Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 93 van 1490

...  81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106  ...
[7] Nu hebben de in de bergen verblijvende natuurgeesten uit de lucht wat meer vastheid opgenomen. Zij hebben niet zo'n bijzondere behoefte om in het vlees verwekt en dan vleselijk uit een vrouw geboren te worden; zij blijven liever, als zij een redelijk goede intelligentie hebben, zo lang mogelijk in de vrije ongebonden toestand. Ze hebben zelfs gevoel voor rechtvaardigheid en vrezen Gods geest, waarvan zij vaak een tamelijk duidelijk begrip hebben, dat wil zeggen altijd maar een paar uit hun midden, die aloud geworden zijn. De jongere in dit gezelschap opgenomen geesten zijn gewoonlijk nog erg duister en vaak ook kwaadaardig en zouden veel kwaad aan kunnen richten als ze niet door de ouderen in toom gehouden werden. Hun voornaamste bezigheid is het vormen van allerlei metalen in de bergen, deze te ordenen en in de spleten en gangen van de bergen te laten groeien.
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Zulke geesten gebruiken soms ook voedsel uit de natuur, en wel uit het plantenrijk. Dat doen zij in het bergengebied bij het verrichten van zwaar werk tijdens het omvormen van de rotsen, bij het losslaan van grote delen der bergen, bij het leegscheppen van inwendige, teveel water bevattende holen en bij meer soortgelijk werk waarmee deze geesten vaak overladen worden. De bedoeling daarvan is dat ze door het vele werk hun liefde voor de bergen zullen kwijtraken en zich in het vlees zouden laten verwekken, omdat vooral vanaf nu geen geest de volle levende vrije zaligheid kan bereiken als hij niet de weg van het vlees heeft doorgemaakt.
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Deze geesten, Mijn beste Kisjonah, en speciaal diegenen die voor jouw bergen zorgen, hadden met het afsluiten van de kwalijke grot zeer zwaar werk te doen en moesten daarvoor met brood en wijn gesterkt worden! Kijk, die zijn het, die Ik bedoeld heb toen Ik zei: 'Wij zullen een groot aantal hongerigen en dorstigen aantreffen, die behoefte aan zo'n versterking zullen hebben!' Alles is dan ook opgegeten, en vervolgens is op bevel van Mijn engel het zeer zware werk tot in de puntjes uitgevoerd. Dit is het complete antwoord op je vraag. - Heb je het goed begrepen?"
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ik hield zulke overleveringen meestal voor fabels, omdat ik zelf nooit iets dergelijks kon vaststellen, hoewel ik heel vaak de schachten van mijn bergen betreden heb, maar nu na deze welwillende verklaring van U is mij alles glashelder! Alleen dit ene kan ik, tenminste op dit moment, nog niet begrijpen: hoe de berggezellen, die toch eigenlijk geesten zijn, natuurlijk voedsel kunnen eten! Hoe eten en drinken deze toch wat griezelige wezens dan?"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Ongeveer op de manier waarop het vuur de zaken verteert die het pakt! Laat daar maar eens een druppel wijn of een stukje brood in vallen en je zult beide snel zien verdwijnen! Wel, op ongeveer deze manier eten de geesten of berggezellen de natuurlijke kost. Zij lossen het materiële vlug op en veranderen het in de materie aanwezige geestelijk substantiële in hun zielewezen, door het in zichzelf op te nemen, - en dat gebeurt in een oogwenk! - Nu weet je dat ook en behoef je je daar verder niet meer om te bekommeren."
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] KISJONAH zegt: "Heer, ik dank U voor deze uitleg, want deze verlicht mijn hele gemoed en ik zie nu nog duidelijker dat alles wat mij aan alle kanten omgeeft slechts puur leven is."
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Ja, vriend, deze zich als halve goden gedragende mensen zal het eens niet zo goed vergaan, want zij weten dat zij de niet in hun kunst ingewijden schandelijk bedriegen en hen door zulke bedriegerijen vaak tot allerlei gruwelijkheden verleiden. Daarom kan het zulke booswichten ook nooit goed vergaan, want zij verkopen niets voor veel geld en zijn de echte verwekkers van talloze gruwelen en zonden, tot verderf van de mensen!"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Na deze woorden waren allen die ze gehoord hadden, bijna versteend van schrik en vroegen of men ook geen waarde meer mocht hechten aan de uit oeroude ervaringen ontstane betrouwbare weersvoorspellingen.
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Heel goed, Mijn beste vriend! Maar Ik vraag je alleen dit, dat zowel jij als ieder die hiervan nu weet, het voor zich zou willen houden. Want zoiets is niet voor iedereen heilzaam als hij het zou weten, daar alle Egyptische en Perzische tovenaars niet zelden in verbinding staan met de geesten en kobolden en met hun hulp allerlei toverkunsten doen. Al dat soort toverij is een gruwel voor God, en wie deze uitoefent, voorwaar, die zal niet gemakkelijk in het rijk van God komen! Zulke tovenaars beletten de bovengenoemde geesten de ingang tot het vlees, en als zij sterven, worden zij de gevangenen van zulke onrijpe zielen en kunnen zeer moeilijk bevrijd worden, omdat ze voortdurend iets van de geaardheid van de onrijpe, naakte natuurzielen in zich opnemen. Ik zeg jullie: Een tovenaar zij vervloekt! Want men heeft nog nooit meegemaakt, dat een echte tovenaar met zijn toverij, ook maar ten halve, een goed doel gediend zou hebben! Overal druipt er duimendik de grofste heb- en winzucht vanaf, en ook de brutaalste heerszucht, en zulke geesten moeten in de diepste hel hun deemoedigende loon krijgen!"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En de BURGERS zeggen: "Wij weten dat u een wonderdokter, bent omdat de Farizeeën ons dat vandaag gezegd hebben. Ze vertelden dat uw wil alleen al voldoende was om de familie van de oude Josa geheel te genezen, en dat u meer bent dan alleen maar de ons allen welbekende timmerman Jezus! Daarom vragen wij aan u onze welbekende landsman, of u deze razende mens weer gezond wilt maken!"
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De BURGERS zeggen: " Ja, beste meester, die heeft hij gekregen van een dolle hond, die hem heeft gebeten, en het is een heel gevaarlijk kwaad, dat tot op heden nog nooit door een arts genezen kon worden! Als hij sterft, moet het hele huis tezamen met hem worden verbrand, want wie hem maar aan zou raken, zou kort daarop ook door die verschrikkelijke razernij overvallen worden! Daarom hebben wij hem in zijn huis goed opgesloten, zodat hij niet naar buiten kan, waar hij anders grote schade aan zou richten. Beste meester, bevrijd ons toch van deze plaag!"
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De BURGERS zeggen: "U kon toch de familie van Josa helpen, die aan een bijna soortgelijke kwaal leed en de zieken werden niet bij u gebracht. Dan zou u toch ook deze razende kunnen helpen zonder dat het nodig is hem naar u toe te brengen!?"
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Na deze woorden van Mij gaan zij weg en brengen weldra de gebonden razende, die er ontzettend wild uitzag en net zo woest brulde als een hongerige leeuw. Toen Mijn vele gasten deze razende zagen aankomen, overviel hen een grote angst en de vrouwen vluchtten met z'n allen het huis in, want ze durfden niet naar deze verschrikkelijk vertrokken en vreselijk brullende figuur te kijken. Zelfs Mijn moeder verborg zich in het huis en Mijn leerlingen maakten de kring om Mij heen ook groter , Judas verborg zich achter een boom. Alleen Cyrenius, Faustus, Cornelius, Kisjonah en Borus bleven standvastig bij Mij.
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Na deze woorden beloven allen Mij dat zij deze zelfde dag nog hun honden zullen opruimen en in het vervolg nooit meer dergelijke dieren zullen houden. Toch vragen een paar zwakken in het geloof nog aan ~ of ze nu wel helemaal van deze kwaal bevrijd zijn en zij het nooit meer zullen krijgen.
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] Na deze woorden danken allen Mij innig en zij vragen Mij wat zij Mij voor deze onbeschrijflijke weldaad kunnen terugdoen.
Hoofdstuk 67: De genezing van de razende.(27 .10.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106  ...