Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 928 van 1088

...  916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941  ...
[1] Ik zeg: 'Nu jullie dit hebben begrepen, moeten jullie er ook naar handelen, anders zullen jullie geen profijt trekken van Mijn leer! Ik zal jullie nu het echte brood en de echte wijn laten geven. Het brood is ook hier als Mijn lichaam en de wijn als Mijn bloed. Dit voedsel zal jullie sterken en jullie zullen voortaan de dood niet meer smaken, maar het eeuwige leven zal in jullie zijn.' - (Tegen Robert:) 'Broeder Robert, ga jij nog maar eens brood en wijn halen.'
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Robert gaat enkele schreden zuidwaarts het bosje in en vindt daar op een open plek een vaatje vol met de beste wijn; ernaast een heleboel drinkglazen en wel vijftig prachtige tarwebroden. Als Robert zoveel hemelse versterkende .middelen ziet, roept hij Helena en zijn nieuwe helpers Peter en diens vrouw, om hem te helpen alles naar de juiste plaats te brengen. De geroepenen komen weliswaar onmiddellijk, maar met z'n vieren zijn ze niet in staat het voorhandene naar de juiste plaats te brengen.
Hoofdstuk 130: Overeenkomstige betekenis van brood en wijn. Weten en doen. Een opdracht aan de lichtblauwen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Ik wil jullie voor een beter inzicht nog een gemakkelijk te begrijpen voorbeeld geven: stel je voor dat een vader zijn kinderen in de zomer meeneemt naar zijn tuin die vol staat met bomen, beladen met rijpe vruchten. Vol begeerte zouden de kinderen meteen in de bomen willen klimmen, de vruchten haastig afplukken en er overvloedig van eten. De wijze vader zegt echter tegen de onervaren kinderen: 'Blijf mooi bij mij! Als jullie met je zwakke krachten in de bomen zouden klimmen en de vruchten plukken, dan zouden jullie mogelijk uit de boom kunnen vallen, handen en voeten of zelfs je nek breken. Ik en mijn knechten zijn groot en sterk en wij weten hoe de vruchten moeten worden geplukt. Wacht daarom rustig af! Ikzelf zal ze uit de hoge bomen halen en op jullie schoot leggen, dan kunnen jullie er zonder enige moeite van genieten. Zijn jullie eenmaal zelf groot en sterk, dan kunnen jullie zelf ook meesters over de hoge bomen worden.' - Begrijpen jullie deze beeldspraak?'
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Hebben jullie dan bij jezelf nooit twee soorten geestelijke werking ontdekt, namelijk één in het hoofd en de andere in het hart? Kijk, in het hoofd zetelt het koude, berekenende verstand van de ziel met zijn handlanger het vernuft, dat, behorend aan het zielen-verstand-lichaam, op een verreikende arm lijkt vol ogen en oren. Het verstand verlengt deze arm steeds meer en wil met hem tenslotte de hele oneindigheid naar zich toe trekken. Dit ijdele, dwaze streven is op zich genomen nu juist die gevaarlijke, dood en gericht brengende eigenschap van de ziel, die met het woord hoogmoed wordt aangeduid. In het hart echter rust de liefde als een geest, die uit de geest van Mijn hart is genomen. Deze geest heeft, evenals die van Mij, zondermeer reeds alles in zich wat de oneindigheid bevat, van het grootste tot het kleinste.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Hoe schitterend beschrijft U de weg naar Uw rijk! Alleen vergaat het ons daarbij net als eens Nicodemus, die ook niet wist wat hij ermee aan moest toen U, O Heer, met hem over de wedergeboorte sprak. De weg van het hoofd tot in het centrum van het hart is werkelijk kort, maar hoe bewandel je hem? De zaak klinkt ondanks de daarin verborgen wijsheid heel raadselachtig en we zouden hier met Nicodemus ook willen vragen: 'Heer, hoe kunnen we met onze voeten in ons eigen lichaam, ja zelfs in het centrum van ons hart binnengaan?' Het zou wellicht toch gemakkelijker zijn om op de allerlaatste ster van Uw eindeloze scheppingen te komen dan binnenin ons eigen hart.
Hoofdstuk 129: De eenvoudige maar krachtige rede van de Heer. Over de korte weg naar de hemel. Over het verstand van het hoofd en het inzicht van het hart. De gelijkenis van het fruitplukken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Waaruit bestaat dan eigenlijk het grootste ongeluk van alle hellegeesten? Het is het streven naar het oneindige! Maar de oneindigheid heeft geen achterwand en geen grenzen. Daarom is het gemakkelijk te begrijpen dat een van de hel vervulde geest onmogelijk tot gelukzaligheid kan komen. Wie de zaligheid zoekt in het oneindige, kan haar onmogelijk ooit vinden. Hoe verder hij erin doordringt, des te eindelozer wordt de kloof die hij voor zich ziet en hij zal er eeuwig niet overheen komen.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Zou het niet dom zijn van de astronomen als ze de zon zouden meten naar de reikwijdte van haar lichtstralen? Deze dringen verder en verder door in de diepten van de eeuwige ruimte en hun afmeting wordt steeds groter van seconde tot seconde. Welke maatstaf zou er dan voor zo' n dwaze berekening moeten worden aangelegd? Daarom meten de sterrenkundigen de zon zelf, omdat haar afmeting vaststaand en blijvend is.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Als de kleine, geschapen mensen echter al grote werken tot stand brengen en daarbij zelf geen millimeter groter worden, waarom zou dan de Godheid in Haar oerwezen wel even groot zijn als Haar bouwwerken? Er staat toch geschreven: 'God schiep de mens naar Zijn evenbeeld'; waarom zou God dan een reus zijn en de naar Zijn evenbeeld geschapen mensen slechts microscopisch kleine diertjes, waarvan er triljoenen in een dauwdruppel kunnen wonen?
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Jullie hebben op aarde vaak gezien hoe de groten zich vetmesten ten koste van de kleinen en armen. Wie werd echter ooit gelukkig door goud, zilver of edelstenen? Ik zeg jullie: niemand! Roem- en hebzucht zijn niet te verzadigen, en streven er dag en nacht naar, nog meer praal, roem en rijkdom te verwerven. Wie ontevreden is, is ook niet gelukkig en kan het ook nooit worden. Een grote en brede plaats heeft veel nodig eer ze vol wordt en zelfs dan voldoet ze niet meer aan de eisen van de eigenaar. Deze streeft nu naar uitbreiding en aanvulling van de plaats en zo brengt het ene kwaad het andere voort. Het is niet mogelijk dat zulke mensen ooit het punt kunnen bereiken waarop ze een waarachtig en blijvend geluk vinden.
Hoofdstuk 128: De plaats van ware gelukzaligheid... in het hart van de mens. De weg naar de hemel is drie spannen lang. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Was Christus, die toch ten volle God en mens tegelijk was, dan een reus toen Hij op aarde het werk van de verlossing volbracht? Hij was van gestalte helemaal geen reus, hoewel Zijn werken van een voor jullie nooit te meten grootte waren. En kijk, diezelfde, helemaal geen reusachtige Jezus staat nu ook voor jullie! Alleen Zijn geest, die uit Hem stroomt zoals het licht uit de zon, werkt eeuwig in de hele oneindigheid met onverminderde kracht. Maar deze geest gaat jullie niets aan als jullie je bij de oerbron en bij de Heer van al wat geest is, bevinden. Begrijp Hem daarom naar Zijn liefde en niet naar Zijn uitstralende licht, dan zijn jullie waarachtig Zijn kinderen, zoals Hij jullie aller Vader is!
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] De liefde is een vuur dat verzamelt en niet verstrooit. Het licht dat van de heldere vlammen der liefde uitgaat, golft evenwel in rechte stralen eeuwig verder en keert niet terug behalve wanneer de liefde van God het grenzen heeft gesteld, waartegen het weerkaatst en de terugweg begint naar zijn oorsprong. Als jullie de Godheid echter beoordelen naar het verspreiden van Haar licht, en daardoor ware 'lichtruiters' zijn, die op de vleugels van de geest de wijde ruimte doorkruisen op zoek naar de aanwezigheid van de grote Godheid, dan blijft het ware erkennen van het eigenlijke goddelijke wezen eeuwig verre van jullie. Uiteindelijk moeten jullie voor de eindeloze grootheid van God bezwijken en zullen jullie niet meer in staat zijn je op te richten in jullie harten, waarmee jullie alleen in staat zijn het ware wezen van God, jullie Vader, te aanschouwen en bevatten. Staat er dan een wezen zoals Ik voor jullie dat zegt: 'Ik ben het, die jullie zolang tevergeefs in de oneindigheid hebben gezocht', dan schrikken jullie en krimpen onmachtig ineen. De oorzaak is dat jullie het wezen, dat zich aan jullie kenbaar maakt als de ware Godheid in Haar oerbestaan, nog steeds met op de oneindigheid gerichte ogen aanstaren, zodat jullie gemoed opnieuw door je ijdele verbeelding begint weg te drijven in de oneindigheid.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Maar wat baat het zien alleen, als het herkennen er niet bij is? Het herkennen wordt echter meestal daarom zeer bemoeilijkt, omdat er diep in het menselijke hart nog zoveel hoogmoed zit. Het kan zich er moeilijk in vinden om zich de Godheid iets menselijker voor te stellen, omdat de Godheid volgens de gangbare mening iets heel buitengewoons dient te zijn. Mocht ze er naar de uiterlijke vorm al uitzien als een volmaakt mens, dan zou ze toch volgens de verwachting en verbeelding van de mensen op z'n minst moeten stralen als een zon.
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Slechts in het kleed van de armoede komt de Heer vaak naar Zijn kinderen op aarde, maar zij herkennen Hem niet omdat hun godsbegrippen al hoogmoedig zijn - gelijk iemand van adel het zich laat welgevallen dat iemand van een hogere adel met zestien of meer voorvaderen over hem regeert. Plaats hem echter eens onder iemand die niet van adel is; dan is het gebeurd met zijn gehoorzaamheid en zijn respect. Zo vergaat het de Godheid ook bij de van hoogmoed opgeblazen mensen. Heeft de Heer in hun ogen niets wonderbaarlijks in zich dat beantwoordt aan hun hoge eisen, gaan er aan Zijn verschijnen geen vuur, stormwind, bliksem en donder vooraf, dan is het gedaan met Zijn Godheid!
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De lichtblauwen zeggen: 'O vriend, toen was Hij bijzonder zachtmoedig en toegeeflijk. Wij, in het bezit van Zijn macht, hadden daar heel anders huisgehouden. De kerels hadden moeten braden als een kalfsbout op paaszondag. Wat echter de vruchtloze vijgenboom betreft, daar gebruikte de Heer Jezus toch alleen maar een zinnebeeld, dat misschien wel betrekking had op de rooms-katholieke kerk, die toch ook vol louter heidens ceremoniegebladerte zit waarachter geen vrucht te zien is. Dus maar naar Hem toe op genade of ongenade! Hij moet zich maar zondermeer door ons laten liefhebben!'
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] De nu lichtblauwen zeggen: 'Edele vriend, wie zou jouw woorden niet begrijpen, zij vloeien toch als balsem in onze harten. Wij vragen je, breng ons maar dadelijk naar Jezus de Heer, op die heuveltop. We branden van liefde en verlangen om Hem te zien en misschien kunnen we ook een paar woordjes met Hem wisselen... als Hij tenminste als geest net zo is als Hij op aarde was, namelijk vol liefde en grootste zachtmoedigheid!'
Hoofdstuk 126: De lichtblauwen verbazen zich over de macht van de bode, zonder zijn ware wezen te herkennen. Hoe mensen en geesten zich God voorstellen en hem herkennen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  916 - 917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941  ...