Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 934 van 1166

...  922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947  ...
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Wat doe jij hier, armzalig wezen? Waar kom je vandaan? De gestalte zegt: ik ben al ongeveer drie aardjaren in deze omgeving, loop rond als een wild dier maar vindt niets, waarmee ik mijn grote honger kan stillen. Waarom ik na mijn sterven op aarde in zo'n miserabele omgeving moest belanden, weet ik echt niet. Ik was op aarde een vooraanstaande heer en bekleedde een hoge functie. Deze functie heb ik steeds als een rechtschapen en trouwe ambtenaar uitgeoefend. Ik liet me door niets omkopen, maar handelde streng volgens de wet, vervulde zodoende mijn plicht en werd door iedereen geacht. Ik werd zelfs door mijn koning gewaardeerd en onderscheiden. Ik deed met mijn verdiende salaris vrijwillig veel goeds en leefde in ieder opzicht voorbeeldig, hetgeen navolging verdiende. Toen ik tenslotte het tijdelijke verliet, kwam ik in deze afschuwelijke omgeving terecht, waarin ik, zoals gezegd, reeds ongeveer drie jaar lang rondzwerf, en nergens is een uitweg te vinden.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hij zegt: ja, ja, u ook vaarwel en zorg maar dat u van uw gras eten goed aankomt. Ik wens u in ieder geval een goede eetlust! Overigens had ik nog niet het geluk op overvloedig grasland te komen, maar mos en wel heel schaars was tot nu toe mijn enige voedsel.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Ja, jullie waren er altijd bij als het ging om het stichten van liefdadige instellingen en ik kan met diepe ontroering in mijn hart zeggen, dat jullie in de ware zin van het woord ware, edele en eerbiedwaardige burgers van de aarde waren. (Buitengewone bijval van alle kanten en men hoort de toehoorders met grote ontroering zeggen: heerlijke, goddelijke spreker, goddelijke man!)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hoe zit het nu hier in dit prachtige hemelrijk met het zo hooggeprezen Te Deum laudamus? Jullie halen je schouders op; werkelijk, ik zou niet alleen met mijn schouders willen protesteren maar met mijn hele lichaam, als ik niet zou moeten vrezen dat daardoor mijn zeer wankele sprekerspodium mij van mijn hoge standplaats zou laten vallen. Ik denk, zonder voorbij te willen gaan aan iemands mogelijk goede mening, dat onze kelen door deze buitengewoon vette kost voor deze verheven hymne nauwelijks een klankvolle stem zullen krijgen; nu doet zich in deze helder verlichte hemel toch nog een heel gewichtige vraag voor, namelijk:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] Toch vraag ik jullie, geachte toehoorders, mijn wens niet zonder meer als een vaste wet te beschouwen, want zoals ik al zei, moeten mijn slotwoorden slechts als een welgemeende wens worden opgevat. Als we ons echter steeds meer sociaal gaan gedragen, denk ik dat we juist daardoor met vereende krachten ons lot veel gemakkelijker zullen dragen dan wanneer iedereen dat alleen maar voor zichzelf doet. Ik van mijn kant zal altijd bereid zijn, zoveel liet maar in mijn vermogen ligt, jullie met mijn woorden intensief ter zijde te staan. Met deze wens en deze verzekering besluit ik mijn toespraak. (Algemene luide bijval van alle kanten.)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] En ik, jullie gids, vraag hem verder: mijn beste vriend, dat mag dan wel waar zijn, maar heb je bij het uitoefenen van je functie wel ooit eens aan Christus de Heer gedacht en geloofd? Heb je ooit uit liefde voor Hem iets gedaan? Heb je wel alle nog zo eenvoudige mensen als jouw broeders beschouwd? Zeg eens, hoe staat het daarmee? De armzalige zegt: hoe kan een ontwikkeld man in zo'n oudewijven-Christus geloven? Desondanks heb ik echter om niemand in politiek opzicht te ergeren, aan alle christelijke dwaasheden deelgenomen. Wie kan zo dwaas zijn om van een man die een hoge staatspost bekleedt, te verlangen dat hij de ruwe straatlummels als zijn broeders beschouwt? En om iets uit liefde voor de oudewijven-Christus te doen, zou men toch werkelijk eerst zo dwaas moeten worden om aan zo'n Christus te geloven om pas dan te zien of men uit een zekere liefde voor Hem iets zou kunnen doen. Desondanks geloofde ik toch in een God en dacht vaak bij mezelf: als deze God rechtvaardig is, wat Hij toch kennelijk moet zijn, dan moet Hij, indien er na de dood een leven is, een rechtvaardig man als ik ook volle gerechtigheid laten wedervaren. Dat er leven is na de dood ondervind ik al drie afschuwelijke jaren lang; want zo lang zal het wel zijn dat ik hier rondzwerf als een wild dier. Maar helaas moet ik in deze toestand ondervinden dat er geen God bestaat; want zou er een of andere God bestaan, dan zou Hij mij even goed moeten behandelen als mijn koning dat heeft gedaan. Daar echter zeker alles het werk van het blinde toeval is, ben ik dan ook weer in dit blinde toeval teruggevallen en moet nu maar afwachten wat dit weer van mij zal maken. Hebben jullie soms iets voor mijn maag, geef me dan iets te eten, want ik ben buitengewoon hongerig en heb behalve een toevallig gevonden mosplantje geen voedsel.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[23] Kijk nu, hoe het boven dit gezelschap iets lichter wordt, hoe de spreker en het hele gezelschap zich daarover beginnen te verbazen en hoe de spreker zich nog eenmaal laat horen en zegt: ja, ja, zoals ik al dacht, als de doodeerlijke Christus met Zijn menslievende leer ons geen licht brengt, dan blijven we eeuwig gasten van de nacht!
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Wanneer jullie nu deze twee gegeven situaties naast elkaar zetten, kunnen jullie daaruit de volgende conclusie trekken: van veraf bezien treedt het werkelijke aanzicht van een zaak naar voren; dichterbij gaat het totaalaanzicht al meer en meer verloren en in plaats daarvan komen de afzonderlijke delen meer naar voren. Van heel dichtbij gezien is van het oorspronkelijke aanzicht helemaal niets meer te ontdekken; in plaats daarvan springen de details des te duidelijker in het oog.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Mijn beste vrienden, jullie zouden je over jezelf moeten verbazen dat jullie dit niet ogenblikkelijk begrijpen.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] Wanneer de man dan in zichzelf in alle ernst en met volle overtuiging kan zeggen: Heer, ik dank U dat U mij dit hebt aangedaan, want ik weet immers dankzij mijn liefde voor U, dat alles wat U doet het allerbeste is. Wanneer voor zo'n man bovendien de liefde tot de Heer echt een meer dan voldoende vergoeding zou zijn voor het verlies van zijn vrouw, dan is de liefde tot de Heer in hem werkelijk groter dan die voor zijn vrouw.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Ik ben bijzonder blij dat ik jou na zo'n lange tijd eindelijk weer eens zie en ook geloof ik dat van nu af aan geen dood ons meer zal scheiden. Maar vertel me nu ook voor zover je kunt, of mijn laatste wilsbeschikking nauwkeurig werd nagekomen, want dat gaat me bijzonder ter harte.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Niets dan een bijna ondoordringbare buitengewoon ijzige nacht, door geen nog zo droevige dag meer afgewisseld, geen voedsel behalve wat zanderig mos en dit alles moet stroken met de door jullie priesters vaak gepreekte liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid van God?! Ik denk er nu al meer dan twintig jaar over na of er een God bestaat of niet, en als ik eens iemand ontmoet en met hem over dit onderwerp spreek, dan weet tenslotte toch niemand iets meer dan ik. Daarom verbaast het mij des te meer dat jij als gewezen priester, die toch steeds voor het zogenaamde rijk Gods hebt gewerkt, met precies hetzelfde lot bedeeld bent als ik. Ik denk dat we allemaal met Christus voor de gek gehouden zijn, want het is me vaak raadselachtig voorgekomen dat een God zich heeft kunnen laten doden! De oude, wijze Hebreeërs kenden Christus zeker beter dan wij en wisten Hem dan ook als een Joodse piëtistische dweper naar behoren uit de weg te ruimen om Hem daarna heel netjes de vroeger gelukkige Romeinen als een gezouten premie in de schoot te werpen omdat zij hun koningsstad hadden verwoest. Zij bleven bij hun oude God die toch kennelijk een veel goddelijker aanzien had dan onze gekruisigde. Alleen moesten wij naderhand ten gevolge van die geniale Joodse streek de God aannemen, die het door hen meest versmade wezen was. Ik denk dat dit laatste wel begrijpelijk is, want zou Christus werkelijk iets te betekenen hebben, dan moest hier in deze, ik kan je zeggen, eindeloos grote wereldsfeer toch iemand iets reëels over Hem weten. Maar je kunt er duizenden ontmoeten, die allen als louter nuchtere en bescheiden mensen zijn te beschouwen, maar niet één weet ook maar iets van Hem af. Ik kan je zeggen: ik heb al mensen ontmoet die zich reeds een- tot tweeduizend jaar in deze streek bevinden en ook al helemaal aan het mos eten gewend zijn. Deze waren toch tegelijk met Christus op aarde, als er onder ons gezegd ooit een Christus bestaan heeft, en toch weten zij evenmin iets van Hem af als wij. Sommigen van hen beweren zelfs deze naam nooit te hebben gehoord. Kijk, dat zijn zo mijn ideeën die ik mij in de loop van mijn verblijf hier en zo nu en dan ook al tijdens mijn aardse leven mij heel heimelijk heb gevormd. Hoe bevallen ze jou?
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De man zegt: mijn boven alles geliefde vrouw, opdat je ziet hoe punctueel jouw laatste wilsbeschikking werd nagekomen, kan ik je slechts zeggen dat ik zelf in mijn laatste wilsbeschikking niets anders heb gedaan dan de jouwe weer opnieuw bevestigen. In mijn laatste wilsbeschikking heb ik mij dus precies aan die van jou gehouden, enkele onbeduidende legaten daargelaten. Verder is ons gehele vermogen, dat door mij nog met enkele duizenden is vermeerderd aan onze kinderen vermaakt. Ben je daarmee tevreden?
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Kijk, lieve man, dat is toch zo duidelijk als op aarde de zon op een heldere middag. Je ziet dit alleen nog niet in, omdat je nog veel te kort hier bent. Wanneer je zo lang hier zult zijn als ik dan zal het je zelfs in deze dichte duisternis volkomen helder worden. Als bewijs van mijn liefde en trouw zeg ik ook nog dat je hier aan de zijde van de jou boven alles liefhebbende vrouw je zogenaamde God-Christus zo lang en zo krachtig je maar wilt mag aanroepen; toch sta ik met mijn liefde en trouw er voor in dat je na jarenlang roepen tot het duidelijke inzicht zult komen dat ik, jouw altijd trouw liefhebbende vrouw, met mijn natuurlijke verstand helderder zie dan jij met al jouw zogenaamde godgeleerdheid.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  922 - 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947  ...