hier halen ze zelfs op de dag vóór de sabbat al alles waarmee water geput kan worden weg, opdat niemand op de sabbat een slok water uit deze bron zou halen om zijn dorst te lessen, waardoor naar de mening van deze rechtvaardigen de sabbat ontheiligd zou worden. O, wat een grote, ontzettend kortzichtige dwaasheid van dit soort rechtvaardigen! Hier staat echter een zondares met een goede kruik en zij zorgt voor ons. Dan vraag Ik je: wie is er beter: deze of die negen en negentig beoefenaars van de sabbatsheiliging op Garizim?!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Maar Hij zegt tot hen: 'Ik eet voedsel, dat jullie niet kennen.' Joh. 4:32) Ik zie hen echter liefdevol en ernstig aan en zeg: 'Mijn beste vrienden. Ik eet nu voedsel. dat jullie niet kennen!.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (Jezus zegt tot hen: 'Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem, die Mij heeft gezonden, en Zijn werk volbreng.' Joh. 4:34) Ik zeg tegen hen: 'O maak toch niet zulke dwaze veronderstellingen over wat Ik wel of niet gegeten heb! Je hebt toch meermalen gezien. dat Ik Mij bij jullie nooit iets extra 's heb laten geven. Ik heb het tegen jullie niet over lichamelijk voedsel, maar over veel hoger en waardiger geestelijk voedsel, en dat bestaat daaruit, dat Ik de wil van Diegene doe. Die Mij gezonden heeft, en dat Ik Zijn grote werk afmaak! Degene, Die Mij daarvoor gezonden heeft is de Vader, waarvan jullie zeggen, dat Hij je God is, hoewel je Hem nog nooit herkend hebt. Ik ken Hem echter en daarom doe Ik, wat Hij gezegd heeft en dat is Mijn echte voedsel. dat jullie niet kennen. Ik zeg het je: Niet alleen het brood, maar iedere goede daad of ieder goed werk, is ook voedsel, wel niet voor het lichaam, maar des te meer voor de geest!.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De meeste leerlingen begrepen deze les wel en begonnen direct Mijn woord over de liefde tot God en over de liefde tot de naaste aan de Samaritanen te verkondigen, en ook dat Ik werkelijk de Christus ben.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Mijn woord van het Rijk van God is de geestelijke sikkel. Dit woord komt eerst in jullie eigen harten en van daaruit over je tong naar de oren en in de harten van je medemensen en broeders. Deze sikkel geef Ik jullie om de mensen, je broeders, te oogsten voor het Rijk van God, het Rijk van de ware kennis van God en het eeuwige leven in God.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Verban in de eerste plaats de sabbat uit jullie harten als je Mijn waarachtige leerlingen wilt zijn en blijven! Ons werk blijft iedere dag doorgaan; waar de Heer van de sabbat werkt, daar mogen Zijn knechten de handen niet in de zakken steken!
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Hij bekeek mij echter en zei: 'Vrouw, ik zou de hele wereld er voor geven, als ik je kon helpen, want mijn oog zag nog nooit een mooiere vrouw dan jij! Hoewel ik je er niet van af kan helpen, kan ik je ziekte toch wel verzachten! Hij kwam in mijn armelijke huis wonen, gaf mij iedere dag verzachtende middelen en zorgde voor mij; maar hij heeft mijn zieke lijf nog nooit met slechte bedoelingen aangeraakt, zoals jullie dat geheel ten onrechte schijnen te denken!
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daarop valt de vrouw snikkend van liefde en vreugde voor Mij op de knieën en zegt: 'O Heer, mijn Heiland, waaraan heb ik, arme zondares, deze genade verdiend?'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouw zegt: 'Heer ook al waren jullie met tienmaal zoveel mensen, dan zouden toch, zover mijn middelen dat toestaan, allen bij mij zeer goed onder dak zijn! Want mijn huis is hier en daar wel zeer bouwvallig, maar het heeft veel schone vertrekken en is zo veel mogelijk ook aardig ingericht en wordt slechts door mij, mijn dokter en enige hulpen bewoond. Ik zeg U, o Heer, het huis is het Uwe, U alleen bent er de rechtmatige bezitter van, want U heeft het oudste recht daarop. Kom daarom, o Heer, en trek in Uw huis! Want van nu af aan is het geheel het Uwe en het zal van U ook steeds blijven met alles wat er in is!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zeg: 'O vrouw, groot is je geloof en liefelijk je hart; daarom zal je ook Mijn leerlinge zijn en blijven. En waar dit evangelie ook verkondigd zal worden, daar zul jij in der eeuwigheid genoemd worden!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik zeg: 'Jullie zijn nu al drie uur bij Mij, je weet wie Ik ben en het is inmiddels avond geworden; maar, hoewel Ik toegezegd heb om twee dagen in jullie stad te blijven omdat je daarom vroeg, heeft niemand Mij en Mijn leerlingen onderdak aangeboden!
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)