15542 resultaten - Pagina 94 van 1037
... 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 ...
[1] Dan eten wij het avondbrood en de familie van de MAN van de hut maakt voor ons een zo goed mogelijke slaapplaats gereed. In huis zegt hij echter tegen zijn vrouwen kinderen: "Luister! Dit moet zonder meer de beloofde Messias zijn! Hij is dus Jehova Zelf in levende persoon, de eeuwige oerzon van de geestenwereld, waaraan alle met Gods licht vervulde profeten als lichte ochtendwolkjes zijn vooraf gegaan! Ja, ja, nu weet ik wel waar ik aan toe ben, maar wat nu?! Ik durf haast geen woord meer met Hem te spreken! Hij, de eeuwige Allerheiligste, die nu, onzichtbaar voor ons, gediend wordt door talloze scharen engelen, die ieder ogenblik nieuwe bevelen van Hem ontvangen en met de snelheid der gedachte overbrengen naar de sterren en alle einden der wereld! En Die verblijft nu in onze armoedige hut, Hij aan Wie al de eeuwige hemelen en hun paradijzen ten dienste staan!Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] THOMAS zegt: "Zeker, en wel voor de grootste die de aarde ooit gedragen heeft, -hoewel dat niet zijn, maar Gods verdienste is! Want God alleen kan de mens tot profeet roepen, zoals Hij dat met Samuël heeft gedaan toen deze nog een kind was, en zoals Hij zelfs de ezel van de valse profeet Bileam tot echte profeet maakte en door de ezel vervolgens ook Bileam zelf. Dat moeten wij goed begrijpen, en ook het getuigenis dat Jezus over zich zelf geeft, namelijk dat hij slechts een mensenzoon is, ondanks dat hij ook de wonderdadige kracht van God, die in bijzonder grote mate in hem is, zo nu en dan met het goddelijke Ik betitelt. Dan kunnen wij hem naar mijn bescheiden mening onmogelijk een ander getuigenis geven dan dat, wat hij altijd zichzelf geeft! Dus is hij een voortreffelijke Godszoon, zoals wij dat ook zijn, maar dan niet in zo hoge graad als hij."
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] IK zeg: "Het wonder in deze plaats niet, en het gesprek tussen Thomas en Judas Iskariot hoef je ook niet te vermelden, maar wel in hoofdzaken wat Ik met Petrus afgesproken heb. Schrijf jij maar altijd zoals Ik je de woorden in het hart zal leggen, dan zal alles juist en goed zijn!" Daarmee was toen ook de schrijver tevreden gesteld en weldra ging hij naar bed. Wij bleven echter nog tot middernacht aan tafel zitten en daarbij kwamen ook nog de bewoners van het huis, die ons heel prettig gezelschap hielden.
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De man van de hut, die Marcus heette, wist ons veel te vertellen over de Farizeeën en de zogenaamde schriftgeleerden. Daarbij vertelde hij ook over de heimelijke wreedheden van de tempeldienaars en hoe zij direct iemands doodsvijanden werden als ze bij hen ook maar enige geestelijke en tevens profetische aanleg vermoedden! Veel van zulke spirituele mensen zouden heel in 't geheim vermoord zijn! Ze werden heel vriendelijk uitgenodigd, kregen het ene blijk van eer na het andere en men drukte hen de handen van pure vriendschap. Maar als ze eenmaal in de achterste vertrekken van de tempel waren aangekomen, waar de voornaamste Farizeeën woonden, dan waren ze voor deze wereld verloren, want daaruit kwam er geen een meer in het daglicht! Het was, zo ging Marcus verder, onbegrijpelijk hoe God zulke wreedheden zó lang aan kon zien. In Sodom en Gomorra was het er wel slecht aan toegegaan, maar vergeleken bij Jeruzalem was dat van Sodom en Gomorra nauwelijks een regendruppel ten opzichte van de zee. En toch heeft God ondanks de vele voorbeden van Abraham de steden en alle andere daarbij behorende plaatsen toen door vuur van de hemel laten ondergaan! Maar nu bij deze opeenhoping van alle mogelijke wreedheden, die naar men zegt dag in dag uit in Jeruzalem begaan worden, doet God de Heer alsof Hij er niets van af weet en Zich ook om de gehele mensheid niet meer bekommert! Wat zou daar toch de reden van kunnen zijn?!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Met zulke en vaak nog ergere gedachten hield ik mijzelf bezig als ik met de vaak te afschuwelijke verborgen daden van het door U heel juist slangenbroed genoemde, oog in oog stond! Zoals reeds gezegd, Heer en Meester, als het U er om te doen is om snel op de gruwelijkste en pijnlijkste manier uit deze wereld geholpen te worden, dan moet U maar naar Jeruzalem gaan, en dan zult U ondervinden dat ik U, zonder nu direkt een profeet te zijn, de volle waarheid heb verteld!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Daarop kwamen de bedrogen mannen naar de 'apostelen' in het bevruchtingsinstituut en hielden hen ernstig voor wat zij van een burger uit Sichar hadden gehoord, en wat de bevruchte vrouwen hen ook hadden opgebiecht!
Hoofdstuk 178: Marcus vertelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De ochtend van de volgende dag kwam vlug, en Ik en de leerlingen stonden weldra op van onze naar omstandigheden goed toebereide slaapplaatsen.
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Doe dat, want Ik heb er trek in! Daarna kun je ook een aantal gevulde vaten door je kinderen naar de stad Caesarea Philippi laten brengen, zij zullen een goede opbrengst geven!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Marcus boog diep, liep vlug de keuken in naar zijn vrouwen gaf opdracht voor het morgenmaal, waaraan zijn vrouwen de zes dochters meteen heel ijverig begonnen. De twee zonen vulden twee vaten vol met de mooiste vissen en reden daarmee naar de stad, die nauwelijks een uur van daar gelegen was, want zij hadden hun ochtendbrood al met wat wijn genuttigd.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen met krachtige hulp van de leerlingen de vissen allemaal binnen gebracht waren, kwam Marcus naar Mij toe, terwijl Ik op een prettige en gemakkelijke zodenbank zat. Hij zei nog helemaal nat van het zweet: "Heer en Meester! U kunt nu zeggen wat U wilt, maar ik houd toch vol dat U van deze nooit eerder meegemaakte heerlijke en rijke visvangst van vandaag net zo goed de oorzaak bent, als van mijn vijftig zakken, die gisteravond met de heerlijkste wijn gevuld werden. Daarom ben ik meteen zo vlug mogelijk hierheen gekomen om U vóór alles innig te danken. Dus dank ik U, o Heer en Meester, met een ontroerd en van dank vervuld hart voor al de reusachtige en wonderbaarlijke weldaden die U mij en de mijnen in zo'n overvloedige mate ten deel heeft laten vallen!
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen zij hun voertuig, een kar bespannen met twee ezels, op de marktplaats neergezet hadden, waren er meteen al een aantal kopers ter plaatse, die binnen enkele ogenblikken al de vissen van hen kochten. Tegen een goede prijs, want zulke uitgelezen vissen kostten toen al ruim een groschen per stuk. Omdat de beiden ongeveer tweehonderd stuks meegenomen hadden, ontvingen zij ook ongeveer tweehonderd groschen, wat voor die tijd meer was dan nu tweehonderd daalders. Na een paar uur kwamen de twee, rijk met geld beladen, weer naar huis met de lege vaten en de wagen. Zij overhandigden vader Marcus het geld, die daar erg blij mee was en de beide zonen uitbundig prees.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De zonen vroegen de vader daarop of ze nogmaals naar de stad zouden rijden, omdat veel kooplustigen niets hadden gekregen. De vader gaf hen toestemming en zij vulden de vaten nogmaals en reden daarmee naar de stad en verkochten de tweede vracht beter en vlugger dan de eerste.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Terwijl de beide zonen de eerste vracht naar de stad brachten, hadden wij een stuk of twintig zeer goed toebereide vissen als morgenmaal gegeten, met daarbij brood en wijn. Ondertussen hadden wij over veel gesproken, waarbij het voornaamste onderwerp steeds de dienaren van de tempel bleven. De oudste dochter van Marcus, een meisje van negentien jaar, liet ons een oude pot zien, die voor de helft gevuld was met tempelmest. Zij vroeg of deze mest wel, zoals de opdringerige verkoper gezegd had, de velden en tuinen op de beschreven ongelofelijke wijze vruchtbaar maakte.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Daarop zegt MARCUS: "Heer, een plaatsje zoals U dat wenst bevindt zich een paar honderd passen boven mijn hut, ongeveer boven de grot waar mijn hut tegenaan leunt. Het behoort nog bij mijn spaarzame bezittingen. Op de top van de heuvel staat een oude schaduwrijke kastanjeboom, waaromheen ik een ruime grasbank heb aangelegd. Vanaf deze bank geniet men het mooiste uitzicht over de gehele wijde omgeving. Men kijkt uit over heel Caesarea Philippi en over de zee zover het oog reikt. Op heel heldere dagen ziet men gemakkelijk tot aan Genezareth en nog verder naar Kis, en er zijn er zelfs die zeggen Sibarah gezien te hebben, maar daar zijn mijn ogen te zwak voor en ik kan die plaats niet onderscheiden, - maar omhoog naar Gadarena en nog een heleboel andere plaatsen kan ik goed zien."
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] IK zeg: "Nu dan, laten we die plek kiezen en onze tijd daar zo nuttig mogelijk doorbrengen. Breng ons maar naar boven!"
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)