Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 918 van 1112

...  906 - 907 - 908 - 909 - 910 - 911 - 912 - 913 - 914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931  ...
[9] De franciscaan zegt: 'Verklaar je eens wat nader. Wat is het dan, dat de graaf mij zou hebben gezegd? Hij zei dat hij en onze onbekende vriend ook zonder de tussenkomst van een derde genoeg hebben aan elkaar. Is dat dan zoiets buitengewoons? De derde, de Allerhoogste, zal waarschijnlijk nog heel lang op zich laten wachten, omdat zeker niemand van ons zich, gezien de morele gesteldheid van zijn wezen, waardig kan achten om God te aanschouwen. Zolang iemand echter een reeds waardige vriend van God aan zijn zijde heeft, die hem de juiste weg naar God wijst, kan hij ook gemakkelijk zeggen: 'Wij beiden hebben genoeg aan elkaar, ook zonder de tussenkomst van een derde'; vanzelfsprekend alleen voorlopig, want het zou wel treurig zijn als we nooit tot het aanschouwen van God zouden komen.'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Miklosch zegt: 'Vriend, je bent hardleers. Verder kan ik je niets zeggen, omdat ik je, door een innerlijke stem gewaarschuwd, niets anders zeggen mag. Er zullen op aarde zeker nog wel heel veel van zulke hardleerse mensen als jij zijn, maar zij zullen vast eerder te genezen zijn dan jij, hoewel zij zich nog op aarde in het vlees bevinden, terwijl jij je als geest hier allang op Gods akkers bevindt. Om jou echter de ogen zo mogelijk wat verder te openen, zal ik je een passende gelijkenis vertellen. Kijk, er was op aarde eens een groot en machtig heer en gebieder. Omdat het hem er om te doen was zijn onderdanen persoonlijk te leren kennen, verkleedde hij zich vaak als gewoon mens en bezocht zelfs meer dan eens als bedelaar hun huizen, vooral van die rijken, die door hem met de zorg voor de armen waren belast. Gelukkig diegenen, die hij, als onbekende, in de door hem voorgeschreven wettelijke orde aantrof! Maar wee degenen die zich niet aan deze orde hielden! En kijk, de Heer van de hemel en alle werelden schijnt iets dergelijks te doen. Weliswaar niet met de bedoeling om Zijn mensen op de proef te stellen en daaruit te zien hoe zij werkelijk zijn, maar om hun de gelegenheid te geven zichzelf te onderzoeken, waartoe Hij hun door Zijn liefde en wijsheid gelegenheid te over biedt. Ook hier zou ik bijna willen zeggen: wee degenen die door hun eigenzinnigheid, door hun opzettelijke blindheid en stompzinnigheid, Hem, wat zijn lankmoedigheid betreft, al te gevoelig op de proef stellen! Heb je deze gelijkenis begrepen?'
Hoofdstuk 147: Bathianyi's wroeging. De Heer over het rijpingsproces in de mens tot de hoogste Godskennis. De nog blinde franciscaan krijgt duidelijke wenken van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[25] Ik zeg: 'Maak je daarover geen zorgen, dat is alleen in het begin maar zo. Mettertijd zul je wel flinker worden.' De franciscaan zegt: 'O Heer, Uw enorme minzaamheid zou iemands hart van liefde tot U kunnen doen breken!' Ik zeg: 'Wel, eet en drink nu maar! Kijk, Miklosch doet zich al tegoed. Robert, haal nog wat meer brood en wijn. Ik merk aan Miklosch, dat het hem smaakt.'
Hoofdstuk 149: De franciscaan houdt halsstarrig vast aan de roomse leer. Miklosch geneest hem hiervan door middel van scherpe vragen. Nu is ook bij deze verstarde ziel het ijs gebroken. Zalige verwondering over de hemelse waarheden - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Vriendelijk glimlachend zegt de franciscaan: 'Beste broeder, tot het bestaan van ieder mens behoren vier dingen: ten eerste het in-de-wereld-geschapen-worden. Daarop volgt de domheid, waardoor de mens op aarde zich gewichtig gaat voelen. Ten derde komt dan de dood van het lichaam, die wel de ziel haar zware, vleselijke last afneemt, maar haar de wereldse domheid onverminderd laat behouden. Zo komt het dan dat, ten vierde, de mens ook in de geestenwereld eerst dom moet zijn om wijs te kunnen worden. Zo verging het ook mij.
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Als wij in deze volgorde in de grote zaal aankomen, waarin de verscheidene duizenden gasten de indruk wekken dat er zich nauwelijks zo'n dertigtal mensen bevinden, zinkt de franciscaan van verwondering bijna op z'n knieën en zegt:
Hoofdstuk 150: De franciscaan laaft zich. Met warme dank gedenkt hij de Heer. Het ware hemelrijk met nieuwe wonderen. Het gezelschap der zaligen in de hoofdzaal. 'O Heer, wat bent U groot!' - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Robert zegt: 'Ik zal zien hoever ik het hierin kan brengen.' Nu zet Robert zich schrap en begint met een gloeiend gezicht in het zonlicht te staren. Na een poosje zegt hij: 'Broeders, jullie hebben volkomen gelijk! Het lag niet aan mijn ogen maar aan het gebrek aan vastberadenheid van mijn wil.
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Als de franciscaan, die uit liefde voor de vrijheid, maar niet uit liefde voor de grote waarheid van het evangelie zijn orde verlaten had, de hem welbekende Robert Blum in levende lijve voor zich ziet, slaat hij de handen samen van verbazing en zegt: 'Maar om Gods wil! Jezus, Maria en Jozef en alle engelen en heiligen Gods, sta ons bij! Nu bevind ik mij ook nog in het huis van een grote aartsketter! O Jezus, Maria en heilige Jozef! Dat is even erg als de hel zelf! En daar zou Christus de Heer ergens vertoeven? O jij vervloekte duivel! Jij arglistige Beëlzebubduivel! Je had zeker gedacht dat je mij had? Maar niets daarvan, jij afschuwelijke, domme duivel! De zalige maagd heeft je op het juiste moment met haar hemelse almacht voor mij ontmaskerd en ik kan mij nog net uit jouw klauwen losrukken! Ja, ik heb de hoogheilige ook altijd alleen vereerd, opdat zij mij voor tijd en eeuwig zou mogen bewaren voor de verzoekingen van de duivel. O jullie beestachtige duivelsvrienden en jij, duivelskerel Miklosch! Wilde jij mij nu kennis laten maken met een nieuwe Christus onder jullie heerlijke gezelschap? O jij grote duivelse schurk, wat heb jij goed je best gedaan om mij in de hel te krijgen, maar de zalige maagd heeft een streep door jouw rekening gehaald. De duivel zal een franciscaan toch niet zo snel in de luren kunnen leggen als jij wel denkt!'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Mijn vriend, dit huis behoort niet aan een ketter en nog minder aan een gezelschap duivels toe. Dat zeg Ik je, de enige, eeuwige Heer van hemel en aarde, want in de hel wandelen nergens vrije gestalten in het licht van de hemelen. Komt deze echt hemelse broederschap je echter te verdacht voor, dan zie je daar de nog openstaande poort en buiten een weidse verte. Je kunt gaan of blijven, dat is ons om het even. De oneindigheid is ver, breed, hoog en diep genoeg. Zwijg nu of ga! Maar jij, broeder Blum, ga naar de grote, aangrenzende zaal en laat allen hier binnenkomen. Laat brood en wijn in overvloed op deze grote ronde tafel zetten, opdat deze blinde dwaas zich ervan mag overtuigen, hoe de zogenaamde duivels van dit huis eruit zien en hoe ze misschien zelfs gaar gestoofd en gebraden worden.'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Robert verwijdert zich snel om Mijn wil ten uitvoer te brengen. Meteen komen alle aartsvaders, profeten en apostelen die aan hun uiterlijk gemakkelijk te herkennen zijn. Zo ook de aartsmoeders, te beginnen bij Eva, en ook moeder Maria met Jozef en alle personen die in de evangeliën voorkomen. Bij deze grote stoet sluiten zich dan de nieuw aangekomenen aan: Robert, Messenhauser, Jellinek, Becher, Niklas, Bardo en al degenen die bij hen horen. Tenslotte ook nog de vierentwintig danseressen, die door Roberts vrouw worden geleid. Zij dragen wijn en brood in overvloed aan en plaatsen deze levensmiddelen goed geordend op tafel. Allen echter die uit de naastgelegen zaal komen, zijn met een sterke glans omhuld, en dat hoofdzakelijk om de franciscaan de ogen te openen.
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Miklosch, die Mij buiten al zo stilaan begon te herkennen, komt dadelijk vol eerbied en deemoed naar Mij toe en zegt: 'O Heer, nu pas kan ik voor het eerst in mijn hele bestaan waarlijk uitroepen: '0 Heer, ik ben het niet waard, dat U binnentreedt onder mijn zondig dak!' Maar Heer, spreek maar één heilig woord en alles wat in en aan mij is wordt gezond. Ja, dat is waarlijk een levend brood van de hemel, Uw werkelijke lichaam zonder valsheid of bedrog, O Heer! Wie dit brood eet, zal eeuwig leven, want het heeft de kracht van eeuwig leven in zich! En wat een overheerlijke, hemelse smaak! En deze wijn, zuiver uit Uw hart gevloeid, is eveneens Uw waarachtige bloed, waardoor alle zonden die wij ooit op aarde hebben begaan, van ons worden weggenomen. Daarom waag ik het, hem, evenals het heilig brood, te genieten. Wat een smaak en wat een geest! 0 Heer, geen sterveling van welke wereld dan ook kan dat bevatten! Broeders, eet en drink en proef zelf hoeveel hemelen er in iedere druppel wonen!'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] Op deze aanmoediging keren allen zich weer naar de zon toe en proberen of het inderdaad mogelijk is.
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Vele de van zulke nu nader omschreven zonnengebieden hebben dan echter weer een gemeenschappelijke gebieds-middenzon en bewegen zich, door haar gedragen, in niet te vergelijken grotere cirkels om deze gemeenschappelijke hogere middenzon, die natuurlijk in verhouding weer vele keren groter moet zijn dan al haar zonnengebieden bij elkaar. Vaak cirkelen er vele duizenden van dergelijke zonnengebieden om zo' n tweede middenzon, zoals wij er een vanuit de tweede westelijke deur hebben gezien. Al die zonnen gebieden samen met hun middenzon vormen dan een zonnen-al.
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Allen gaan nu door de derde deur van de westelijke wand. Zodra zij echter een blik naar buiten hebben geworpen, keren zij zich meteen weer om, want het hier tegemoet stralende licht is weer onvergelijkelijk sterker dan dat in de vorige deur.
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Aha, nu ontdek_ik een enorm grote stad met grandioze, prachtige bouwwerken. Ze lijkt op Uw heilige stad die verheven is boven alle steden van de gehele oneindigheid. Merkwaardig! Zover mijn oog reikt, zie ik tuinen en de prachtigste paleizen in een bouwstijl die mij volkomen vreemd is. Enorme arcaden strekken zich naar alle richtingen uit; daarop staan de prachtigste zuilen, waarop paleizen van onbeschrijfelijke schoonheid prijken. O, o, wat is dat schitterend!'
Hoofdstuk 147: Een blik door de tweede deur van de westelijke wand. Een middenzon van hogere orde. Pracht van steden en bouwwerken. Scheppingen van het instinct of van ware wijsheid? - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Allen zijn buitengewoon verbaasd, want ze zien nu het wondermooie land van de middengordel van de zon en kunnen zich niet genoeg verwonderen over diens pracht. Zij zien ook mensen, maar thans nog op zo'n grote afstand dat ze hun uiterlijke vorm niet goed kunnen waarnemen, want daarvoor hebben ze over het algemeen nog te weinig vastheid in hun hart.
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  906 - 907 - 908 - 909 - 910 - 911 - 912 - 913 - 914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931  ...