Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 929 van 1112

...  917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942  ...
[4] Soms gebeurt het dat enkelen zich hier zelfs weer laten incarneren, maar in het vooruitzicht Mijn kinderen te worden, lijken ze dan op pasgevangen vogels in een kooi. Zij hebben rust noch duur. Het is hun bijna onmogelijk om zich tot iets te bepalen. Reizen en trekken is hun grootste genot; worden ze daarin beknot, dan zijn ze heel ongelukkig. Daarom heeft hun verschijnen op deze aarde zelden een andere reden dan de aan jou bekendgemaakte. Alleen deze keer zijn ze door een vaag vermoeden van Mijn aanwezigheid hiernaartoe getrokken. Op grote afstand merkten de wijzeren onder hen reeds Mijn aanwezigheid op en hebben zich daarom hierheen gehaast om Mij hun opwachting te maken. Hun hele godsdienst bestaat hieruit, dat zij op bepaalde tijden God de Heer hun complimenten maken en bij zo'n gelegenheid enkele heel fraaie woorden vol lof tot Hem spreken. In het rijk van het licht is het de boodschappendienst, die hun het meest aanspreekt. Nu weet je wat het voor wezens zijn en wat ze hier willen.'
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Ik zeg: 'Dat waren geesten van een andere planeet; echter niet van een planeet van deze aardezon, maar van een ververwijderde, die zich in het sterrenbeeld, genaamd 'Haas' bevindt. De dichtstbijzijnde grote planeet van die zon (die bijna even ver van haar verwijderd is als Mercurius van de zon van deze aarde) is de geboortewereld van deze geesten. Wie deze zon nader wil leren kennen, moet zich het sterrenbeeld 'Haas' laten aanwijzen. In het linkeroor daarvan zal hij een heel klein sterretje van nauwelijks de vijfde grootte ontdekken; van de dichtstbijzijnde planeet van die zon zijn deze geesten afkomstig. Het zijn zwerfgeesten, wiens grootste zaligheid het is om steeds onderweg te zijn. Als ze echter naar deze aarde komen, wat overigens maar zelden het geval is, nemen ze rust en proberen kennis te maken met Mijn kinderen.
Hoofdstuk 112: Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ik zeg: 'Mijn beste broeder, dat komt doordat geesten uit bergstreken op enkele uitzonderingen na steeds een helderder inzicht hebben dan de meer afgestompte geesten van de laaglanden. Deze vele honderdduizenden geesten, die nu om ons heen zwermen, weten heel goed dat zij zich in de geestenwereld bevinden en benutten deze toestand zo goed mogelijk. Zij zijn weliswaar nog wel in veel bijgelovige zaken verstrikt, maar dat is niet erg, want aan de andere kant hebben ze dan ook meer bevattingsvermogen en begrijpen een wenk vlugger.
Hoofdstuk 111: Toestroom van demonen en natuurgeesten. Over het wezen van de berggeesten. Jakob Lorber, aan wie de heer door middel van zijn engel dicteert, met zijn trouwe vrienden in de gezichtskring van het heilige gezelschap. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Bij Mijn aankomst begonnen massa's geesten van allerlei soort elkaar meteen rondom de heuvel te verdringen, waaronder velen van een heel boosaardige soort, die echter snel in de richting van de avond werden verdreven. De verduistering van de Plabutschberg door donkere wolken verwittigde zelfs jullie zintuigen daarvan. Ja, zelfs satana bevond zich onder dit uitschot. Meer rondom de voet van de heuvel bevonden zich betere wezens, die om verbetering van hun lot smeekten. Toen hun dit werd verleend, trokken ze dankbaar weg.
Hoofdstuk 110: Een andere geestenscène. De Heer met de Zijnen bij de Reinerkogel. Heilzoekende geesten uit de bergen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] De beambte verwijdert zich nu, gaat terug naar zijn assistenten en vertelt hun wat een zeer strenge keizer tegen hem heeft gezegd. Maar de anderen zeggen: 'Laten we blij zijn dat we er zo goed vanaf zijn gekomen! Ze gaan nu goddank verder.' Van deze geesten was er ook nog geen enkele rijp, maar door deze ontmoeting hebben ze tenminste een stille wenk gekregen, die hen toegeeflijker maakt. Zij trekken zich nu wat meer terug naar de bergen waar ze tot het inzicht zullen komen dat zij zich nu in de geestenwereld bevinden.
Hoofdstuk 110: Een andere geestenscène. De Heer met de Zijnen bij de Reinerkogel. Heilzoekende geesten uit de bergen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] De eerste zegt: 'Nu geen domme vragen meer! Er zal wel ergens een groot congres zijn en daarom komen nu alle machthebbers bij elkaar om te vergaderen. Wees nu allemaal maar mooi stil en verroer je niet, anders kunnen we morgen met z'n allen hoog boven de aarde zonder adem in de open lucht zweven. Ik zal er in m'n eentje naar toegaan en zeggen dat de majesteiten meteen ongehinderd hun voorname reis kunnen voortzetten.' De anderen trekken zich nu terug; alleen de eerste gaat er in een onderdanige houding naartoe en voert stotterend het woord.
Hoofdstuk 110: Een andere geestenscène. De Heer met de Zijnen bij de Reinerkogel. Heilzoekende geesten uit de bergen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Zo eindigt deze scène in Frohnleiten. Wij trekken verder met de bedoeling om ' s avonds tegen zes uur in de omgeving van Graz aan te komen en bij de zogenaamde Reinerkogel plaats te nemen, waar de vier die vooruit waren gegaan zich al hebben geïnstalleerd.
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert vraagt: 'Waar komen die dan vandaan en wat willen zij? O Heer en Vader, vergeef mij dat ik U voortdurend met allerlei vragen lastig val, maar ik kan werkelijk niet anders, want wat ik nu al aan verschillende wezens heb gezien, grenst bijna aan het ongelooflijke. Waarlijk, hier openbaart zich Uw macht, waardigheid en heerlijkheid op een nog niet eerder vertoonde wijze! Bijna overal hebt U zich, tenminste in mijn ogen, zo passief mogelijk gedragen. Alles moesten wij, weliswaar uitsluitend volgens Uw woord, uitvoeren. Maar hier lijken we allen echter wel een kijklustig volkje, dat de kunstenaar met verwondering aanstaart zonder hem op de een of andere manier bij te kunnen staan. O Heer, zeg me toch hoe dat komt in dit bergland?'
Hoofdstuk 111: Toestroom van demonen en natuurgeesten. Over het wezen van de berggeesten. Jakob Lorber, aan wie de heer door middel van zijn engel dicteert, met zijn trouwe vrienden in de gezichtskring van het heilige gezelschap. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Daarop zeg Ik tegen hem: 'Kijk, dit is een bergland. Geesten die zich op de toppen van de bergen ophouden, hebben al het vermogen om wat helderder te schouwen en weten waar ze aan toe zijn. Zij komen daarom in scharen van duizenden en vragen om een spoedige verbetering van hun toestand, maar in velen zit nog een flinke portie zelfzucht; daarom mag men hun slechts zoveel geven, als voor hun heil beslist noodzakelijk is. Zou men hun te veel geven, dan zouden ze overmoedig worden en te veel drukte gaan maken. Als ze echter wat meer in behoeftige omstandigheden worden gelaten, blijven ze nuchter en rijpen vlugger tot voltooiing. Je zult zeer binnenkort nog van alles ervaren, wat je tot nu toe nog helemaal onbekend was. Wees nu maar weer rustig! Er komen alweer nieuwe scharen aan.'
Hoofdstuk 110: Een andere geestenscène. De Heer met de Zijnen bij de Reinerkogel. Heilzoekende geesten uit de bergen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Maar een heel college van monniken komt uit de kerk gelopen en begeeft zich naar de klagenden, beleert hen op streng pauselijke wijze en verklaart deze zogenaamde verschijning tot een spookbeeld van de hel. - De geesten willen de monniken grijpen en hen afmaken, maar deze maken zich uit de voeten en vluchten hun klooster in. De geesten lachen hen uit, verwijderen zich van deze plaats en begeven zich naar de bergen.
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Petrus zegt: 'Dat klinkt mij heel grappig in de oren, daar ik toch zelf deze bewuste Petrus ben in wiens handen God de Heer de geestelijke sleutels tot het hemelrijk heeft gelegd. Ik weet niets van een overdracht van de door God aan mij toebedeelde macht aan de roomse paus; evenmin heb ik ooit in Rome gewoond. Paulus, een apostel van de heidenen, heeft zich wel geruimere tijd onder de tirannieke regering van keizer Nero in Rome opgehouden, maar ik, de ware, echte Petrus, nooit! Hoe zou ik dan een paus tot mijn opvolger hebben kunnen benoemen en hem alle mij door God Zelf verleende macht hebben kunnen overdragen?'
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] We komen nu bij Bruck, een kleine stad die zich echter groot voordoet. Daar zullen we geen siësta houden, maar meteen verder gaan.'
Hoofdstuk 108: In Mürzzuschlag. Over het tijdperk van de techniek. Geloof en liefde ontbreken en daarom ontbreekt ook de ware zegen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Ik zeg: 'Mijn beste vriend, je hebt wel gelijk en Ik zou er ook oprecht plezier in hebben als de mensen Mij de eer zouden geven bij zulke werken en deze op de pijlers van de liefde zouden bouwen, maar van al degenen die zo'n werk tot stand brengen, denkt er nauwelijks een aan Mij. Het reizen hier is aan zulke strenge bepalingen onderworpen, dat alleen degene die zich daar precies aan houdt, er gebruik van kan maken. Hij moet eerst zijn reisgeld betalen; één cent te weinig maakt het hem al onmogelijk om gebruik te maken van deze mogelijkheid om snel te reizen. Geen mens wordt zonder betaling ook maar een meter vervoerd.
Hoofdstuk 108: In Mürzzuschlag. Over het tijdperk van de techniek. Geloof en liefde ontbreken en daarom ontbreekt ook de ware zegen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Het is zelfs voor geesten werkelijk niet oninteressant om te zien hoe hun jongste broeders op aarde dingen uitvinden die beslist geen kleinigheden zijn. Daar in de verte ontdek ik net, hoe een lange rij wagens zich pijlsnel voortbeweegt. In mijn tijd zou men een hele dagreis nodig hebben gehad om zo'n afstand af te leggen, en nu, terwijl ik hier sta te praten, is de hele afstand al voor meer dan de helft afgelegd. Heer, U moet er toch ook plezier in hebben als Uw kinderen op aarde met hun nog onrijpe verstand zulke respectabele dingen tot stand brengen, want deze nauwkeurige berekening van oorzaak, kracht en uitwerking is ook iets dat Uw geest in de mens tot grote eer strekt.'
Hoofdstuk 108: In Mürzzuschlag. Over het tijdperk van de techniek. Geloof en liefde ontbreken en daarom ontbreekt ook de ware zegen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] In mijn tijd, bestond er nog een zekere hiërarchie in de klederdracht. Iedereen moest zich kleden volgens de voorschriften van zijn stand en daardoor werden de hoogmoed en de verspillende luxe goed in de hand gehouden. Nu echter hebben de wederzijdse hoogachting, de liefde, het geloof en de barmhartigheid opgehouden te bestaan en het koude, gevoelloze verstand beheerst de harten van de mensen overal, waarheen men zijn ogen ook wendt.
Hoofdstuk 107: Gesprekken over oude en nieuwe tijden. De mensheid was nooit goed, maar wel waren er altijd enkele uitzonderingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  917 - 918 - 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942  ...