15542 resultaten - Pagina 931 van 1037
... 919 - 920 - 921 - 922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 ...
[8] Als de tekst zo begrepen moet worden - wat heel waarschijnlijk is - dan zou daar zeker nog lang niet uit voortvloeien, dat God de mens naar Zijn beeld geschapen zou hebben. Of dat God eigenlijk een begrensde gestalte zou moeten hebben om een mens te kunnen vormen. Als toch ieder idee als begrip op zich zonder gestalte is, dan kan ook God op zichzelf beschouwd als de algehele basisidee van alle ideeën zonder gedaante zijn.Hoofdstuk 32: Voortzetting van het gesprek over de goddelijkheid van Jezus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Ja, ja, mijn beste vriend, volgens het pure verstand zal ik wel gelijk hebben; jij echter zult naar Paulus 'uit het geloof leven'! Dat is weliswaar ook een leven, maar een leven zonder inzicht en zonder logische argumenten. Ik wil het je niet afnemen en wil van jou ook geen proseliet* (* Bekeerling) maken. Maar ik moet je toch laten zien, dat een voormalige bisschop op aarde niet gemakkelijk als een blad aan de boom is om te draaien en al helemaal niet door diegenen die op aarde zijn schapen waren!'
Hoofdstuk 32: Voortzetting van het gesprek over de goddelijkheid van Jezus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Ik ben echter de boekhandelaar uit dezelfde stad waar jij bisschop was. Ik weet maar al te goed wat voor iemand jij was. Uiterlijk een zeloot*** (*** Geloofsijveraar ) zonder weerga, maar in jezelf de puurste atheïst! Wie las ijveriger Kant, Hegel en ook nog met het grootste enthousiasme Strauss? Voltaire, Rousseau en Helvetius lagen in plaats van de Vulgata**** (**** Latijnse bijbelvertaling.) steeds op je lessenaar, louter geesten die je op de kansel en in je herderlijke brieven duizendmaal naar de hel verwees, maar die je in je hart ver boven Jezus verhief!
Hoofdstuk 32: Voortzetting van het gesprek over de goddelijkheid van Jezus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Wat moet ik nu doen om deze calamiteit te ontlopen, als hier al een uitwijkmogelijkheid is? Hm - aha - ja, ik weet het al, zo moet het! En als dat niet werkt, dan ga ik maar weer ergens naar een oever van de zee, om daar een eeuwigheid te vissen! In Godsnaam, het is me nu ook alles om het even! Nee, dat ik nu juist deze kerel hier moet ontmoeten! Maar er is niets meer aan te veranderen; daarom nu een goed besluit genomen en uitgevoerd! Wat moet ik dus doen?'
Hoofdstuk 32: Voortzetting van het gesprek over de goddelijkheid van Jezus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Nu echter een ander punt. Zie, broeder, hoe meer ik nu die onuitsprekelijke, allerheiligste kwestie overdenk, hoe meer onze Huisheer Jezus zonder enige twijfel als het allerhoogste Godswezen naar voren komt, des te banger wordt mijn hart. Het zou verschrikkelijk zijn om nu voor Hem te moeten verschijnen.
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Wat zullen wij zeggen, als Hij nu als de almachtige God en als de rechtvaardigste, strengste en onverbiddelijkste rechter bij ons zal komen en ons, alsof het de gewoonste zaak is, tot de hel zal gaan verdoemen en zal zeggen: 'Weg van Mij, jullie vervloekten! - naar het eeuwige vuur, dat voor alle dui- -'Godsta-ons-bij' bereid is?
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] O, o, verschrikkelijk, verschrikkelijk, ik hoor al echt de donder van dit vreselijke vonnis. O, o, dat zal een leven zijn, een verschrikkelijk leven en een gewaarwording, wanneer ik misschien helemaal naar beneden naar de duivels zal gaan - 'God-sta-ons-bij', ik zou het van louter angst, vrees en schrik al bijna vergeten hebben te zeggen. Ik begrijp alleen niet hoe jij daarbij zo onverschillig kunt zijn, terwijl ik van angst verga en al bijna verteerd word!'
Hoofdstuk 33: Bisschop Martinus herkent in Jezus de Heer - De vrees van de zondaar - Martinus wordt onderricht - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Dan gaat PETRUS op een wenk van Mij naar hem toe, schudt hem door elkaar en zegt: 'Maar Martinus, wat doe je dan nu? We hebben al een heel lange tijd op je gewacht en je kwam niet meer te voorschijn! Wat praatte je toch zo lang en liet ons wachten als een preutse bruid op haar bruidegom, die zich veel te ijdel opmaakt voor het bruiloftsfeest! Weet je dan niet dat wij belangrijke en deze keer zeer dringende zaken te doen hebben?'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Mijn vriend daar met die stralende hoed heeft mij weliswaar willen troosten en geruststellen, maar zolang men de geruststelling niet heeft van Diegene die mensen als ons plotseling voor eeuwig naar de hel kan verstoten, zolang heeft troost van een vreemde geen nut!'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] BISSCHOP MARTINUS werpt een vluchtige blik naar Mij en ziet Mijn grote vriendelijkheid. Dit geeft hem moed, zodat hij zich meteen wat van de grond opricht en met tranen in de ogen zegt: 'Nee, nee, vanuit deze mildheid zal in der eeuwigheid geen veroordeling tot verdoemenis komen! O Heer, o Vader, wat moet U goed zijn, dat U een zondaar zoals ik zo eindeloos mild en genadig kunt aanzien!
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Na deze woorden snelt Martinus naar de Heer toe, drukt Hem tegen zich aan en begraaft zich volledig in Diegene, die hij zo lang niet wilde erkennen.
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Nu gaan we echter naar de dertig mensen die je hebt meegenomen in het andere vertrek. Ga jij eerst naar binnen en probeer hen bij Mij te brengen. Is dit eerste werk in je zalige toestand je gelukt, dan zullen wij ook hen meteen naar hun eeuwige bestemming leiden. Laten we daar dus naar toe gaan en jij gaat alleen bij hen de kamer binnen. Zo zij het!'
Hoofdstuk 34: Een heilige verlossingsscène - Martinus aan de borst van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Bisschop Martinus gaat er meteen vol vreugde naar toe in gezelschap van Mij, van Petrus en van de wijze boekhandelaar, welke laatste met oneindige eerbied achter ons aankomt. Als we bij de deur van de kamer zijn, verlaat bisschop Martinus ons en gaat volgens Mijn opdracht meteen naar de dertig mensen in het hiervoor aangeduide vertrek.
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Zonder de taal van het vee te kennen, voorzover het vee ook een of andere geheime taal heeft, zal er naar mijn mening met de inwoners van dit vertrek niet veel te beginnen zijn. U verstaat weliswaar ook de stenen en kunt met de elementen praten en door Uw almacht hen gebieden; maar hoe zou ons soort mensen dat moeten aanpakken?
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Staat er niet geschreven: 'Zonder Mij kunt gij niets doen!' Daarom had je ook meteen toen Ik je gebood naar dit vertrek te gaan, voor Mij moeten bekennen: 'Heer, zonder U vermag ik ook niet het minste of geringste!', dan zou Ik deze zaak anders hebben laten verlopen. Jij ging echter meteen met een soort van zelfvertrouwen naar binnen. Daarom moest je dan ook zelf ondervinden, hoeveel ieder zonder Mij vermag.
Hoofdstuk 35: Martinus' eerste zending en zijn ervaringen - Een ogenschijnlijke menagerie - 'Zonder Mij kunnen jullie niets' - Jakob Lorber - Bisschop Martinus