Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 923 van 1112

...  911 - 912 - 913 - 914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936  ...
[2] Robert komt naar Mij toe en zegt: 'O heilige Vader, we staan nu voor de ingang. Aan de andere kant van de poort verspreiden zich straalsgewijs onafzienbare rijen over de hemelse contreien en als uit één mond klinkt hun lof voor U. Alles is vol licht en hoogste hemelse glans. Ver op de achtergrond is iets te zien, dat op een stad lijkt, maar door haar te sterke glans is het mij niet mogelijk haar vorm duidelijk te onderscheiden. O Vader, wat is dat toch voor een omgeving? Wat voor een land, waarbij zelfs de streken op de zon, die ik op mijn reis met Sahariël heb gezien, er uitzien als een sombere nacht ten opzichte van de helderste dag? Welk een onbeschrijfelijke heerlijkheden komen ons hier tegemoet! Dat moet de hoogste hemel zijn!'
Hoofdstuk 132: Roberts verbazing over het nieuwe hemelgebied. Zijn toekomstige opdracht. Genadebrug en genadeheuvel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Daarop zeg Ik: 'Vriend en broeder, bezigheid is weliswaar het wezenlijke hoofdkenmerk van de geest. Af en toe is het echter ook goed dat hij wat rust. Want tijdens de rust herstellen zich de uitgeputte krachten van de ziel, die een orgaan van de geest is, voor nieuwe activiteiten. Daarom hebben jullie ook wat rust nodig, opdat jullie allemaal weer sterk worden voor grote, nieuwe activiteiten in Mijn rijk. De sabbat loopt ten einde. Wat hier nodig moest worden beslecht, hebben we beslecht en zodoende hebben we op deze aarde een dagtaak volbracht. Kijk eens daar, in het oosten! De bekende poort, die jij niet kon openen, staat open en alle vroegere vrienden verwachten ons al met groot verlangen. Daarom, lieve vrienden, broeders en kinderen, zullen we ons gereed maken om van deze aardse heuvel te vertrekken en door gindse poort binnen te gaan in Mijn rijk, dat nu als een nieuwe vereniging is voortgekomen uit jouw hart, lieve broeder Robert-Uraniël!
Hoofdstuk 131: Vertrek naar het hemelrijk uit het gerijpte hart van Robert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Ik zeg: 'Vraag Robert en zijn metgezellen maar hoe lang het geleden is dat zij, net als jullie, met brood en wijn werden gespijzigd en of zij tot nu toe ooit honger of dorst hebben gehad. Wie eenmaal Mijn brood gegeten en Mijn wijn gedronken heeft, zal eeuwig honger noch dorst meer hebben, want Mijn brood is een waarachtige, levende spijs, die ziel en geest voedt en voedend zich steeds weer in de maag van jouw ziel vernieuwt. Eveneens is Mijn wijn een waarachtige drank, waarop geen dorst meer volgt. Daarom kunnen jullie heel getroost op weg gaan, want van nu af aan zullen jullie nooit meer honger of dorst hebben.'
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Wat zou het een pottenbakker baten als hij nog zo bekwaam in zijn kunst was, maar nooit klei op zijn draaischijf zou leggen om zijn kunde in een werkstuk om te zetten? Zo is ook het geloof een weten van het hart. Zolang het niet in werken wordt omgezet, is het als dood; de volbrachte daad geeft haar pas leven. Daarom doet het Mij echt plezier dat jullie zonder gevraagd te zijn een goede daad hebben verricht. Waarlijk, Ik zeg jullie allen: ook een teug fris water die jullie een dorstige hebt aangereikt, zal door Mij hoog worden gewaardeerd, want Ik kijk minder naar het weten dan naar het handelen!
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Wie eenmaal iets goeds kent en er niet naar handelt, is evengoed een zondaar als hij, die weliswaar het goede erkent, maar het toch niet wil, omdat het niet met zijn gemakzucht overeenstemt. Om een goed burger van Mijn rijk te zijn, moet men zich daarom altijd over zijn traagheid heen zetten en het goede naar zijn beste weten doen; dan is men pas dat, wat men volgens Mijn eeuwige ordening moet worden en zijn.'
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Daarop zeg Ik tegen de monarchen: 'Mijn beste vrienden en broeders, het is weliswaar prijzenswaardig en goed om over mij en Mijn rijk van gedachten te wisselen, maar het is nog mooier en beter om zich in het werk van de hemelen dapper te oefenen. Het weten gaat natuurlijk aan het doen vooraf, maar weet men eenmaal wat men te doen heeft, dan moet men handelen! En een kleine, goede daad is dan al beter dan veel weten zonder handelen, want uit een nog zo kleine daad zal iets tevoorschijn komen. Uit een handeling ontstaat steeds een werkstuk, maar uit het pure weten ontstaat niets als het niet in handelen overgaat.
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Dat zien ook de geesten van de keizers, die tot nu toe met de apostelen over velerlei ordeningen in de hemelen spraken. Zij haasten zich naar Robert toe om hem te helpen alles op te halen en wedijveren dan bij het bedienen van de lichtblauwe geesten, die met dankbaar welbehagen het brood eten en de wijn met volle teugen drinken.
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Waaruit bestaat dan eigenlijk het grootste ongeluk van alle hellegeesten? Het is het streven naar het oneindige! Maar de oneindigheid heeft geen achterwand en geen grenzen. Daarom is het gemakkelijk te begrijpen dat een van de hel vervulde geest onmogelijk tot gelukzaligheid kan komen. Wie de zaligheid zoekt in het oneindige, kan haar onmogelijk ooit vinden. Hoe verder hij erin doordringt, des te eindelozer wordt de kloof die hij voor zich ziet en hij zal er eeuwig niet overheen komen.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Verbaasd zeggen de nu zaligen: '0 Heer, U bent toch heel anders dan wij ons hebben voorgesteld! Ja, zo kan en moet men U wel met een volkomen vrij hart boven alles liefhebben! Wie U niet erkent zoals U bent, draagt in zijn blindheid vagevuur en hel in zich, maar bij degene die U erkent zoals wij nu, is alles eensklaps veranderd in de hemel der hemelen.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De bode zegt: 'Deze angstige verwondering is alweer een gevolg van jullie al te verheven denkbeelden over God, maar deze opvattingen deugen niet voor het ware leven uit en in de liefde! Wat gaat jullie dan het oneindige van het goddelijke wezen aan? Houd je alleen aan de liefde, die alles wat ze eenmaal heeft aangetrokken in enge kringen om zich heen verzameld wil hebben.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Maar wat baat het zien alleen, als het herkennen er niet bij is? Het herkennen wordt echter meestal daarom zeer bemoeilijkt, omdat er diep in het menselijke hart nog zoveel hoogmoed zit. Het kan zich er moeilijk in vinden om zich de Godheid iets menselijker voor te stellen, omdat de Godheid volgens de gangbare mening iets heel buitengewoons dient te zijn. Mocht ze er naar de uiterlijke vorm al uitzien als een volmaakt mens, dan zou ze toch volgens de verwachting en verbeelding van de mensen op z'n minst moeten stralen als een zon.
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Hebben jullie dan bij jezelf nooit twee soorten geestelijke werking ontdekt, namelijk één in het hoofd en de andere in het hart? Kijk, in het hoofd zetelt het koude, berekenende verstand van de ziel met zijn handlanger het vernuft, dat, behorend aan het zielen-verstand-lichaam, op een verreikende arm lijkt vol ogen en oren. Het verstand verlengt deze arm steeds meer en wil met hem tenslotte de hele oneindigheid naar zich toe trekken. Dit ijdele, dwaze streven is op zich genomen nu juist die gevaarlijke, dood en gericht brengende eigenschap van de ziel, die met het woord hoogmoed wordt aangeduid. In het hart echter rust de liefde als een geest, die uit de geest van Mijn hart is genomen. Deze geest heeft, evenals die van Mij, zondermeer reeds alles in zich wat de oneindigheid bevat, van het grootste tot het kleinste.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Jullie hebben op aarde vaak gezien hoe de groten zich vetmesten ten koste van de kleinen en armen. Wie werd echter ooit gelukkig door goud, zilver of edelstenen? Ik zeg jullie: niemand! Roem- en hebzucht zijn niet te verzadigen, en streven er dag en nacht naar, nog meer praal, roem en rijkdom te verwerven. Wie ontevreden is, is ook niet gelukkig en kan het ook nooit worden. Een grote en brede plaats heeft veel nodig eer ze vol wordt en zelfs dan voldoet ze niet meer aan de eisen van de eigenaar. Deze streeft nu naar uitbreiding en aanvulling van de plaats en zo brengt het ene kwaad het andere voort. Het is niet mogelijk dat zulke mensen ooit het punt kunnen bereiken waarop ze een waarachtig en blijvend geluk vinden.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Het is wel goed dat een geest of een mens het goddelijke Wezen beschouwt in Zijn werken, maar men moet daarin niet verstrikt raken! Kijk, in de begintijd van de aarde hebben de mensen er plezier in gehad reusachtige bouwwerken op te trekken: Nimrod bouwde Babylon en een boven de bergen uitstekende toren. Semiramis liet bergen afgraven. Ninus bouwde het grote Ninive. De oude farao's overspoelden Egypte met kolossale bouwwerken en beelden. De Chinezen bouwden een muur van vele honderden mijlen lang. Zou men zich nu zulke bouwers even groot voorstellen als hun werken, dan zou men door ieder weldenkend mens toch voor een dwaas worden aangezien. Kijk, deze oerbouwmeesters van de grote bouwwerken der aarde waren als mensen niet groter dan jullie, alleen wisten zij hun krachten op grote wijze te ontplooien en gestalte te geven.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] De liefde is een vuur dat verzamelt en niet verstrooit. Het licht dat van de heldere vlammen der liefde uitgaat, golft evenwel in rechte stralen eeuwig verder en keert niet terug behalve wanneer de liefde van God het grenzen heeft gesteld, waartegen het weerkaatst en de terugweg begint naar zijn oorsprong. Als jullie de Godheid echter beoordelen naar het verspreiden van Haar licht, en daardoor ware 'lichtruiters' zijn, die op de vleugels van de geest de wijde ruimte doorkruisen op zoek naar de aanwezigheid van de grote Godheid, dan blijft het ware erkennen van het eigenlijke goddelijke wezen eeuwig verre van jullie. Uiteindelijk moeten jullie voor de eindeloze grootheid van God bezwijken en zullen jullie niet meer in staat zijn je op te richten in jullie harten, waarmee jullie alleen in staat zijn het ware wezen van God, jullie Vader, te aanschouwen en bevatten. Staat er dan een wezen zoals Ik voor jullie dat zegt: 'Ik ben het, die jullie zolang tevergeefs in de oneindigheid hebben gezocht', dan schrikken jullie en krimpen onmachtig ineen. De oorzaak is dat jullie het wezen, dat zich aan jullie kenbaar maakt als de ware Godheid in Haar oerbestaan, nog steeds met op de oneindigheid gerichte ogen aanstaren, zodat jullie gemoed opnieuw door je ijdele verbeelding begint weg te drijven in de oneindigheid.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  911 - 912 - 913 - 914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936  ...