Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 91 van 1037

...  79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104  ...
[4] De HOOFDMAN zegt tegen zijn onderaanvoerder: "Haast je, neem twintig man en ga naar de stad! Deel de onbeschaamde booswichten mee dat deze plaats zich vanwege de grote militaire bezetting in voortdurende staat van beleg bevindt, en dat niemand haar zonder uitdrukkelijke opdracht, afgegeven door een Romeinse oppercommandant, mag betreden! En als iemand haar toch betreden heeft, dan worden hem na de ontvangen kastijding de ogen geblinddoekt en de oren met zachte modder dichtgemaakt, waarna zijn handen en voeten gebonden worden! In die toestand wordt hij in een bark gebracht, op stro gelegd en vervolgens naar de bestemde plaats vervoerd, waar hij weer bevrijd wordt van alle hand -, voet -, oog -, en oorboeien en met een roeiboot aan land gezet wordt. Voordien moet hem echter onder bedreiging van de zwaarste straf het opnieuw betreden van een dergelijke militaire standplaats, zonder rechtsgeldige toestemming van een Romeinse militaire oppercommandant, verboden worden. Als de Bethlehemieten zo'n bewijs niet hebben, behandel ze dan zonder uitzondering op deze wijze! Als ze geld hebben dan kunnen zij voor twee honderd ponden zilver wel de tuchtiging, maar niet het viervoudige boeien, afkopen! Als ze echter geen geld hebben of als ze niet willen betalen, moet ieder van hen, voordat ze geboeid worden, vijftien slagen met de roede op de tot aan de lendenen ontblote rug krijgen! Dixi, fiat!" (Ik heb gezegd, het gebeure!)
Hoofdstuk 162: Julius werkt de Farizeeën weg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De ONDERAANVOERDER zegt: "Deze plaats bevindt zich in voortdurende staat van beleg. Er is een strenge keizerlijke wet waarin staat dat zonder enige uitzondering geen vreemde zo'n plaats zonder de vastgestelde wettelijk aantoonbare toestemming betreden mag! Niemand kan zich verontschuldigen door onbekendheid met de wet! Omdat u, zoals ik zie, het bewuste bewijs niet heeft, betaalt u voor straf twee honderd pond zilver of u krijgt als u dat liever hebt, ieder vijftien slagen met de roede op de blote rug! Daarna wordt u gebonden met de bekende viervoudige Romeinse boeien en naar een door u te bepalen plaats gebracht. Dit alles moet nu zonder enige tegenspraak gebeuren, want iedere vertraging en ieder weerspannig weerwoord heeft een verdubbeling van de straf tengevolge!"
Hoofdstuk 162: Julius werkt de Farizeeën weg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik heb mijzelf, toen ik in Jeruzalem gestationeerd was, met eigen ogen en oren ervan overtuigd hoe zij bij een mens, die slechts een paar groschen in zijn zak had, de hemel en de hel aanriepen om zijn geld aan God te offeren! De goede, maar natuurlijk zwakke mens stond werkelijk een groschen af en verontschuldigde zich ervoor dat hij het tweede groschen niet kon geven, omdat de reis naar huis nog ver was en hij zonder dat ene groschen onderweg zou moeten verhongeren! Maar dat hielp niets! De Farizeeën overtuigden hem ervan dat het voor zijn ziel in de hoogste graad zegenrijk zou zijn om uit liefde en eerbied voor God en Zijn tempel op de terugweg te verhongeren! Als hij echter het geld behield, dan zou zijn ziel in der eeuwigheid nooit tot de zeer geroemde aanschouwing van God komen en het zou haar lot zijn om eeuwig in de vlammen van de toorn van God te branden! Deze mens werd toen bleek, begon te trillen, greep met bevende hand naar zijn laatste groschen en offerde dat ook. Toen mompelden die kerels zoiets als een gebed voor de arme duivel en gelasten hem vervolgens om weg te gaan.
Hoofdstuk 163: Julius vertelt. In Genezareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar ik ging achter de treurige mens aan, en toen wij helemaal buiten de tempel waren ging ik naar hem toe en zei vriendelijk ernstig tegen hem: 'Goede vriend, hoe kunnen jullie nu toch zo zwak zijn om je door deze rovers je laatste bezit uit de zak te laten kletsen!? Wat die in de tempel tegen jullie gezegd hebben dat hebben ze zelf nog nooit geloofd, maar ze weten dat zwakke mensen hen in hun blindheid voor alwetende halfgoden houden, laten hen uit bangheid al hun bezit afgeven en verbrassen dat dan door zeer luxueus te leven, terwijl de arme onderweg van honger sterft. - Hier heeft u twee andere groschen ervoor in de plaats en ga nu naar huis! Maar kom beslist niet meer hier terug! Want ik zeg jullie: Dit schijnbare Godshuis is een rovershol en een moordkuil waaraan een echte God nooit een welgevallen kan hebben!'
Hoofdstuk 163: Julius vertelt. In Genezareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] De HOOFDMAN zegt: "Kom dan maar naar mij toe, dan moeten ze zonder pardon zeven maal zeven groschen betalen!"
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De schippersknechten zijn het hier helemaal mee eens en wij gaan naar de stad en daar naar het huis van Ebahl waar de bedienden druk bezig zijn om een goed avondmaal voor ons klaar te maken, want de zon is al ondergegaan. De HOOFDMAN neemt de tweehonderd ponden zilver in ontvangst en geeft ze aan Ebahl met de woorden: "Neem dit aan als een kleine schadeloosstelling voor de vele honderden en nogmaals honderden armen en zieken die je verpleegd hebt en van wie je nooit ook maar een stater verlangd hebt! Jij bent echt de enige mens in de stad die de naam van mens verdient! Al het andere volk van deze stad verdient die erenaam niet; want het is morsdood, bekommert zich nergens om en voert ook niets uit! Denken jullie dat al de wonderen die hier in deze paar dagen gebeurd zijn, ook maar enige indruk op dit volk gemaakt hebben? Zeker niet! Deze bangeriken lopen rond alsof er niets aan de hand is! Ja, de zieken hebben zich wel laten genezen, maar hebben daar nauwelijks voor bedankt en denken er nu ook nauwelijks meer aan, dat ze ziek waren en dat zij van hun ziekte bijzonder wonderbaarlijk zijn genezen! Daarom is Ebahl ook de enige mens in deze stad; al het andere is echt meer dier dan mens!"
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] RAPHAËL zegt: "Nu, als jij het beslist zo wilt, dan moet ik mij wel naar jouw wil richten, want je bent nu eenmaal een te aardig kind, en uit liefde voor jou kan men je niets weigeren." -Toen nam Raphaël de hele op z'n minst vijf pond wegende vis in zijn hand, bracht hem naar zijn mond en at hem in een ongelooflijk snel moment op.
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Daarna zei IK: "Nu is de sabbat gehouden en kunnen wij ook onze ledematen de nodige rust geven!" -Toen ging iedereen naar bed voor de lichamelijke rust, en het werd al tamelijk laat in de ochtend voor wij opstonden.
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen Jarah, die 's morgens naar haar tuintje was gegaan, in de kamer kwam en hoorde dat Ik zo snel zou vertrekken, begon zij bitter te huilen en vroeg Mij of ik toch nog niet een uurtje langer zou kunnen blijven. Haar hart raakte letterlijk beklemd als zij zich in moest denken dat zij Mij nu, God weet hoe lang, niet meer zou terugzien.
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarop zegende Ik het hele huis van Ebahl en ging naar de zee waar het schip op ons wachtte. Het spreekt wel vanzelf dat het hele huis van Ebahl, de hoofdman en nog een grote hoeveelheid ander volk Mij uitgeleide deed.
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "Ik vind het echter niet aardig van je, als je bijvoorbeeld alleen door een onaangename handelwijze het een of andere goede doel wilt bereiken! Kijk naar de Heer aan Wie al mijn liefde toebehoort, hij brengt ook zonder een onaangename daad alleen maar goede dingen tot stand! Waarom jij niet? Ik vind -en daar blijf ik bij -dat iets onaangenaams altijd weer onaangenaams oproept, en alleen het goede weer het goede. Wie bij mij iets goed door iets onaangenaams wil bereiken, die vergist zich geweldig, -ook al was hij een duizendvoudige engel! Ik waarschuw je, dat je niet met iets onaangenaams bij me aankomt, anders kun je wel wegblijven! Ik ben maar een zwak meisje, ja zelfs voor jou maar een wormpje, maar toch woont Gods liefde in mijn hart en die verdraagt niets wat ook maar schijnbaar onaangenaam is. -Begrijpt je dat, lieve Raphaël?"
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik vind dan ook, dat in de toekomst, alle hemelse geesten, al zijn zij nog zo volmaakt, zich in moeten spannen om minstens zo te spreken als de Heer en Schepper van alle geesten, zonnen, werelden en mensen spreekt! Ook bij de ernstigste zaken blijft het woord van de Heer zo zacht klinken al de zachte wol van een lam, en Zijn woorden stromen als melk en honingzeem. Daarom zou iedere leraar en herder zich naar Hem moeten richten, want in een zachte spreektoon ligt naar mijn mening toch steeds de grootste kracht! Wie schreeuwt en heftig praat, krenkt vaak datgene wat hij eigenlijk wilde genezen. Let eens op het steeds vriendelijke gezicht van de Heer tegenover vriend en vijand, en wie zal zich erover verwonderen dat zieken gezond worden als Hij slechts naar hen kijkt?! Zo, lieve Raphaël, moet jij ook in woord en daad ten opzichte van mij en iedereen zijn, dan zal ieder van jouw stappen op deze aarde zegen verspreiden!"
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] 's Morgens kwamen er een paar van de schippersknechten en vertelden dat de Farizeeën uit Jesaïra de voorgaande dag wel naar hen toegekomen waren, maar met geen woord over psalm 47 gesproken hadden. Ze hadden echter des te meer naar Mij gevraagd, want ze wilden Mij ter verantwoording roepen omdat Ik heel Jesaïra van Jeruzalem afvallig gemaakt zou hebben. Maar zij hadden hen op die vragen helemaal geen antwoord gegeven. Wel hadden zij de zilvergroschen van hen gevorderd, die de Farizeeën heel onwillig en onder schimpscheuten aan hen betaald hadden. Waarna zij zich weer ingescheept hadden en, volgens mededeling van de schipper, naar Kapérnaum vertrokken waren, waarschijnlijk om Mij daar verder op te sporen, wat hen oorspronkelijk zowel door de tempel als door Herodes was opgedragen.
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De beide Essenen en de bekeerde groep Farizeeën en schriftgeleerden vroegen Mij of ze Mij mochten begeleiden naar de plaats waar Ik heenging.
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar IK zei: "Blijven jullie hier, opdat de wereld er niet vóór haar tijd aanstoot aan zal nemen! Want de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar de Zoon des mensen bezit zelfs geen steen om onder Zijn hoofd te leggen. Omdat Ik echter geen aards bezit heb en toch een grote schaar mensen met Mij meeneem, zou men zich af kunnen gaan vragen: 'Hoe houdt hij ze in leven? Hij heeft toch geen akkers, geen weiden en geen kudden! Hij is een dief of anders een bedrieger!' Blijven jullie hier om dat te vermijden, en jullie Essenen, ga naar jullie broeders en vertel hen alles wat jullie gezien en gehoord hebben. Zij zullen zich allen veranderen en betere dingen gaan nastreven!
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104  ...