Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 90 van 139

...  78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103  ...
[15] Maar nu hoor ik heel dichtbij zelfs woorden, naar het mij voorkomt. Luister, daaruit zullen wij al gauw kunnen opmaken wat voor geesten zich in onze nabijheid bevinden. Aha, hebben jullie het gehoord? Ik heb nu duidelijk de woorden verstaan: 'Wenden jullie je in je hart tot Jezus, de Gekruisigde, dan zullen jullie geholpen worden.'
Hoofdstuk 134: Troost betekent voor de terechtgestelden in de eerste plaats wraakzucht. Uitwerking van de vreemde stemmen. Nood leert bidden. De heilsstem - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] De bewuste generaal, die zich in de eerste zaal van het huis bevindt, zegt tegen Robert, die zo juist met Helena uit de tweede zaal is gekomen: 'Luister, dat is toch een langdradige geschiedenis! Wat deze ongelukkige geesten daar buiten bij elkaar bazelen, is werkelijk ongehoord! Daar overtreft letterlijk de ene domheid de andere. Nu twisten die kerels er al een halve eeuwigheid over, of ze de aangeboden hulp van de Heer zullen aannemen of niet! Nee, zoiets zou in de hele oneindigheid niet gauw een tweede keer mogen voorkomen! Hoe lang zouden wij nog geduld moeten hebben met deze kletsmajoors?'
Hoofdstuk 137: De trots van de graaf komt nog eens boven. Aardse politiek vanuit het perspectief van het hiernamaals. De generaal en Robert over de twist van deze geesten. Het grote geduld van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] Miklosch zegt: 'Ja, zo denk ik er ook over! Wij zijn hier weliswaar geesten en daardoor heel wat lichter dan op aarde, maar van zo'n hoogte zou ik toch ook niet graag een salto mortale wagen. Laten we daarom nog een tijdje hier blijven totdat het wat lichter wordt; dan zal wel blijken wat ons verder te doen staat. Het komt mij in de geest voor, alsof wij hier binnenkort heel bijzonder bezoek zullen krijgen, en als mijn gevoel me niet bedriegt, komt daar juist vanuit het oosten al iemand recht op ons af.'
Hoofdstuk 139: Het begint bij de graaf te dagen. Een hooggebergte en een paleis worden zichtbaar. Liefdevolle lessen over de ordening in het hiernamaals - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] De graaf zegt: 'Mijn beste Cyprianus, zo gemakkelijk wordt van 'de graaf’ geen afstand gedaan! Deze vriend, die zeer wijs lijkt te zijn, heeft iets dergelijks nog niet van mij verlangd, en als hij het al verlangd zou hebben, is het de vraag of ik aan zijn verlangen direct tegemoet zou zijn gekomen. Het geslacht Bathianyi is namelijk al heel oud, begrijpt u dat?' De franciscaan zegt: '0 ja!' De graaf zegt: 'Blijft u wat u bent, dan blijf ik wat ik ben! Wat kan het u schelen of ik al of niet een graaf ben? Zijn er dan geen heel vrome graven, vorsten en hertogen geweest? Kan men dan als graaf God niet evengoed liefhebben? Ik denk dat de fijne beschaving van een aristocraat voor een zuivere liefde geschikter zal zijn dan die van een ordinaire boerenpummel! God zou niet volmaakt zijn, als Hij een groter welgevallen zou hebben aan het onvolmaakte. Waarom worden dan zelfs in de hemel de meest volmaakte engelen' aartsengelen' genoemd? Men noemt hen ook wel 'lichtvorsten' en 'herauten van Gods macht'. God Zelf heeft dus al onder de eerstgeschapen geesten een bepaalde rangorde ingesteld, die Hij zelfs nauwgezet in acht neemt bij hemellichamen, bergen, zeeën, planten en dieren. En wel zo, dat alles elkaar moet dienen. Desalniettemin blijft de zon in het vervolg zon en kan niet verlaagd worden tot een gewone planeet. Ook de Chimboradzo blijft Chimboradzo en kan niet verlaagd worden tot een molshoop. Tussen de Amazonerivier en een beekje bestaat toch hopelijk ook een duidelijk waarneembaar verschil.
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Hier in het rijk van de geesten, waar van armoede en voorrang geen sprake meer kan zijn, mogen zulke aardse hatelijkheden nooit meer voorkomen. Want ik zeg het ronduit: wie zijn broeder haat om welke reden dan ook, in hem is Gods genade niet! Zijn ziel is een duivel vol hoogmoed en geest van onverzoenlijkheid, en het is zijn voortdurende wens zijn broeders, omdat zij hem een ingebeeld onrecht aandeden, alle mogelijke tegenslagen als bestraffende leringen te zien ondergaan.
Hoofdstuk 142: Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Hoe dichter zij het huis naderen, des te meer valt hun de grootsheid en de onuitsprekelijke pracht en majesteit van het gebouw op. Reeds in de nabijheid van het huis kan Bathianyi zich niet meer inhouden van verwondering en zegt vol geestdrift: 'Vriend, dat kunnen noch engelen noch de wijste geesten van alle sterren hebben gebouwd, maar dit heeft God met hoogsteigen hand gebouwd! Deze grootte en de daarbij toch nog buitengewoon esthetische symmetrie is met niets te vergelijken. Ah, dat is meer dan wij allen ooit zullen begrijpen! Wel, wanneer dit huis aller huizen van buiten al zo onuitsprekelijk mooi is gevormd, hoe zal het binnen dan wel ingericht zijn?'
Hoofdstuk 144: Heerlijkheid en grootte van het huis. Woont hier Jezus Christus? Vurig verlangen van de zielen naar de Heer. Het juiste vermoeden van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Na korte tijd van diepe verbazing zegt de graaf tegen de franciscaan: 'Vriend, als het er in jouw vermeende hel zo uitziet, dan blijf ik er zonder meer, en broeder Miklosch zeker ook samen met alle anderen! Ook die helse mannelijke en vrouwelijke geesten zien er ongelooflijk mooi en heerlijk uit. Waarlijk, in zo'n hels gezelschap zal het voor eeuwig best uit te houden zijn! Wel vriend, wat denk jij ervan?'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Kijk, dat is de zon met haar eigenlijke bewoners. De iets donkere zijn nog in de materie; de lichtere daarentegen zijn geesten, die eveneens in de zon huizen. Later zul je alles volkomen leren kennen, nu zou het nog wat te vroeg zijn. We hebben nu gezien wat de tweede deur verborgen houdt. Laten we ons daarom naar de derde deur in deze noordelijke wand begeven!'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Daarom ben ik niet zo nieuwsgierig naar de achtergronden van al deze wonderen als broeder Robert. Alleen zou ik graag willen weten wie toch die geesten zijn, die in de vrije ether voor ons hebben gespeeld. Dat zij op hun manier ook heel gelukkig moeten zijn, heb ik uit de vriendelijkheid van hun gezichten kunnen opmaken. Maar wie zij eigenlijk zijn en wat hun bestemming is, kan alleen maar U, 0 Heer en Vader, bekend zijn.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Ik kijk nu ook met groot gemak in dit licht en beleef daaraan grote vreugde, want ik begin nu door de helderste ethervlammen heen een ongekende wonderwereld te ontdekken en zie uitgestrekte bouwwerken, waarin waarschijnlijk de door de Heergenoemde vuurgeesten wonen. Merkwaardigerwijze bestaat zo'n gebouw eigenlijk uit ontelbaar veel symmetrisch opgetrokken, enorme hoge torens, die door ontelbaar veel arcaden met elkaar verbonden zijn. Nu zie ik ook op mensen lijkende wezens op de arcaden rondwandelen. Hun bewegingen zijn buitengewoon vlug. Dat gaat als bliksems heen en weer! Hebben deze geesten dan zulke dringende zaken te doen, dat ze zo als bezetenen heen en weer rennen?'
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] Ik zeg: 'O nee, dat is de maan van de aarde. Kijk eens naar haar duistere land en daar iets verder weg naar een kleine groep dwergachtige, menselijke wezens! Dat zijn de eigenlijke bewoners van de maanzijde, die steeds van de aarde afgekeerd is. Hun grootste lust zijn hun vrouwtjes, die ze uit pure liefde en tederheid meestal op hun schouders ronddragen. Boven hen zien jullie heel montere geesten rondzweven. Dat zijn de zielen van gestorven maanmensjes. Het is hun een vreugde om voor hun nog sterfelijke broeders goed te zijn en hen voor allerlei gevaren te behoeden. Hun aandacht is er hoofdzakelijk op gericht, dat de zeer materiële geesten, die de kale zijde van de maan, die steeds naar de aarde toegekeerd is, bewonen, niet bij de bewoners van de begroeide kant van de maan kunnen komen, omdat ze deze in hun huis, dat uit een ondergronds hol bestaat, aanzienlijke schade zouden kunnen toebrengen.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] In het begin krijgt iedereen slechts een kleine kring toegewezen. Is hij daarin trouwen volop werkzaam, dan krijgt hij spoedig grotere gebieden onder zijn beheer. Ook Cado kreeg aanvankelijk maar een klein gebied, bestaande uit twee kleine landen, toevertrouwd om te leiden en te bewaken. Nu zwaait hij zijn scepter reeds over half Europa en zal, als hij zo doorgaat, spoedig de hele aarde onder de macht van zijn wil hebben. Heeft hij bij de aarde bewezen dat hij met de hem verleende macht weet om te gaan, clan zal hij de zon onder zijn hoede krijgen; tenslotte met haar alle planeten en zo verder, totdat hij heer is over een heel zonnengebied. Bedrijp je nu wie de geesten zijn die buiten aan ons voorbij zweefden?'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Ik zeg: 'Dat zijn engelen die hun taak hebben in deze bovenste hemel. Als jullie daartoe met de nodige wijsheid zullen zijn toegerust, zullen ook jullie van tijd tot tijd hun taak krijgen. Zij zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van alle werelden en zijn daarvan de opperste leiders en gidsen. Kijk, zo'n montere engel is niet zelden heer en bestuurder van een heel zonnen gebied. Om echter zo'n regentschap te kunnen aanvaarden, moet hij vooraf wel heel veel leren kennen en veel scholen doorlopen. Onze Cado, een heel begaafde geest, is op aarde reeds begonnen met dienen en regeren. Hij vervult zijn taak goed en is in staat de verschillende geesten volledig in hun waarde te laten. Daarom krijgt hij ook een steeds grotere werkkring.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Allen verdringen zich nu op een groot balkon, waarvan er zich voor iedere deur een bevindt. Van hieraf nemen zij de hele sterrenhemel in ogenschouw en onderhouden zich met geesten, die rondzweven en het balkon dicht naderen, hetgeen ze des te liever doen omdat ze Mij daarop gewaarworden.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De grote, oneindige ruimte tussen de hemellichamen is echter niet leeg. Ik zag daar geesten met grote snelheid heen en weer zweven, waarvan enkelen heel dicht bij me kwamen en me hartelijk groetten. Ach, dat ziet er werkelijk in hoge mate bedrijvig uit! Een dat is nu juist mijn lust en mijn leven, bedrijvigheid te zien en zelf naar beste vermogen bedrijvig te zijn.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103  ...