Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 897 van 1112

...  885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898 - 899 - 900 - 901 - 902 - 903 - 904 - 905 - 906 - 907 - 908 - 909 - 910  ...
[3] Robert zegt: 'O, wees daar maar niet bang voor! Ze zien er in wezen niet zo uit als ze jullie op het eerste gezicht toeschijnen. Dat ze jullie zo afschrikwekkend voorkomen komt, omdat ze vanuit de Weense tijd nog menen, dat jullie hen aan Windischgrätz zouden hebben verraden. Wanneer ze van het tegendeel overtuigd zullen zijn, zullen ze jullie ook meteen wat menselijker voorkomen. Want weet wel, het zijn allerlei Weense individuen die in de noodlottige oktoberdagen als strijders voor de aardse vrijheid zijn gevallen door de wapens van de soldaten van de keizer. Ze menen nu dat dit nooit mogelijk zou zijn geweest indien vooral Messenhauser hen niet heimelijk zou hebben verraden. Worden ze echter van het tegendeel overtuigd, dan zal er met Gods hulp ook wel wat anders met hen te beginnen zijn. Mochten zich onder hen ook nog enkelen bevinden die zich niet willen laten overtuigen, dan zal de Heer met Zijn macht zulke bokken van de betere schapen wel weten te scheiden.
Hoofdstuk 62: Bij het losbandige Weense gezelschap. Heilzame kuur voor deze wellustelingen. Robert moedigt hen aan om het huis binnen te treden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De heldin begeeft zich weer te midden van haar groepje. De patheticus trekt echter zijn neus op en doet, alsof hij die vlotte spreekster helemaal niet gehoord heeft.
Hoofdstuk 64: De patheticus wordt door Robert terechtgewezen. De goedhartige heldin spreekt hem tevergeefs toe - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] De heldin zegt: 'O, die mag ik zielsgraag! Want die heeft immers de echtbreekster gered en Magdalena ook niet verstoten, ook al was ze nog zo'n grote zondares. En van de Samaritaanse heeft Hij zich ook niet afgewend! En daarom denk ik dat Hij, als Hij me zou zien en ik Hem heel vriendelijk zou vragen, me zeker niet meteen het leven zou nemen?'
Hoofdstuk 66: De heldin wendt zich tot de Heer om hulp. De raad van de Heiland. Beken openlijk wat je mankeert.Verhaal van een gevallene - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Daarom heet zulk een eerste toestand direct na de overgang de 'natuurlijk-geestelijke toestand', terwijl een volkomen wedergeboren geest zich in de 'zuiver geestelijke toestand' bevindt.
Hoofdstuk 67: Speciale opmerking van de Heer over het doel van deze, deels ergerlijk schijnende bekendmaking - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De patheticus, die nu in het gezelschap verscheidene van zijn soortgenoten heeft gevonden, ergert zich er al over, dat deze naar zijn mening ellendige 'Lerchenfelderin' (Lerchenfeld: destijds een minder fraaie buurt in Wenen.) zo onbeschaamd is om Mij, als zijnde een notabele van dit huis, lastig te vallen. Hij gaat daarom met nog een paar anderen op haar af en zegt: 'Zeg eens, jij slet uit Lerchenfeld, hoe lang denk je deze achtenswaardige heer des huizes nog lastig te vallen met je hondengeblaf? Heb je dan helemaal geen manieren?'
Hoofdstuk 68: De wachtende heldin en de hoogmoedige patheticus. De laatste door de Heer terechtgewezen.Liefdewonder aan de heldin Helena - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Sommigen schreeuwen: 'Wel sakkerloot! Wat?! Zijn dat die drie aartsschoften? Nou, we hadden ons eerder voor kunnen stellen dat we dood waren dan dat we juist die aartsboef van een Messenhauser nog eens tegen het lijf zouden lopen! Maar het is zijn geluk dat wij er nu allemaal zo miserabel aan toe zijn. Anders zouden we hem hier wel eens onze curieuze dank betuigd hebben voor zijn oppercommando in Wenen! Maar omdat we voor een stevige handdruk te zwak zijn, kan hij zich er ondertussen mee troosten dat wij deze uitgekookte schurk en spitsboef toewensen wat hij zichzelf zeker niet toewenst! Dus, Messenhauser, Becher en Jellinek! Zo komt hier alle gespuis weer samen! Werkelijk, dat is een fraai paradijsje!'
Hoofdstuk 62: Bij het losbandige Weense gezelschap. Heilzame kuur voor deze wellustelingen. Robert moedigt hen aan om het huis binnen te treden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Een ander komt naar voren en zegt op pathetische toon: 'Vrienden, bedenk wel waar jullie zijn! Het is hier niet het Prater, waar het Weense mensdom zich nog tien keer grover gedraagt dan anders! Bedenk, hier is het geestenrijk, waar men zich goed moet gedragen en ernstig moet zijn om niet ogenblikkelijk voor eeuwig te worden verdoemd. Want bij God is er geen genade en geen pardon meer in deze wereld!' De heldin zegt: 'Hoho, maak u zich niet zo druk, opgeblazen leeghoofd! Dat onze lieve Heer met iemand als u die het bier bij emmers zuipt geen erbarmen kan hebben, dat is toch heel natuurlijk!' De pathetische spreker zet grote ogen op en zegt: 'Wa-a-at zegt deze lelijke Blocksberg heks? Wacht maar, voor dat potje zal hier in de geestenwereld ook wel een deksel te vinden zijn! Is hier dan geen kerel, die niet bang is zijn handen vuil te maken om deze vuile deern de nek om te draaien?' De heldin zegt: 'O, doe daar maar geen moeite voor. Want als het hier op de gemeenste kerel aan zou komen om mij de nek om te draaien, dan zou daarvoor immers niemand geschikter zijn dan u! Maar dan denk ik dat zo'n karwei nog veel te goed voor u zou zijn. Wie denkt u wel dat u bent, levend biervat?!' U mist uw wijntje en uw Trijntje in de geestenwereld, hé? Troost u maar, misschien komt uw Trijntje ook wel gauw. Dan zal onze lieve Heer meteen barmhartiger zijn dan U nu!'
Hoofdstuk 63: De gasten bij het zien van de danseressen. Volksgesprekken. De barricadeheldin. De pathetische spreker - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De patheticus zegt: 'Vrienden, laten we ons met dit ordinaire mens niet meer bemoeien, want een koe met een beruifde staart maakt alles om zich heen onrein!' De heldin zegt: 'Ja, dat zou toch een schande zijn als u niet schoner zou zijn dan ik; u heeft zich toch u leven lang met duizenden emmers bier schoongespoeld! En dat is wel heel wat anders dan honderd generale biechten bij alle Jezuïeten! Als ik een stukje van onze lieve Heer was, dan wist ik wel hoe ik u zalig zou maken. Ik zou van de Donau louter sterk bier maken en u daar neer zetten, waar de Donau in de Zwarte Zee uitmondt, en dan uw Trijntje er naast. Dan zou u de zaligste mens zijn!'
Hoofdstuk 63: De gasten bij het zien van de danseressen. Volksgesprekken. De barricadeheldin. De pathetische spreker - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Robert zegt: 'Mijn waarde vriend, dat gaat hier onmogelijk. Ziet u, op aarde wilden we immers niets anders dan in ieder opzicht volkomen gelijke rechten voor de mensen bereiken. Wat echter op aarde niet te realiseren was, wordt ons hier nu overvloedig aangeboden. En dat is een waar geschenk van de allerhoogste heerser over alle hemelen en werelden. Wilt u nu in deze geheel vrije toestand, die God Zelf ons hier geeft, echter gelukkig zijn, overschat dan nooit uw waarde als mens. Bedenk heel goed, dat alle mensen die u hier ziet, dezelfde God tot Schepper en Vader hebben. Dan zult u deze mensen ook waarlijk liefhebben en oprechte wederliefde ondervinden, hetgeen hier het enige is dat het geluk voor allen teweeg brengt. U zult dan ook nooit uw toevlucht hoeven te nemen tot het verdedigen van uw eer, maar uw eigen hart zal u de allerbeste rechtvaardiging verschaffen in de harten van uw broeders en zusters. Overigens hoeft u er zich helemaal geen zorgen over te maken of mijn huis door deze arme wezens wordt verontreinigd of niet, want daar is al voor gezorgd. Ook moet ik u eerlijk bekennen, dat deze heldin met haar radde tong mij liever is dan u. Zij is, zoals ze is, een Weense, en heeft daarbij een goed hart. U bent echter een gepensioneerde hof-filosoof, die zich alleen met 'u' laat aanspreken, zonder te bedenken dat we hier allemaal broeders en zusters zijn. Zegt u zelf eens, wie me hier dierbaarder zou moeten zijn, u of die Weense, in haar volle oprechtheid?'
Hoofdstuk 64: De patheticus wordt door Robert terechtgewezen. De goedhartige heldin spreekt hem tevergeefs toe - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[12] Op aarde hebben diegenen die menen beter te zijn dan anderen, allerlei middelen om deze eigendunk te laten gelden. Maar hier, waar noch geld, noch adel, legers, bajonetten en kanonnen zijn, wordt deze onlogische eigendunk van de ziel haar beslist noodlottig! Want ten eerste is het in wezen toch onterecht als een schepsel zich ten opzichte van een ander, volkomen gelijk schepsel wil verheffen. En ten tweede is een dergelijk streven zelfs je reinste dwaasheid!
Hoofdstuk 69: De patheticus over deze wonderbare verandering van Helena. Verschil tussen droom en werkelijk leven. Olafs gelijkenis van de bruidswerving - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Maar al te vlug deden zich genoeg gelegenheden voor om me als veldheer te onderscheiden. Alle operaties die me werden toevertrouwd, heb ik glansrijk volbracht en zodoende ontbrak het ook niet aan toegekende onderscheidingen. Na ongeveer vier jaar keerde ik naar Engeland terug, in de adelstand verheven en ook heel rijk. Daar kreeg ik voor een half jaar verlof, dat ik natuurlijk gebruikte om mijn huwelijksplannen te realiseren.
Hoofdstuk 70: Het huwelijksverhaal van de patheticus. De hulpvaardige generaal - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Met deze woorden sloeg ze de deur achter zich dicht en ik stond daar als versteend met mijn twee lieve, huilende dochtertjes. Na enkele uren ging ik zelf naar haar toe, maar werd_niet toegelaten. De kamerdienaar zei me dat mevrouw de barones wenste dat ik het huis op staande voet zou verlaten. Ik maakte de kamerdienaar duidelijk dat hij aan mevrouw moest doorgeven, dat ik noch haar geld noch haar huis nodig had. Ik zou me met mijn eigen eerlijk verdiende vermogen samen met de twee kinderen wel redden.
Hoofdstuk 71: Het huwelijksparadijs van de patheticus verduistert. Het ware gezicht van de echtgenote - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Daarop spoedde ik me meteen naar mijn kamer en riep mijn bedienden bij me. Ik gebood hun: 'Pak vlug al mijn spullen bij elkaar, want we moeten vandaag nog het huis verlaten. Laat een van jullie nog enkele dagloners halen, zodat de zaak wat vlotter verloopt!' Mijn bedienden zetten grote ogen op en trokken lange gezichten, maar voegden zich ijverig naar mijn bevelen.
Hoofdstuk 71: Het huwelijksparadijs van de patheticus verduistert. Het ware gezicht van de echtgenote - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Als onze heldin zich weer temidden van degenen bevindt met wie ze eerder een nogal felle discussie had gehad, zegt de ons reeds bekende Frans tegen haar: 'Zo bijdehante juf, hoe is het je vergaan bij die opgeblazen druktemaker? Heb je het hem eens goed gezegd op zijn Weens?' De heldin zegt: 'Nou ja, hij zal het wel begrepen hebben. Nu verbeeldt die halve gare zich ook nog, dat hij een heer van stand is! Nou, die zullen ze daar nog wel wat anders voorschotelen. Maar ik heb hem gewaarschuwd! Jullie hadden moeten horen hoe meneer Blum hem heeft aangepakt, omdat hij over mij was gaan klagen; jullie zouden je krom gelachen hebben! Ik wens geen mens iets lelijks toe, ook deze opschepper niet; maar omdat hij zo'n verwaande kwast is, heb ik er echt plezier in, als die goede heren daar hem een beetje kortwieken. Dan krijgt hij wat hem toekomt!' Frans zegt: 'Nou meid, nu beval je me weer en ik ben niet meer kwaad op je. Maar dit zeg ik je ook, als je me nog eens zo aanvalt als daarnet, zie dan maar hoe je je verder redt! Maar nu is alles weer goed, begrijp je?'
Hoofdstuk 65: De Weners en de onplezierige Bohemer. De heldin wendt zich tot Jellinek. Deze verwijst haar naar de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De heldin zegt: 'Nou, nou, we zijn immers geen Bohemers, dat we zeven jaar lang kwaad op elkaar moeten blijven. Al doen ze soms alsof ze elkaar wel kunnen verslinden, Weners zijn als ze zich een keer omgedraaid hebben weer de beste vrienden! Maar met de Bohemers is dat een ramp! Ik heb eens zo'n type kwaad gemaakt. Ik denk dat hij me zelfs na drie jaar nog wel wat aan had kunnen doen, als hij me te pakken had gekregen.' Frans zegt: 'Mens, praat niet zo hard! Want je weet nooit wie er allemaal meeluistert. Weet je dan niet, dat de Bohemers de langste vingers en de grootste oren hebben, waardoor zij dan ook steeds de beste spionnen en politie-agenten waren?'
Hoofdstuk 65: De Weners en de onplezierige Bohemer. De heldin wendt zich tot Jellinek. Deze verwijst haar naar de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  885 - 886 - 887 - 888 - 889 - 890 - 891 - 892 - 893 - 894 - 895 - 896 - 897 - 898 - 899 - 900 - 901 - 902 - 903 - 904 - 905 - 906 - 907 - 908 - 909 - 910  ...