17481 resultaten - Pagina 935 van 1166
... 923 - 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 ...
[10] A zegt: ja beste vriend, nu komt jouw zaak inderdaad in een heel ander licht te staan en ik kan er nu niet meer omheen, mij helemaal bij jouw mening aan te sluiten. Ja, ja, als het niet zo was, vanwaar kwam dan deze goud- en zilverzucht van het tegenwoordige roomse pontificaat? Desondanks moet ik hierbij toch nog bekennen dat de eigenlijke zuivere zedenleer van Christus, waar ze ook vandaan mag komen, boven alle kritiek verheven en goed is. Dat heeft mij ook nog het meest aan het christendom gebonden. Dat zich mettertijd menige zelfzuchtige parasiet op deze zuivere boom heeft vastgezet, dat, sta me toe, is ook onmiskenbaar; maar ik moet je zeggen, en dat idee komt juist bij me op: als ik mogelijkerwijs ooit ergens zo'n zuivere Christus zou ontmoeten, werkelijk, ik zou Hem onmogelijk vijandig gezind kunnen zijn!Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Zij zegt: nee, mijn lieve hemel, als ik er aan terugdenk wat een streng leven u hebt geleid en hoe u op aarde helemaal geen bezittingen hebt gehad. Wanneer u preekte zaten alle mensen in de kerk toch maar te zuchten en te wenen en wat voor mooie lessen en vermaningen hebt u in de biechtstoel gegeven. Hoc aandachtig hebt u het heilig misoffer opgedragen; daarom kan ik werkelijk niet begrijpen, hoe ti hier terecht bent gekomen. Voor mensen zoals wij is dat wel te begrijpen, want men heeft misschien menige zonde in de biecht verzwegen omdat men zich deze ondanks alle gewetensonderzoek niet meer kon herinneren. Maar hoe u, die dat toch allemaal wel heeft gekund en zijn leven met al zijn doen en laten zeker grondig heeft onderzocht, hier terecht bent gekomen, dat zal zoals gezegd, de lieve hemel weten, als er al een mocht bestaan. Hebt u dan helemaal geen vermoeden waarom u hier terecht bent gekomen?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Ik vermoed dat er noch een God noch een of andere hemel bestaat en ik vermoed om gegronde redenen dat wij mensen niets anders zijn dan werken van de natuur. Wanneer de grove materie als een huls van de natuurlijke levenskracht wegvalt, blijft de natuurlijke levenskracht nog een tijd lang bestaan. Maar ook zij sterft geleidelijk aan af; de kracht verspreidt zich in de ruimte zoals de kracht van het buskruit buiten de loop van een kanon, en dan is het met de mensen die zoveel hoopten en verwachtten voor eeuwig gedaan. Als u mij goed aankijkt en ziet hoe ik nu reeds de uiteindelijke totale ontbinding en vernietiging nader, zal mijn vermoeden u zelfs in deze stikdonkere nacht nog helderder worden dan op aarde de zon op een heldere middag.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Zij zegt: och mijn lieve hemel, als hij bestaat, zoals u zegt! Dat is toch verschrikkelijk! Ja, ja, u moet het toch beter weten dan ik. Op aarde heb ik namelijk ook soms gedacht, zoals mij eens een echt geleerde en voorname heer heeft gezegd, dat er niets meer is na de dood. Nu zie ik pas in dat die heer de waarheid heeft gesproken; daarom zal het mij mettertijd ook vergaan zoals het u nu vergaat. Op aarde heb ik, als het echt slecht met me ging, toch altijd nog kunnen zeggen: mijn God en mijn Heer, verlaat mij niet! Maar wat kan ik nu doen, als er geen God bestaat? Zou u mij, geachte vriend, dan ook nog willen zeggen hoe het er vervolgens met Christus en Zijn moeder, de maagd Maria, die allerzaligst zou zijn, voorstaat? Waarom hebben we dan op aarde zoveel rozenkransen tot hen beiden moeten bidden, en waarom hebt u zo aandachtig zovele missen gelezen, als het allemaal is zoals u me nu hebt gezegd?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Zij zegt: en jij zou in staat zijn om mij, jouw trouwe, jou eeuwig liefhebbende vrouw zoiets aan te doen? Ik zeg je dat ik zoiets niet zou kunnen, al was je werkelijk tot de hel verdoemd! Ik zou je in het vuur niet willen verlaten en jij wilt mij vanwege mijn verstandige woorden verlaten? Het staat ook jou vrij om mij jouw mening op een verstandige manier uiteen te zetten, maar het mag geen onzin zijn, want ik houd te veel van je om je op dwaalwegen te laten belanden. Volg mij maar, ik wil je naar een andere plaats brengen waar het beter zal zijn dan hier en waar jij pas in een groter gezelschap gevoeglijk zult ervaren, hoe men er hier aan toe is.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De mannelijke gestalte zegt: zeer geachte dame, het doet me buitengewoon veel genoegen dat mij het bijzondere geluk ten deel is gevallen u weer de onze te mogen noemen, want met uw verstand en uw verdere buitengewoon innemende gedrag bewijst u ons gezelschap een grote eer en geeft u ons werkelijk het mooiste sieraad. Wel mijn lieve dame, mocht u iets op uw tedere hart hebben, dan zou het voor mij de grootste zaligheid zijn als u mij zo'n zoete hartenwens zou willen toevertrouwen.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Zij zegt: mijn hooggewaardeerde en bovenal zeer geëerde vriend, ziet u, deze man hier aan mijn zijde is mijn teder geliefde aardse echtgenoot. Hij heeft zich op aarde bij al zijn handelwijzen buitengewoon rechtvaardig, goed en profijtelijk gedragen, zodat ik in alle ernst moet bekennen dat ons huwelijk heel gelukkig was. Want wat kan een vrouw zich voor een gelukkiger huwelijk wensen, dan wanneer ze een man heeft die aan alle verlangens van het vrouwelijk hart tegemoet komt? Wat dat betreft zou ik, op enkele onbeduidende kleinigheden na, niets aan te merken hebben.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Maar nu komt er een belangrijke kwestie waarover we het nooit eens konden worden en waardoor er dan ook regelmatig enige ergernis tussen ons beiden was. Ik zal u de reden van deze ergernis zo goed als het voor een vrouw maar mogelijk is uitleggen en u, mijn zeer geëerde vriend, zult dan zeker zo goed willen zijn om mijn man daarover een paar woordjes toe te fluisteren die hem beslist volkomen zullen genezen.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Hij zegt: ja lieve vriendin, dat is mij ook hier pas echt duidelijk geworden. De hoge heren op aarde hadden het gewone volk immers niet in toom kunnen houden als ze niet een of andere God en dus een of andere religie voor hen hadden uitgevonden. Met religie echter hebben zij gemakkelijk spel bij het in bedwang houden van het domme gepeupel. Dat werkt dan echt ijverig voor hen, zodat zij zich zonder zich om een of ander werk te bekommeren in hun paleizen en burchten op zachte bedden en stoelen onbekommerd kunnen vetmesten. Daarom worden ook overal geestelijken en leraren aangesteld die zelf behoorlijk dom worden gehouden om dan op hun beurt ook het gewone volk weer dom te houden. Wanneer echter zulke geestelijken dan toch hun verstand gaan gebruiken, worden zij gauw bevorderd, waardoor ze dan ook een goed leven kunnen leiden zodat hun verstand geen gevaar oplevert voor de hoge heren. Maar om zo'n religie, die op zichzelf niets betekent, een meer betekenisvol tintje te geven, moet ze met allerlei mystieke, dat wil zeggen nietszeggende ceremoniën worden opgesierd, anders zou ze op het gewone volk niet de vereiste uitwerking hebben. Ziet u, geachte vriendin, zo was het ook in mijn geval.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Op aarde heb ik heel goed ingezien dat het met het leven in het hiernamaals heel anders gesteld moest zijn dan ik zelf vanaf de kansel heb gepreekt. Ik heb me hierover, wel te verstaan, slechts heel vertrouwelijk tegenover de grote machthebbende heren uitgelaten en om opheldering gevraagd. Die opheldering heb ik echter nooit gekregen, maar in plaats daarvan kreeg ik al spoedig, ik weet zelf niet hoe en waarom, een belangrijke promotie: ik werd een goedbetaalde professor en tenslotte zelfs rector van een seminarie. Ik denk echter dat de heren hebben ingezien dat ik voor een lagere post te pienter was. Daarom gaven ze me een betere, zodat ik met mijn pienterheid, uit eigenbelang enkel nuttig en niet schadelijk zou zijn. Ik heb weliswaar altijd als een doodeerlijk man geleefd, maar wat dom van me was en waar ik nu nog spijt van heb is, dat ik om te beginnen toch niet helemaal heb ingezien dat ik met zo'n promotie werd bedrogen; en vervolgens dat ik op mijn goedbetaalde post een, al was het maar ogenschijnlijk, dan toch voor mijn eigen welzijn, te dwaas, geestelijk streng leven heb geleid. Ik heb daarbij wel gedacht: zo'n leven van zelfverloochening zal me zeker binnenkort een bisschoppelijke waardigheid bezorgen. Maar daarin heb ik me deerlijk vergist, want de hoge heren hebben precies berekend dat ik voor de mij toebedeelde post de juiste graad van domheid bezat, zodat ik voor hen niet meer gevaarlijk Icon zijn. Daarom lieten ze mij ook onbezorgd op mijn plaats. Ziet ti, geachte vriendin, zo staat het wat religie betreft met alles in de wereld. Daarom zei ik ook in het begin al dat wij beiden bedrogen zijn.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] O, wat was ik dom! Was ik maar een vrolijke hoer geworden, dan had ik nog wat genoten! Nu is op mij het spreekwoord: `Een bange hond wordt zelden vet', van toepassing. Nee, beste vriend, als het werkelijk is zoals u daarnet hebt gezegd, dan zou ik wel alles willen verwensen en vervloeken! Maar nee, dat zal ik niet doen. Als het me echt slecht zal vergaan zal ik toch, al is het maar gewoontegetrouw, God en de zalige maagd Maria aanroepen. Op aarde, dat kan ik me goed herinneren, heeft het aanroepen van Christus en onze lieve vrouw mij toch enige malen geholpen; daarom denk ik, ook al zouden zij niet bestaan, dat ik door dit aanroepen misschien niets gewonnen maar toch ook niets verloren heb. Ik hoef me trouwens echt geen verwijten te maken dat ik door mijn levenswandel bij wijze van straf nu hier, in dit duistere oord moet zijn. Het enige is dat ik me misschien te veel met de geestelijken heb opgehouden, hetgeen echter mijn eer en zedelijkheid niet heeft aangetast, want op dat gebied heb ik me nooit iets gegund. Wel heb ik vaak mensen die me slecht leken, zwartgemaakt en heb hen soms, natuurlijk alleen maar bij de geestelijkheid, ook flink door het slijk gehaald. Met hen heb ik ook alle lutheranen, joden, Turken en heidenen in Naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest vervloekt; maar de geestelijke heren hebben gezegd dat men dat als een rechtgelovige christin zeker moest doen. Zij zeiden echter wel dat men daarnaast ook voor hen moest bidden, opdat zij konden overgaan tot de ware religie. Dus heb ik ook dat gedaan en heb hen eerst, zoals het betaamt, vervloekt en daarna voor hen gebeden. Alleen zal dat misschien enigszins verkeerd geweest zijn; verder zou ik werkelijk niets weten. Aan de armen heb ik ook gegeven; weliswaar niet zoveel, want ik gaf mijn vermogen liever aan de kerk, omdat ik dacht dat de geestelijken het beter konden verdelen dan ik. Zo ben ik, hoe meer ik over mezelf nadenk, echt `volkomen onschuldig' hier terechtgekomen. Maar natuurlijk, als het is zoals u eerder zei, dan heeft mij het ene evenmin als het andere geschaad nog gebaat.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De gestalte zegt: ik smeek u mijn zeer geachte dame, u bent veel te goed! Ik geef u de verzekering dat het voor mij een grote eer en een heel bijzondere gelukzaligheid zal zijn als ik tot mezelf zal kunnen zeggen dat ik een zo lieftallige dame met mijn persoontje heb mogen dienen. Daarom vraag ik u mij de kwestie die u op uw hart hebt toe te vertrouwen. Zij zegt: ach, mijn zeer gewaardeerde vriend, u bent veel te goed en te bescheiden en juist deze grote goedheid en bescheidenheid boezemen mij zoveel vertrouwen in, dat ik niets voor u achter zal houden; wees dus zo goed om naar mij te luisteren.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] De man zegt: geachte vriend, ik moet u eerlijk bekennen dat ik beslist niet geloof dat wij het, hoe bijzonder lief en dierbaar mijn echtgenote me ook is, over deze kwestie ooit eens zullen worden. Want hoe het ook moge gaan, ik ben vast besloten om eeuwig aan mijn geloof in Christus vast te houden! En ik ben er ook vast van overtuigd dat deze naam mij steeds veel troost heeft gegeven en ook steeds mijn onfeilbare, gelukkige en leidende ster was. Ben ik ooit op een dwaalweg geraakt, dan zeker alleen doordat ik me niet standvastig aan Christus heb gehouden. Als ik me dan echter weer tot Christus had gewend, werd ik vaak weer als bij toverslag geholpen!
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] De man zegt tegen de gestalte: zeer geachte vriend, als ti op dit gebied zo'n goed gefundeerde kennis bezit, laat me dat dan eens horen. Ik ben er echt niet afkerig van om naar u te luisteren, maar zal desondanks bij mijn mening blijven als de uwe mij niet volkomen overtuigd heeft.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Mijn lieve vrienden! Dat zouden jullie toch op het eerste gezicht moeten zien. Hoe is het dan met de liefde gesteld van iemand die bepaalde dingen doet waarvan hij of zij zelf vindt dat ze goed zijn, maar dan vooral omwille van het loon dat daar onmiddellijk of in de toekomst op volgt? Is dat geen eigenliefde? Want wie het goede en juiste doet uit wat voor eigenbelang dan ook, houdt teveel van zichzelf en doet alles om zichzelf zo goed mogelijk te verzorgen. Zo was het haar ook enkel om de hemel te doen, waarvoor ze haar hele have en goed heeft weggegeven, zoals een ander met zijn vermogen een of ander aards goed koopt. Van waarachtige liefde voor Christus, die altijd hoogst onbaatzuchtig moet zijn, had ze echter geen flauw idee! Daarom moet hier haar honger naar beloning ook helemaal worden uitgedreven en moet zij genoodzaakt worden God omwille van Hem Zelf te zoeken en naar Hem te verlangen. Pas dan zal het voor haar mogelijk zijn om dichter bij de ware liefde en genade van de Heer te komen. - Zo moet ook hij zich eerst gevoelsmatig als volkomen vernietigd beschouwen eer hij in staat is om een hogere genade te ontvangen.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)