Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 90 van 91

...  66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91
[20] Nu arbeiden al deze hoedanigheden en brengen hun vruchten of kinderen voort, en elk der kinderen heeft in zich het essentiële van andere eigen­schappen. Dit gaat zo voort, totdat de materie geheel is verdroogd, totdat de zoete kwaliteit of het zoete water opgedroogd is, dan valt de vrucht af en ook de halm verdroogt en verwelkt. En dat is het einde van het natuurgebeuren in deze wereld.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] De geest der bitterheid echter is de voornaamste veroorzaker der zwarte aarde, want door zijn bitterheid is de Salniter naar zijn uiterlijke geboorte gedood geworden, waardoor dan de wilde aarde ontslapen is. De hitte heeft in de geest der wrangheid de hardheid veroorzaakt. Waar de hitte nu als eerste eigenschap aanwezig was, daar heeft zij het alleredelste der aarde, als goud, zilver en edelgesteente doen ontstaan. Want toen het licht, vanwege de hardheid, ruwheid en scherpheid der materie gedoofd was, zo werd heet in de hitte, welke de vader van het licht is, opgenomen en daardoor verzwolgen.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Daarover te schrijven en te behandelen, hoe zij wederom levend gewor­den is en zich zelf steeds opnieuw tot nieuw leven wekt, is mijn taak en voornemen. Ook het dierlijke vlees des mensen wordt veroorzaakt door de duivel en de zonde in het vlees is de toorn Gods.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[44] Wanneer die substantie voor de vijfde maal gesmolten wordt, dan stijgt de liefdegeest in het water door het licht heen op en maakt de dode vorm weer levend, zodat de stof, die na de eerste vier smeltingen over­gebleven is, weer de kracht bekomt, welke in de oergeest van dat erts primair was. Als dat erts nu voor de zesde maal gesmolten wordt, dan wordt het wat harder, dan beweegt zich het leven, dat in de liefde is opgegaan en uit deze beweging ontstaat de toon van de hardheid en het erts bekomt een heldere klank; want de harde, puinachtige, bittere en vurige materie is weg.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] De eerste factor is: de ogen, die op alles reageren, wat ze ook zien, want zij zijn het licht. Zoals het licht uit de Zoon Gods uit gaat tot de Vader, in al Zijn Krachten, en alle Krachten des Vaders aandoet en evenzo andersom, zo werken de ogen op de dingen, die zij bezien, en omgekeerd, en vandaar wordt het naar het hoofd gevoerd en daar wordt het bewust gemaakt. Vandaar gaat het naar het hart, en het hart geeft het door aan de anderen in het ganse lichaam; dan grijpen mond, hand en voet toe. De tweede is: de oren, zij ook werken in het gehele lichaam door de geest; hun oorsprong ligt in de klank, de toon, die overal uit opstijgt. Zoals in alle Krachten Gods de toon klinkt, die ‘t Hemelse weer­geeft, en deze toon of klank weer van deze krachten uit gaat en terug is te vinden in de verbinding van de Geest met God, zo komt deze toon naar voren; wanneer de éne kracht de andere in beweging brengt. Dan klinkt ze duidelijk, zij stijgt dan weer op in de Vader, en alles, wat in de Vader is wordt er door aangeraakt, zij brengen steeds weer de­zelfde toon voort. Zo zijn dus de oren het tweede motief in het hoofd, zij staan open en de klank of toon gaat door hen heen in alles, wat ge­luid geeft. Wanneer dit gebeurt wordt de geest aangeraakt en deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel, die in het hoofd is, daar wordt hij goedgekeurd. En zoals de Geest het int, zo brengt hij het over in het hart en het hart, of de bron van het hart, geeft eraan alle krachten die in het lichaam zijn; dan werken mond en handen mede. Wanneer het evenwel aan de vorstelijke zetel, die bij het hoofd is, niet bevalt, wanneer het be­proefd is, zo laat deze het van zich gaan en brengt het niet over naar de moeder - het hart. Het derde motief is de neus; de bron uit het lichaam stijgt op naar de neus, wat betreft de functie van dit orgaan. De neus heeft twee open poorten. Zoals de lieflijke en verrukkelijke geur uitgaat uit alle krachten van de Vader en van de Zoon, en door de Heilige Geest wordt getemperd, zodat uit de bron van de Heilige Geest deze kostbare geur opstijgt, en werkt, in alle krachten des Vaders, en deze ontsteekt, zodat ze opnieuw zwanger worden van de verrukkelijke geur en deze opnieuw bij en in de Heiligen Geest doen geboren worden. Alzo stijgt ook in mens en Engel deze kracht van de reuk uit alle lichaams­krachten door middel van de Geest op, verlaat wederom de neus en doet alle reuk aan en voert die terug door de neus, de derde factor in ‘t hoofd. Ook deze wordt gebracht voor de vorstelijke zetel in het hoofd. Daar wordt zij gekeurd, of het een goede reuk is, aannemelijk of niet. Is zij goed, dan wordt zij doorgegeven aan de moeder, zodat zij begint te werken, is zij niet goed, dan wordt zij verwijderd. En deze factor, deze reuk, die ontstaat uit de krachten Gods, behoort tot het hemelse Vreugde­rijk en heeft een heerlijke, lieflijke en schone bron in God. Het vierde is: de smaak, die de tong heeft; zij stijgt ook op uit alle krachten des lichaams door de Geest, naar de tong, want alle bronnen van het ge­hele lichaam gaan naar de tong en deze is het essentiële van alle krachten of de smaak. Zoals de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon, en goed is, en in zijn werken alles doet opstijgen wat goed is, en weer ver­enigt met de Vader, zodat de Krachten des Vaders wederom zwanger worden en opnieuw de smaak voortbrengen; wat echter niet goed is wordt door de Heilige Geest uitgespuwd, als iets, dat walging opwekt, zoals staat in de openbaring van Johannes: “hij spuwt de grootvorst Lucifer uit in zijn hoogmoed en bederf, want hij kon de hovaardige, vurige, onwelriekende geur niet meer verdragen,” alzo gaat het ook alle hovaardige mensen. O mens, laat u dit gezegd zijn, want de geest ijvert zeer in dit opzicht: Laat af van de hoogmoed, of het zal u vergaan als de duivelen, het is ernst, de tijd is kort, en zo ge niet luistert, zult ge spoedig het helse vuur bemerken. Zoals nu de Heilige Geest alles keurt, zo doet de tong dit ook; zij keurt elke smaak. En wanneer de geest het goedkeurt, dan wordt de smaak voor de vier andere factoren geplaatst, voor de vorstelijke zetel, daar wordt onderzocht, of de smaak nuttig is ten opzichte van de andere eigenschappen van het lichaam: ten slotte komen dan mond en handen in werking. Wanneer de smaak evenwel niet goed is wordt ze door de tong uitgespuwd, voor ze voor de vorstelijke zetel verschijnt; bevalt ze de tong echter wel, en is ze goed maar dient ze niet het gehele lichaam, zo wordt ze toch, wanneer ze voor de vier­schaar verschijnt, verworpen en de tong moet ze uitspuwen en niet meer aanroeren. Het vijfde zintuig is: het voelen, de tastzin. Deze stijgt ook op in alle krachten des lichaams, naar het hoofd. Want uit God de Vader en God de Zoon gaan alle krachten uit en de ene brengt de an­dere in beweging, wat weer tot gevolg heeft, dat het geluid ontstaat, zodat alles klinkt en beweegt; wanneer de ene kracht de andere niet wekte, zou zich niets bewegen. Dit in beweging brengen brengt ook de Heilige Geest in werking, zodat Hij opstijgt in alle krachten des Vaders waarin het hemelse Vreugdenrijk triomferend tot stand komt, zowel als het groeien en bloeien, klinken en geboren worden. Christus spreekt in het Evangelie: “Ik werk en Mijn Vader werkt ook.” Joh. 5:17. Door deze werking wordt de Heilige Geest geboren en hierin zijn alle krachten beweeglijk en in werking. Hij stijgt op van eeuwig­heid tot eeuwigheid en maakt de Krachten des Vaders zwanger. Zo iets heeft ook plaats bij Engelen en mensen. Alle krachten in hun lichaam stijgen op en de een wekt de andere tot werking; wanneer dit niet zo was, zou de mens en de Engel niets kunnen voelen. Wanneer één lid van het lichaam te zwaar getroffen wordt, zo roept het het gehele lichaam aan om hulp en het gehele lichaam komt in werking alsof er een groot oproer was, alsof de vijand nabij was, en het komt het éne lid te hulp en verlost het van zijn smarten.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[30] Toch moet ge weten, dat hij in voortdurende angstige baringsnood ver­keert en gaarne wil los komen van de toorn en de boosheid, maar het niet kan. Het is ermede gesteld als met het gehele huis dezer wereld, waar steeds de liefde in strijd is met de toorn en waaruit steeds uit die angstige worsteling iets nieuws wordt geboren. En zo moet het ook gaan, als gij opnieuw geboren wilt worden; op een andere wijze kan geen mens de wedergeboorte bereiken.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[58] Nu moet ik opnieuw opmerken, dat het 't morgenrood van de dag is, zoals de deurwachter het hebben wil.
Hoofdstuk 26: Van de planeet Saturnus. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Wanneer men nu zou zeggen: de Zoon Gods is een afbeeldsel, dat meet­baar is zoals de zon, zo zou op de plaats waar de Zoon was, drie persoonlijkheden zijn en de glans en glorie, die van den Zoon uitging. En wanneer de Vader buiten den Zoon alleen bestaanbaar was, zo zou de kracht des Vaders, die ver van den Zoon verwijderd was, buiten de poor­ten der Engelen geen Zoon en Heilige Geest doen geboren worden en Hij zou niet een almachtig Wezen zijn zonder den Zoon; en Hij zou een meet­bare zelfstandigheid moeten zijn. Maar zo is het niet. Het is er evenzo mee als met een kostelijk stuk goud. Ten eerste is er de materie, dat is als 't ware de moeder, het wezenlijke, die in dat stuk goud het goud doet ont­staan en in het goud is de kracht van het voorwerp gelegen. De materie beduidt den Vader, het goud beduidt den Zoon, de kracht is te vergelijken met den Heiligen Geest.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Op een dergelijke wijze kan men ook het drievoudige in de Heilige Drie­vuldigheid beschouwen, slechts met dit verschil, dat in het laatste geval alles beweegt en leeft door den Heiligen Geest en alles van Hem uitgaat. Men vindt ook in een stuk goud een bepaald gedeelte, waarin meer en schoner goud aanwezig is, dan in een ander gedeelte, hoewel toch het gehele stuk van goud is. Evenzo is die plaats, waar Zijn Zoon en Hart geboren werd, den Vader het lieflijkste en schoonste. Zo weet ge de juiste grond van dit geheimenis en zo weet ge ook, dat de Zoon niet op eenmaal, op een bepaald tijdstip uit den Vader werd geboren, en zo een begin zou hebben en zich als een Koning zou laten aanbidden. Neen, dan zou Hij niet een Enigen Zoon zijn; Hij zou dan ook niet alwetend kunnen zijn, want Hij zou niet weten, hoe het was voor Hij geboren was. De Zoon wordt van eeuwigheid tot eeuwigheid voortdurend geboren en straalt van eeuwigheid tot eeuwigheid Zijn Licht uit. De krachten des Vaders zijn altijd vervuld van den Zoon en doen Dezen steeds opnieuw geboren worden. Daaruit ontstaat de Heilige Geest, gaat van den Vader en den Zoon uit en heeft ook begin noch einde. En de Heilige Geest is alom in den Vader tegenwoordig; geen schepsel kan dit bevatten of na­denken. Amen.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De derde eigenschap of de derde uiting van de Goddelijke Geest die in den Vader is, noemt men de bittere eigenschap. Deze dringt door in de beide andere eigenschappen; ze werkt er in door; zij is een sidderende, en omhoog strevende eigenschap. Ze triomfeert over de beide anderen. Ze is de oorzaak en vreugdebron der dingen; de oorzaak der lachende, ver­heffende vreugde, door haar beeft en jubelt alles; de Hemelse vreugde vindt hierin haar oorsprong. Door haar ontstaan veelsoortige rode kleuren; zij geeft daar als 't ware vorm aan; door de zoete eigenschap worden witte en blauwe kleuren en door de wrange, zure of scherpe worden allerlei groene en donkere en gemengde kleuren in verschillende verschijningsvormen en geuren gevormd. Het bittere is de eerste geest, die het leven beweeglijk maakt; door deze geest is het heugelijke ge­schapen; zijn naam is 't Hart, want Hij is de sidderende, morrende, door­dringende, verheffende geest, een vreugdevol triomferende geest, een belangrijke bron van het lachen. Door de eigenschap “zoetheid” wordt de eigenschap bitterheid opgelost, verzacht, zodat zij geheel lieflijk en vreugdevol wordt. Wanneer zij echter te veel naar voren treedt en zich te veel doet gelden, zo ontsteekt zij het zoete en het zure en is gelijk een bijtend, verscheurend en brandend vergif. Het is er evenzo mee, als wanneer een mens een verscheurende wond heeft, die hem ach en wee doet roepen. Deze eigenschap is in de goddelijke kracht, wanneer zij ontstoken wordt, de Geest van een toornig en naijverig God; zij is onuit­blusbaar, hetgeen te zien is bij de legioenen van Lucifer. Wat meer zegt: deze eigenschap is, als zij ontstoken wordt, als een hels vuur, dat het licht uitdooft; het maakt het zoete onwelriekend, het zure snijdend., hard en kond, brengt een stank, een ellende, een treurnis teweeg, veroorzaakt een huis der duisternis, des doods en der hel en het einde der vreugden, want niets is in staat dit tegen te honden en ook niets is in staat deze duisternis weer opnieuw te doorlichten, want deze duistere, bittere, grimmige bron welt in alle eeuwigheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Nu vraagt ge: wijl nu God overal is en Zelf Alles is, hoe komt het dan, dat in deze wereld zulk een koude èn zulk een hitte is, waarbij alle schepselen zich te weer stellen en er niet veel anders is dan ijdele boos­heid in deze wereld. (De oorzaken hiervan zijn de vier eerste gestalten der natuur). Ziet, dit is de oorzaak en de boosheid: Toen koning Lucifer in zijn rijk zetelde als een trotse, hovaardige bruid, zo omvatte zijn ge­bied de plaats, waar nu de Hemel is, die gemaakt is uit het water, en ook de plaats van de wereld die geschapen werd, zowel als de ruimte ertussen. Waar nu de aarde is, was een reine en heilige Salniter, waarin de zeven Geesten Gods volkomen en lieflijk waren, zoals ze dat nu zijn in de Hemel, hoewel ze nog in deze wereld werkzaam zijn. Toen Koning Lucifer zich verhief, zo verhief hij zich in de zeven Oergeesten en ontstak hen, zodat alles brandende werd. De zure hoedanigheid werd zo hard, dat zij stenen voortbracht en zo koud, dat zij het zoete bronwater tot ijs maakte. En het zoete bronwater werd zeer dik en onwelriekend en de bittere eigenschap werd zeer bijtend en toornig, waardoor het gif zich een uitweg zocht; en het vuur of de hitte werd brandend en verterend en alles tezamen werd een vermenging en bezinking, die voosheid in zich had. Daarna nu is koning Lucifer van zijn koningsplaats of zetel ge­stoten, die hij had, op de plaats, waar thans de Hemel is, en aldaar is spoedig daarop de schepping dezer wereld gevolgd, en de harde, vaste materie, die in de aangestoken zeven Oergeesten gearbeid had, is tezamen gevoegd, daarvan zijn de aarde en de stenen gemaakt. Hierna zijn alle schepselen uit de aangestoken Salniter der zeven geesten van God geschapen.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Wanneer het zoete voor het bittere, het zure en het wrange vlucht, zo ijlen het bittere en het zure het na, alsof het zoete hun grootste schat ware, en het zoete weert zich zo heftig en tracht zo snel zich te ver­wijderen, dat zij het lichaam verscheurt en van het lichaam wijkt, buiten en boven de aarde. Zij vliedt zo snel, tot een lange halm groeit. Dan dringt de hitte op de halm aan, en de bittere hoedanigheid wordt alsdan door deze hitte ontstoken en ontvangt een schok, zodat zij schrikt; daarna doet de zure, wrange kwaliteit haar verdrogen. Dan strijden de zure, zoete en bittere eigenschap en de hitte met elkander, en de zure doet met haar koude altijd de droogte ontstaan, dan verdwijnt het zoete en de andere vluchten het na. Wanneer het evenwel ziet, dat het zal worden gevangen genomen, dat het bittere op het aandringt en ook de hitte, zo maakt het de bitterheid brandend en ontsteekt het. Dan werpt het zich te midden van het zure en wrange en stijgt er dan weer uit op; dan ontstaat daaruit een harde knoop op de plaats, waar de strijd heeft plaats gegrepen en de knoop krijgt een opening. Wanneer echter het zoete hiermee in aanraking komt, zo infecteert het het bittere zodanig, dat dit gaat sidderen en zodra het boven de knoop komt, zet het zich snel naar alle zijden uit, ten einde het bittere te ontvluchten. En in zulk uit­zetten blijft zijn lichaam in 't midden hol en terwijl het de sidderende sprong maakt door de knoop, ontvangt het steeds meer halmen en loof en is vrolijk, omdat het de strijd ontlopen is. En wanneer nu de hitte van buiten op een dergelijke wijze op zulk een halm toekomt, zo worden de eigenschappen, die in de halm zijn, ontstoken en doordringen de halm, en zij worden door de zon aangedaan en doen de kleuren in de halm geboren worden naar hun aard. Wanneer echter het zoete water in de halm is, zo behoudt deze zijn groene kleur, naar de aard der zoete hoe­danigheid. Zo werken de verschillende eigenschappen tezamen met de hitte in zulk een halm, en deze groeit steeds voort en zal in de ene storm na de andere stand houden; daardoor krijgt de halm steeds meer knopen en zijn takken worden steeds wijder uitgebreid. In die tussentijd laat de hitte van buiten voortdurend het zoete water in de halm opdrogen en deze wordt hoe langer hoe dunner; hoe groter hij wordt, hoe dunner hij ook wordt, totdat hij niet meer uitgroeien kan. Dan geeft de zoete eigen­schap zich gewonnen, daarna heerst dan de bittere, zoete, zure en wrange tegelijkertijd nevens elkander en het zoete zet zich nog iets uit, maar het kan niet veel meer uitrichten, want het is gevangen genomen. Dan groeit uit alle kwaliteiten, die in dat bepaalde lichaam aanwezig zijn, een kolf of kop en er ontstaat een nieuw lichaam in die kolf, en dit wordt gevormd, zoals in het begin de wortel in de aarde gevormd was, met dit verschil, dat deze laatste nu een andere, meer subtiele vorm ontvangt. Dan begint de zoete kwaliteit zacht en langzaam te werken en er groeien kleine, fijne blaadjes in de kolf; deze hebben alle eigen­schappen in zich. Want het zoete water is nu gelijk een zwangere vrouw, die het zaad ontvangen heeft en de kolf zet zich hoe langer hoe meer uit, tot zij eindelijk uiteen springt. Dan openbaart zij zich in haar blaadjes, zoals een vrouw zich openbaart in het kind dat uit haar geboren wordt, maar de blaadjes of bloesems hebben niet meer dezelfde kleur en gestalte als de moederplant, maar zij hebben alle overige genoemde eigenschappen; want de zoete eigenschap moet nu uit de andere eigenschappen kinderen verwekken. En als dan deze moeder, de zoete kwaliteit, de schone, groene, blauwe, witte, rode en gele bloemen of kinderen heeft doen geboren worden, zo wordt zij zeer moede en kan hare kinderen niet lang van voedsel voorzien; zij mag haar kinderen ook niet lang houden, dewijl het slechts haar stiefkinderen zijn, die zeer teder zijn. En wanneer dan de hitte van buiten af op deze kinderen aandringt, zo worden alle eigen­schappen in hen ontstoken, want de geest des levens arbeidt in hen. Dewijl zij te onmachtig zijn tegenover deze sterke geest en zich niet kunnen verheffen, zo laten zij hun edele krachten van zich gaan en dat ruikt zo lieflijk, dat men zijn hart van vreugde voelt opspringen; zij moeten echter verwelken en afvallen, omdat zij te teder zijn voor de kracht van deze geest. Want de geest vaart uit de kolf in de bloesems, en de kolf wordt gevormd met behulp van al de genoemde eigenschappen. De zure eigenschap doet de kolf tezamen trekken; die zoete verzacht hem en doet hem uitzetten; de bittere verdeelt de materie in onderdelen en de hitte is de levende geest in alle.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Merk nu op: Wanneer nu deze geest van het vuur en de geest der zuur­heid met elkander worstelen, zo veroorzaakt deze laatste een strenge, harde, koude wrangheid en de geest des vuurs veroorzaakt een verschrikkelijke, verwoede hitte. Het opstijgen van de hitte en de wrangheid brengt een geest van toorn en woede teweeg, een geest, die woedt en raast, als wilde hij de Godheid verscheuren. Ge moet echter dit goed verstaan. Hij brengt zowel zijn vader en zijn moeder voort, als dezen hem voortbrengen, want nadat hij lichamelijk geboren is, zo doet hij, met de zure, wrange eigenschap steeds opnieuw het vuur te voorschijn treden, en het vuur brengt het licht voort, en het licht is de bliksem, die alle leven steeds opnieuw in alle Oergeesten doet ontstaan; daardoor worden die Oergeesten geboren, die elk op zich zelf één der anderen tot leven roepen. Hier moet ge echter begrijpen, dat het niet zó is, dat één geest in staat ie een andere geest te doen geboren worden, twee geesten kunnen het ook niet, neen, het is zó te verstaan, dat de geboorte van één geest ie het werk van alle zeven geesten tezamen, zes van hen doen altijd de zevende geboren worden, en was de één er niet, zo zouden de anderen er ook niet zijn.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Vraag: Waarom heeft God Engelenvorsten geschapen inplaats van Engelen, die allen gelijk zijn? Ziet, God is een God van orde; zoals het met Hem zelf is, met Zijn Heerschappij, met Zijne Geboorte en het Zijn werkingen, zo is het ook met Zijne Engelen. In Hem zijn in ’t bijzonder zeven kwaliteiten aanwezig, waardoor het gehele Goddelijke Wezen voortgestuwd wordt, en waardoor dit telkens opnieuw tot openbaring komt. Door die zeven hoedanigheden blijft de Godheid eeuwig en onveranderlijk. En zoals te midden der zeven Geesten Gods het Hart geboren wordt, waaraan de Goddelijke vreugde ontspringt, alzo is het -ook met de Engelen gesteld. De vorsten der Engelen zijn geschapen naar het voor­beeld van de Goddelijke Geesten; de Cherubijn als het hart van God; zoals nu het Goddelijk Wezen werkt, alzo werken ook de Engelen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Ziet, de geboorte Gods, naar Zijn innerlijkste Wezen, is alzo scherp. Ge moet dit echter goed verstaan. Zo ik u de Godheid juist beschrijven wil, zo is het daarmee gesteld, als met een wiel. Dit bestaat uit b.v. zeven wielen, waarvan het één in het andere is geplaatst. Deze kunnen alle kanten uit, voor- en achteruit en dwars daarop en zij behoeven in hun verschillende bewegingen niet iedere maal opnieuw gesteld te worden. Eén wiel bracht steeds in zijn omwending, het andere in beweging; geen gaat verloren; alle zeven blijven zichtbaar. En de zeven naven komen als 't ware voort uit de zeven raderen; in hun omwenteling zo, dat de naven vrij -en zelfstandig zijn. En uit de naven ontspringen de spaken, die in hun omwenteling geheel recht zijn. Geen van hen gaat verloren; zij allen draaien met elkander rond, zoals de wind hen dat laat doen. De zeven raderen nu zijn de zeven geesten Gods, die allen uit elkaar zijn ontstaan. De ene heeft een andere omwenteling dan de andere. Zij zijn in elkander gevoegd als een ronde kogel. Men ziet alle zeven raderen, en elks ommegang en alles wat bij hen behoort. En de zeven naven zijn als één naaf, die in zijn omwenteling alle kanten uit draait; de raderen hebben steeds dezelfde naven en uit de naven ontstaan steeds de zeven spaken. Geen rad, naaf of spaak gaat verloren. En het rad draait, zoals de wind het drijft. En dat is het hart, die éne naaf, of het binnenste der wielen.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91