Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 92 van 278

...  80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105  ...
[11] Jored ontbood nu snel zijn beambten, en die kwamen en gingen de vlotten opwachten, zonder echter te weten wat voor gespuis de houtvlotters waren. Het eerste vlot kwam dicht bij de oever en de beambte eiste van de vier houtvlotters die daar op zaten het geld.
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] JORED zei: 'Vriend, op jouw manier heb je weliswaar gelijk; maar ook die boete hier, is juist en terecht. Want alle gebruikers van het water van deze machtige stroom tot waar deze bevaarbaar wordt, weten bij iedere stand van het water precies wanneer zij van hun stapelplaats moeten vertrekken om op de juiste tijd bij de eerstvolgende plaats van bestemming aan te komen. Als zij zich daar niet aan houden, kunnen zij bij een vaart die tot in de nacht voortduurt, gemakkelijk verongelukken omdat er zeer veel gevaarlijke plaatsen in de rivier zijn waar ervaren houtvlotters zelfs overdag moeten oppassen om er zonder ongelukken vanaf te komen. 's Nachts moet het uiterst moeilijk zijn om zulke gevaarlijke plaatsen heelhuids te passeren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat men zich gemakkelijk een ongeluk op de hals haalt door zich niet te houden aan de algemeen bekende voorschriften voor het bevaren van de stroom, heeft men, met toestemming van de keizer, deze voorschriften voor de riviervaart gesanctioneerd, waardoor overtreders een passende boete in geld of natura krijgen opgelegd. De opbrengst hiervan gebruikt men dan voor het onderhoud van goede landingsplaatsen en voor het verwijderen van toevallig in de stroom ontstane hindernissen, voor welk doel ook ten dele de watertolgelden en landingsbelasting gebruikt worden. En kijk, vriend, zo is het toch een rechtvaardige zaak?!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE ACHT VLOTBAZEN zeiden: 'Ja,ja, onder zulke omstandigheden hadden de arbeiders een heel natuurlijk, goed gefundeerd recht! Want ook wij zien in dat ieder mens met een beetje hersenen en een greintje verstand, zonder meer het recht moet hebben om te lezen en te verzamelen, omdat hij nu eenmaal op deze aarde geplaatst is en zonder meer voedsel en een minimale woonplaats moet hebben. Maar daarnaast moet dan een ander mens niet het recht hebben de lezer en verzamelaar het bij elkaar gelezene en verzamelde af te nemen!'
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zij zagen dat jullie gedrag ten opzichte van hen erg onrechtvaardig was, moesten zij toch duidelijk over een ander middel gaan nadenken, en wel een middel waarmee zij zich bij jullie en nog een aantal anderen schadeloos konden stellen voor de rechten die jullie van hen gestolen hadden! Met geweld konden zij niets tegen jullie beginnen omdat jullie aanzienlijk sterker waren; dus moesten zij van de dievenlist gebruik maken tot op heden lukte hun dat volkomen en het zou hun zonder Mijn ingrijpen ook ditmaal helemaal gelukt zijn.
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ben Ik dan het IK, of is het Mijn innerlijke geest? Ik heb jullie immers gezegd dat die bij jullie blijft, en als jullie iets nodig hebben, dan zal hij het jullie zonder voorbehoud geven. Mijn persoon is voor jullie verder van geen nut, maar alleen de geest, die jullie nooit verlaten zal als jullie hem niet verlaten.'
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE PRIESTER zei: 'Heer, dat geloven wij allen nu vast en zonder enige twijfel; maar wij hebben nu allen een grote liefde voor U opgevat omdat wij U volledig herkend hebben, en juist nu wilt U ons ook al weer gaan verlaten?! Heer, blijf persoonlijk bij ons, al is het maar een dag, dan zijn wij allen daardoor oneindig gelukkig!'
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Wie dus Mijn wil doet, spreekt nu de Heer, bidt waarachtig en bidt altijd zonder ophouden; en iedere dag waarop een mens zijn medemens in Mijn naam een weldaad bewijst, is een goede, en alleen zó'n dag is voor Mij een aangename dag des Heren.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Deze ACHT HOUTVLOTTERS herkenden meteen hun gestolen vlotten en zeiden met van toorn gloeiende ogen: 'Nu hebben we jullie, gemene spitsboeven, we hadden jullie allang in de gaten! Wacht maar, het stelen van vlotten zal van nu af aan beslist voor altijd afgelopen zijn! Dit hout is bestemd voor Serrhe voor een belangrijk bouwwerk, en we hebben het zelf voor veel geld helemaal uit Capadocië gehaald en wel uit Arasaxa, Tonosa en Zaona tot aan Lacotena in Mesopotamië, waar wij wonen, en jullie gewetenloze schurken hebben het op een heel gemene manier van ons willen stelen, zonder eerst voor je eigen zekerheid te hebben bedacht dat je ons met dit zware hout niet kon ontkomen, en wij de middelen hebben je tot diep in Indië te achtervolgen! Ditmaal zullen jullie je gerechte straf niet ontlopen!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Maar JORED zei tegen hen: 'Wees nu vooreerst maar blij dat jullie het hout terug hebben; wat jullie hier echter aangeven, heb ik al bijna een uur geleden gehoord van een Vreemdeling die Zich met Zijn leerlingen reeds een paar dagen bij mij ophoudt. Alleen aan Hem hebben jullie het te danken dat jullie je dure hout weer teruggekregen hebben; want zonder Hem zou jullie hout waarschijnlijk al voorbij Samosata zijn. Want deze mensen zouden dag en nacht tot diep in Perzië of zelfs Indië doorgevaren zijn, en ook al zouden jullie hen ingehaald hebben, zou dat jullie niet geholpen hebben omdat zij met hun vierentwintigen driemaal sterker dan jullie geweest zouden zijn. Wees daarom vooral blij dat jullie je hout terughebben en bedank die ene Man daarvoor, want zonder Hem zouden jullie je hout nooit hebben teruggekregen!'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Omdat u, ellendige oude booswicht, ook nog in staat geweest zou zijn ons dat aan te doen, zonder maar in het minst te bedenken dat ook wij net zo goed mensen zijn als u, en van God precies dezelfde rechten op deze aardbodem hebben gekregen als u, - daarom verlangen wij nu van u dat u alle schatten die wij met veel moeite voor u verzameld hebben, aan ons geeft; want door al dat werk zijn zij ook ons eigendom! De aarde heeft ze ons gegeven, en er was nergens een god noch een mens die ons verboden heeft ze te nemen, en zij zijn volkomen ons eigendom. U bent ten opzichte van ons slechts een dief en zelfs een rover als u ze niet aan ons wilt geven! Wij willen echter alleen maar wat wij verzameld hebben, en vragen toch al niets voor het feit dat wij deze burcht met grote moeite voor u gebouwd hebben, en daarmee zevenjaar lang geplaagd werden. Geef nu goedschiks wat van ons is, anders gebruiken we geweld en nemen alles, en verwoesten ook nog deze stevige burcht! ,
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen zeiden de arbeiders: ' Als u een man van uw woord was, zouden we u geloven, maar omdat u tot op heden nog nooit gedaan heeft wat u ons beloofd heeft, geloven we u ook ditmaal niet! Want uw grote hebzucht laat nooit toe dat u uw woord houdt. We zouden u best weer willen geloven, -maar we weten maar al te goed dat u, als wij nu rustig weggaan, meteen voor deze daad van geweld de bewaking in uw burcht tienvoudig zou versterken en ons dan zeer streng door uw bewakers zou laten straffen, die ons zonder moeite snel de baas zouden zijn. Geef ons daarom het eigendom waar wij recht op hebben, dan gaan wij voor altijd hier vandaan!' Maar de man aarzelde en wilde niet; toen namen zij hem daarop zelf alles af en gingen weg.'
Hoofdstuk 117: Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wie bij Mij een goede vraag verhoord wil hebben, moet naar zijn hart op bedevaart gaan en Mij zo helemaal in stilte zijn vraag met volkomen natuurlijke, eenvoudige woorden voorleggen, dan zal Ik hem verhoren. Maar Ik zeg jullie tevens, dat niemand daarbij tot Mij moet komen met bepaalde, vroom uitziende gebaren en een vroom gezicht! Want als iemand iets aan Mij vraagt met zo'n zeker, huichelachtig, vroom gezicht, zal die vraag niet verhoord worden; want wie niet zo natuurlijk als hij is tot Mij komt, en niet in de ware geest van de volle waarheid vraagt, zal niet verhoord worden, maar alleen degene die Mij waarachtig liefheeft, Mijn wil doet en zonder enige opschik en dwang tot Mij komt zoals hij is, zal door Mij altijd verhoord worden.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] God heeft de mensen zonder kleding geschapen en Hij schiep hen naar Zijn evenbeeld, en God was ingenomen met het uiterlijk van de mens, omdat het Zijn evenbeeld was. God toonde de mens ook hoe hij kleding moest maken om zijn huid tegen koude te beschermen; maar God leerde de eerste mensen niet om kleren te maken teneinde die hoogmoedig als versiering van hun ledematen te dragen. En nog minder leerde God de mensen opgesmukte kledij te maken om alleen daarin God waardig te kunnen aanbidden.
Hoofdstuk 123: Over het gebed en de godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Onthoud jullie jongeren de waarheid niet, zoals ook Ik jullie niets heb onthouden; want slechts de waarheid vormt de mens werkelijk tot mens. Waar deze ontbreekt, moet zonder meer de leugen haar plaats innemen, en die is de moeder van al het onheil dat maar op aarde onder de mensen kan voorkomen. Houd dit ook voor jullie allen aan als levensrichtsnoer! Als jullie daar op zullen letten, zullen jullie heel snel de zegeningen ervan reeds op deze aarde zeer duidelijk en waarachtig ondervinden. -Hebben jullie nu nog wat op je hart?'
Hoofdstuk 124: Over de ontwikkeling van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Kijk eens wat voor tekenen hier gedaan moesten worden om deze heidenen te laten geloven! De tekenen waren krachtige mest, zodat de leer als levenstarwe op hun gemoedsveld kon ontkiemen en tot een toekomstige vrucht kon opgroeien. Toen Ik echter anderhalf jaar geleden bij jullie Joden kwam, was slechts een woord voldoende en jullie volgden Mij, zonder dat jullie precies wisten wie je volgde. Jullie gemoedsbodem was wel begroeid met veelonkruid, en menige doornstruik omringde jullie hart, -maar daarnaast was er toch ook nog veel ruimte op het veld voor de tarwe.
Hoofdstuk 126: De betekenis van het joodse volk ten opzichte van de heidenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105  ...