Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 926 van 1037

...  914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939  ...
[12] Laten wij hem daarom maar voort wankelen tot aan de uiterste landtongen van zijn geleuter, wat nu niet meer veraf is. Daar zullen wij dan rustig naar hem luisteren wat voor dwaasheden hij allemaal in die zee van zijn geestelijke duisternis zal spuien!
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Luister 'nu weer naar hemzelf om te horen wat voor onzin hij uitkraamt, opdat men herkennen kan hoe het niet alleen deze man, maar nog talloze mensen vergaat die alles in hun hoofd hebben, in hun domme inbeelding, maar weinig of niets in hun hart bezaten en nog bezitten! Luister nu, hij begint te spreken:
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Wanneer deze zee mij nu naar alle waarschijnlijkheid weldra zal verslinden, hoe zal het mij dan in deze eindeloze vissenwereld vergaan? Hoeveel haaien zullen mij daarin verslinden en hoeveel andere monsters zullen mij met hun tanden verscheuren en opvreten en mij daardoor de grootste pijn aandoen, maar mij nochtans eeuwig niet kunnen doden. O, wat een heerlijk vooruitzicht voor de eeuwige toekomst!
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Misschien waren die schapen en lammeren wel een soort geestelijke sirenen (**Verlokkende zeemeerminnen uit de Griekse sagenwereld).en hebben zij mij onzichtbaar hier naar toe gelokt om mij hier te verscheuren en op te vreten? Het lijkt al bijna niet meer waar, dat ik hen ooit miljoenen aardse jaren geleden heb gezien; maar nochtans is zoiets niet geheel onmogelijk in deze onbegrijpelijk domme geestenwereld, waar men duizenden jaren voortleeft zonder buiten zichzelf iets te zien, te beoordelen en te herkennen, zonder iets te doen, behalve dan met zichzelf duizenden jaren lang waardeloze en vruchteloze gesprekken voeren als één van de grootste dwazen op aarde.
Hoofdstuk 11: De benauwde toestand van onze wandelaar; zijn verdere monoloog en zijn ergernis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Ik nam dit werk bereidwillig aan - ofschoon het op lutherse grond was – en ging met een dik boek vol namen van zijn kudde naar buiten om te doen wat mij opgedragen was. Maar wat zag ik daar? De kudde veranderde in beeldschone meisjes! Van schapen en lammeren was geen spoor meer te ontdekken!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Wel kwamen, zonder zich uit het boek te laten roepen, deze mooie meisjes in grote getale naar mij toe, maakten gekheid met mij en kusten mij zowaar. En één, de allermooiste, heeft zelfs haar beide armen om mij heen geslagen en me met een betoverende bevalligheid aan haar zachte borst gedrukt, dat ik daardoor in zo'n geluksroes kwam, als ik op de wereld nog nooit heb meegemaakt.
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Want zie, de Heer van alle wezens zorgde toch voor je, verzadigde je naarmate het nodig was en had met jou een groot geduld. Want jij was op de wereld een roomse bisschop, wat Ik wel weet, en je verrichtte je heidense afgodenambt volgens de letter weliswaar zeer streng, ofschoon je er innerlijk niets om gaf. Maar zo iets kan naar je eigen beoordeling toch bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan kijkt, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield ondanks je gezworen celibaat bovenmatig van de vrouwen. Denk je, dat dit voor God welgevallige werken zouden kunnen zijn?
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Ik, je redder, zeg dit niet om je te veroordelen, maar alleen om je te tonen dat de Heer je geen onrecht aandeed, toen Hij je hier schijnbaar een beetje in de steek liet; en dat Hij je zeer genadig was, om niet toe te laten, dat je meteen na het sterven voor God welverdiend naar de hel zou gaan!
Hoofdstuk 13: De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Het zou weliswaar juist en billijk en in deze tijd bijna noodzakelijk zijn, vanwege Gods woord een martelaar te zijn; maar wat zou dat voor zin hebben? Men hoeft slechts één woord los te laten over het misbruik dat er van de heilige religie wordt gemaakt of men zit in het gevang met het gebod om altijd te zwijgen, of men wordt geruisloos naar de andere wereld geholpen.
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Ik denk nu echter ook: De Heer zal zeker ieder mens trachten gelukkig te maken; maar als de mens beslist de hel boven de hemel verkiest, dan vermag Hij, de Almachtige, tenslotte zelfs niet te verhinderen dat die mens naar de eeuwige poel afdaalt - bij welke gebeurtenis ook de allerwijste niets anders zal zeggen dan: Si vis decipi, ergo fiat (** Wanneer jij bedrogen wilt worden, dan geschiede het!).
Hoofdstuk 14: Bisschop Martinus' oprechte spijtbetuiging en zijn goede wil tot boete en verbetering - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Nu spreek IK ALS DE SCHIPPER weer: 'Luister nu goed naar Mij en let op wat Ik je zeggen zal!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Zie, zo zijn Mij ook weinig voorbeelden bekend, dat vorsten priesters met een heldere zienswijze die de leer van God zuiver brachten, in de gevangenis stopten of zelfs - wat van jou een grove beschuldiging is - naar de geestenwereld hielpen. Maar wel zijn Mij een zeer groot aantal voorbeelden bekend, dat jullie dit deden met degenen, die het gewaagd hebben zuiver naar het Woord van God te leven!
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Maar de Heer die Zich over alle wezens ontfermt, wil je daaruit redden en je er niet volgens je roomse Maxime** (. ** Stelregel.) nog dieper in verdoemen! Beweer dan voortaan ook niet meer van de Heer, dat Hij tot degene die met alle geweld naar de hel wil zegt: 'Als je dat zo graag wilt, ga dan!'
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Overdenk deze woorden van Mij goed en handel er naar, dan zal Ik dit scheepje zo sturen, dat het jou vanuit je hel naar het rijk des levens zal voeren. Zo zij het!'
Hoofdstuk 15: De boetepreek van de goddelijke schipper aan bisschop Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] IK zeg nu: 'Kom maar met ons uit de hut, dan zullen we direct een grote hoeveelheid werk te doen krijgen. Kijk, we zijn nu al weer buiten en aan de oever van de zee. Daarginds zijn de visnetten; ga er met je broeder heen en breng ze hier naar het schip; want de zee is nu rustig en we zullen een goede vangst hebben!'
Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  914 - 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939  ...