Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 931 van 1088

...  919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944  ...
[9] De Heer, die jij zozeer liefhebt, een liefhebben waartoe jij je echter moet dwingen omdat jouw hart mij maar niet los kan laten, ben Ik in hoogsteigen Persoon!' (Nu zinkt Maria op haar knieën.) 'En het is jullie opgave Mij nu te volgen naar die heuvel, daar in het oosten, waar velen op ons wachten. Daar zullen jullie gezegend en gesterkt worden met Mijn liefde, genade, kracht en macht!'
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Maria gaat naar de vele leerlingen en roept hen toe: 'Geliefde broeders en zusters, de Heer heeft ons smeken verhoord! Hij heeft boden uit de hemelen gezonden, opdat zij ons brengen naar de weiden van het licht, het leven en de waarheid in God, hetgeen het einddoel van heel ons streven en voor eeuwig onze liefde is. Sta op en ga met mij mee naar de twee boden!'
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'Waarom zou dat dan ketterij zijn? De mens zelf, geschapen naar het evenbeeld van God, is toch ook zo'n drie-eenheid in een en dezelfde persoon. Heeft hij niet een lichaam, dat zijn uiterlijke gestalte bepaalt, een ziel, die deze gestalte en zijn organisme tot leven brengt, en tenslotte in de ziel een goddelijke geest, die aan de ziel het verstand, de wil en al haar kracht verleent? Zouden jullie het niet als een staaltje van dwaasheid beschouwen als er drie mensen zouden komen die bij hoog en bij laag zouden beweren dat ze gedrieën slechts één mens zijn? En dat terwijl ieder van hen een met zijn talenten overeenstemmende, specifieke bezigheid zou verrichten, waarvoor de tweede en de derde geen bijzondere kennis en ook niet de capaciteit zouden bezitten om deze uit te voeren. Als jullie zo' n bewering van drie bekrompen mensen echter in hoge mate dom moeten vinden, hoe kunnen jullie dan de oneindig wijze Godheid met zo'n belachelijke dwaasheid opzadelen? Zou zelfs de dierenwereld jullie niet uitlachen als jullie de Godheid - vooropgesteld dat jullie aan haar geloven - met jullie woorden en leringen van waanzin zouden verdenken?
Hoofdstuk 120: Scharen van duistere monniksgeesten. Uiteenzetting over de drie-eenheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Allen jubelen en komen ordelijk naar Mij toe en stellen zich op in een wijde kring van zeven rijen dik, waarna Maria weer naar Mij toe komt en zegt: 'Vriend, daar zijn ze allemaal en bij mijn weten is er niemand onder hen die niet in een bruiloftsgewaad gekleed is. Allen voelen en denken zoals ik, want ik heb hen zo goed mogelijk onderwezen en tot hier geleid. Hen nog verder leiden zou voor mij onmogelijk zijn, omdat me geen verdere weg meer bekend is. Jij bent zo van de liefde en kracht van de Heer vervuld, dat de liefde voor jou mij verteert. Laat ons dan ook wat toekomen van de overvloed aan liefde die de Heer voor Zijn kinderen heeft en die jij zelf ook bezit. Openbaar ons ook de heilige wil van de Heer, zodat we inzien wat ons verder te doen staat!'
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Maria zegt: 'Maar liefste vriend, hoe kun jij zo precies weten wat de Heer zal doen? Ben jij dan zo van Gods geest vervuld, dat je dat allemaal zo precies kunt voorspellen alsof je de Heer Zelf bent?' Ik zeg: 'Wel, ga nu maar naar je leerlingen en breng hen hier, zodat we met hen tenslotte helemaal in het reine komen.'
Hoofdstuk 119: De Heer stelt zich voor aan de liefhebbende. Het blinde hart begrijpt meer dan het ontwikkelde verstand. Grote zegening op de berg. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Wij zijn nu op de bergweide aangekomen, en kijk, daar vooraan onder de bomen bevinden zich jouw leerlingen. Ga naar hen toe en zeg hun dat Ik en de eerdere bode er zijn om hen door de genade van de Heer volkomen tot het eeuwige leven te verheffen.'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Waarlijk, Ik bevind Mij reeds enkele weken, werkend op buitengewone wegen, op deze aarde en krijg van dag tot dag meer afkeer van haar vleesmensen en van deze aarde zelf. Vandaag is het op aarde donderdag; tot zaterdagnacht zal Ik Mij nog op deze zondige bodem ophouden en nog genezen en aannemen wat te genezen en aan te nemen valt. Na Mijn vertrek draag Ik dit duistere gebied echter over aan Mijn machtige vredesgeesten en zij zullen daarop handelen naar eigen goeddunken.
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Maria komt nu naar Mij toe zonder te weten dat zij al de juiste persoon voor zich heeft. Als ze Mijn arm aanraakt, kan ze zich van gelukzaligheid bijna niet meer staande houden en zegt: 'Vriend, laat me maar; ik ben veel te zwak om jouw liefde te weerstaan. Je zou me nog alle liefde voor Jezus de Heer kunnen ontnemen en naar jouzelf toetrekken.' Ik zeg: 'Dat doet er niet toe, Ik en de Heer zullen het wat jou betreft best met elkaar eens worden.'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg: 'Wel, kom dan maar bij Me en laat je door Mij naar die berg leiden. Bij deze gelegenheid zul je Mij wel kunnen aanraken. Denk je soms, dat jij Mij minder lief bent dan Ik jou? Denk dat vooral niet, want lang voordat jij Mij liefhad, had Ik jou lief met alle levensgloed van Mijn hart! Maar het is hier niet de plaats om je alle facetten van Mijn liefde uiteen te zetten. Pas als we eenmaal op de berg zijn, zullen we elkaar beter leren kennen en elkaar onze wederzijdse liefde helemaal bekennen.'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik ga nu naar haar toe en zeg: 'Maria, kijk, de bode is al weer teruggekomen, ween daarom niet! De bode is weliswaar nauwgezet, maar hardvochtig is hij niet.' Nu neemt de aangesprokene vlug haar handen van haar gezicht, staat van de grond op en kijkt ons beiden wat verward aan. Na een poosje zegt ze schuchter: 'Nu zijn er twee boden; welke brengt mij nu nieuws over Hem, de enige die ik liefheb? Waar is Hij, die de liefde Zelf is? Wanneer mogen mijn ogen Zijn heilig aangezicht aanschouwen?'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Op aarde was ik een vooraanstaande vrouw, werd van adel daar mijn oude echtgenoot van adel was, en verkreeg menige onderscheiding. Ik heb me daardoor echter nooit iets ingebeeld. Wel heb ik een leraar van mijn dochter onrecht aangedaan. Dat was heel ondankbaar van mij want hij was immers door U als een licht uit de hemel naar mijn huis gezonden en leerde mij door middel van gesprekken en uitgelezen boeken U in alle waarheid als de heilige Vader te erkennen. Wat heb ik deze fout betreurd; zowel nog op aarde alsook hier!
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Maria zegt: 'Jij zult dat zeker kunnen, maar het kan mijn hart niet onverschillig laten of ik de Heer Zelf of slechts een van Zijn vele, grote vrienden liefheb. Toch komt het mij voor dat ik bijna geen wezen méér zou kunnen liefhebben dan jou. Ik dwing mijn hart naar God toe en vind toch nergens houvast. Ik wil jou immers niet liefhebben; alleen God wil en moet ik liefhebben. Hoe meer ik echter mijn best doe jou niet lief te hebben, des te meer brandt mijn hart voor jou; moge God met me doen wat Hij wil. O hemelse vriend, zeg me toch hoe het komt dat ik jou zo moet liefhebben? Waar draait zo'n liefde op uit?'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] De eik heeft echter vele jaren nodig eer hij in staat is vrucht te dragen, maar is hij eenmaal tot volle wasdom gekomen, dan kan het gaan vriezen en kunnen stormen uit alle macht tekeergaan, maar hij zal ze als met een ijzeren harnas trotseren. En zie, zo ben jij nu ook door het lange wachten een geheel rijpe vrucht geworden en zal het gemakkelijk voor je zijn om de nabijheid van God te verdragen. Niemand kan deze verdragen als hij niet eerst zijn eigen geest op de door God Zelf aangewezen weg in alles volkomen op Hem heeft doen lijken. Jij bent echter sterk geworden in de liefde en daardoor nu geheel rijp in de geest. Daarom zijn wij beiden haastig naar je toe gekomen om jou als een kostelijke vrucht binnen te halen voor de provisiekamer van de Heer. Maar nu willen we eerst nog naar jouw leerlingen op de berg gaan en hun een blijde boodschap brengen!'
Hoofdstuk 118: De twee boden bij de nieuwe Maria. Gelijkenis van de kleine gewassen en de eik. Over de geestelijke toestand van de aarde. Voltooiing door genade. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] De bode gaat voorop en Ik volg hem. Binnen enkele seconden zijn we beiden op de plaats van bestemming. Daar vinden we de geliefde op haar knieën, haar gezicht omhoog geheven, en snikkend bidt zij met gevouwen handen: 'O mijn enige, eeuwige liefde, mijn Jezus, mijn God en mijn Heer, hoe lang smacht mijn hart reeds naar U en nog steeds kan ik de genade niet verkrijgen om Uw heilige aangezicht te mogen aanschouwen. Ik moet weliswaar toegeven dat het mij aan niets heeft ontbroken tijdens mijn zeker al vele jaren durende verblijf in deze geestenwereld. Ik beleefde veel vreugde aan de goede zielen die zich door mij over U en over Uw heilige woord hebben laten onderrichten. Al mijn geliefde leerlingen zijn me nu gevolgd en wachten in een schare van enkele duizenden op deze berg ongeduldig op de Heer. We hebben alles gedaan waardoor we volgens Uw woord Uw aangezicht te zien zouden kunnen krijgen. Ten einde raad begonnen we zelfs uit zuivere liefde en verlangen naar U te vasten en ons letterlijk te kastijden, maar het was tot nu toe allemaal tevergeefs. 0 Vader, toon ons toch in Uw grote genade welke zonden nog aan ons en in het bijzonder aan mij kleven!
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Eén wezen met een buitengewone schoonheid, een maagd, wordt echter zeer zwaarmoedig als zij dit bericht verneemt. Haar hart, dat op deze aarde al steeds naar Mij was toegekeerd, geraakt in vuur en vlam en haar liefde voor Mij wordt steeds heviger. Op uiterst zachte toon zegt ze tegen de bode: 'Edele vriend van mijn boven alles geliefde Jezus, ik smeek je, breng me bij Hem! Ik leef alleen voor Hem. Hij alleen is mijn alles, mijn God, mijn Vader, mijn liefde!'
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944  ...