15542 resultaten - Pagina 927 van 1037
... 915 - 916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 ...
[12] Er zullen daarbij behoorlijk veel gevaren voorkomen en je zult jezelf niet zelden als verloren beschouwen. Maar kijk dan naar Mij en doe wat Ik doe, dan zal alles goed en gunstig verlopen! - Want iedere goede zaak kost moeite, geduld en flinke arbeid! Maak nu het schip los van de boomstronk, wij zullen dan meteen wegvaren naar hoge zee!'Hoofdstuk 17: In de hut van de loods - Het gezegende ontbijt en Martinus' dank - Martinus' nieuwe werk met de vissers - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] DE BISSCHOP roept heel ontzet: 'O, in Godsnaam, wat nu? Wij zijn verloren! Dat monster vult dat hele net nauwelijks met zijn halve kop, zijn lijf reikt nog God weet hoever in het water, en het is zeker driemaal zo groot als ons schip! Ook als wij het kunnen overmeesteren, wat moeten wij er dan mee?! - O, o, steeds woedender en sneller schiet het met onze boot naar … O God - sta ons bij!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] IK zeg nu: 'Petrus, neem jij de grote haak en stoot deze krachtig achter zijn kaken! En jij vriend Martinus, spring nu vlug op de oever, pak het scheepstouw stevig beet en trek het schip naar de kant! Bevestig het snel aan die boomstronk daar, spring dan weer op het schip, neem de tweede haak en doe wat Petrus deed! Want het monster is nu voldoende afgemat, we kunnen het nu gemakkelijk in bedwang krijgen! Vooruit nu, vlug!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] En nu beveelt DE HEER: 'Ga naar de oever en pak dat grote touw, waaraan een zware, scherpe werphaak is bevestigd; ginds bij de hut ligt het reeds klaar! Ik zal intussen met de beide haakstangen de vis dichter bij de oever brengen, waar jullie dan heel vlug de werphaak op de kop van het dier moeten slingeren. Maar vriend Martinus, je mag niet schrikken als de vis daarbij wat heftige bewegingen maakt, die je wel erg afschrikwekkend zullen voorkomen. Wees moedig en standvastig, dan lukt alles! Welnu, geef Mij die beide stangen in handen en gaan jullie vlug aan het werk!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Alles gebeurt als afgesproken. Maar als de vis die scherpe en zware werphaak in het vlees voelt dringen, begint hij heel verschrikkelijk (in de ogen van bisschop Martinus) te kronkelen en zich te verzetten. Hij veroorzaakt daardoor machtige vloedgolven op de oever, zodat onze nieuwe visser Martinus soms geheel door het water overspoeld wordt, wat hem des te meer hindert, omdat de muil van de vis met de vele tanden bij het vasthouden van het touw, heel dichtbij komt en naar hem hapt. Hij is heel erg angstig, maar nu meer om Mij dan om zichzelf, omdat hij ziet hoe de vis met zijn krachtige staart het schip reeds enige malen geheel boven het water uittilde en dan weer naar beneden smeet.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O broeder, als ik maar achter jou stond! Dat beest hapt voortdurend naar mij en onze Meester schuift het ook nog helemaal onder mijn neus, waar dit verschrikkelijke ondier vlak voor mijn gezicht zijn ontzettende muil wel drie vadem wijd open spert en dan weer zo krachtig dicht klapt, dat het mij daardoor op zijn minst honderd emmers water in het gezicht spuugt.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Ach, wat is dit een verschrikkelijk zwaar en gevaarlijk werk! Dit werk is voor galeislaven nog te slecht! O, o, brrr - alweer een volle laag water in mijn gezicht! Ik zal nog verdrinken, als dat ondier nog vaker naar mij spuugt! O - O, die muil gaat alweer open! Nee, dit houd ik niet meer uit! Het water is zo ontzettend koud, dat ik het nu al zo koud heb als wanneer ik poedelnaakt op het ijs zou liggen! Zo dadelijk zal hij weer toehappen!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] IK zeg nu vanaf het schip: 'Goed zo; maak nu dat touw met de haak vast aan een stronk en kom dan weer vlug op het schip. De vis is al van ons, die gaat er niet meer vandoor. Wij zullen ons schip meteen weer vlot maken en naar diep water varen, misschien hebben wij in korte tijd nog een grotere vangst.'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Kijk naar het westen, waar nog een duidelijke schemering over het water ligt. De zee golft daar zeer sterk; toch is er noch hier noch daar wind; dus kan de oorzaak van het sterke golven niets anders zijn dan een machtig grote vis! Daarom vlug er naar toe gevaren en met alle kracht aan het werk; vooral deze vis zal onze moeite belonen!'
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[26] Alles verloopt heel ordelijk en ook het schip vaart - de buit met zich meetrekkend - snel naar de bekende oever toe.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[33] Het gebeurt zoals Ik gezegd heb. De twee werpen het sleepnet in het water en Ik bestuur het schip. Het werk vordert gestadig, iedere keer als ze het net naar boven halen zit het sleepnet vol met allerlei vissen, die zij beide behendig op de oever slingeren; zodra de vissen de oever raken, vergaan zij terstond.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Ik moet toch eens goed kijken waar die vissen zo vlug naar toe verdwijnen. - Hm, hm, ik kan niets ontdekken. Weer een worp van mijn collega en niets blijft er van over in dit rijk van de onvergankelijkheid! Een mooie onvergankelijkheid is dat. Op de aarde blijft er van wat er is geweest niet veel over; maar totaal niets, daar is toch geen sprake van; hier echter vind je van iets wat wel geweest is totaal niets meer terug!
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Onthoud dit nu goed en besef waar het tenslotte naar toe moet. Dan zul je met gepast berouwen met juiste deemoed en geduld werken om tot een werkelijk doel te komen, en daardoor tot een helder inzicht en tot je eigen ware gericht, en van daaruit tot genade. Zo zij het!'
Hoofdstuk 20: De geestelijke betekenis van de visserij - De samenstelling van de ziel - Martinus' verontschuldigingen en de terechtwijzende woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Staat daar niet: 'Wie Mijn Woord hoort en daar naar leeft, die is het, die Mij liefheeft, tot hem zal Ik komen en Mijzelf aan hem openbaren!'
Hoofdstuk 21: De filosofische domme verontschuldiging van bisschop Martinus - Een vriendelijke en goddelijk ernstige gewetensspiegel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Luister: God zou van het mooiste vrouwelijk geslacht moeten zijn, jou grote macht en glans verlenen en je bovendien nog moeten toestaan dat je met een nooit aflatende mannelijke kracht de mooiste meisjes zou beslapen; God zou je alles moeten gunnen wat jij je als aangenaam voorstelde in je fantasie, en zelfs als het mogelijk zou zijn Zijn Goddelijke wezen tenslotte aan jou afstaan, opdat je dan met de hele oneindige schepping, om het zo maar eens te zeggen, naar believen op schandalige wijze zou kunnen omspringen.
Hoofdstuk 21: De filosofische domme verontschuldiging van bisschop Martinus - Een vriendelijke en goddelijk ernstige gewetensspiegel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus