17481 resultaten - Pagina 936 van 1166
... 924 - 925 - 926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 ...
[15] Bestaat er eigenlijk wel een of andere God? En het `met Abraham en Isaäk plaatsnemen aan een met hemelse spijzen welvoorziene tafel' lijkt hier ook niet vanzelfsprekend te zijn! Als ik nu op aarde zou zijn, kon ik me erop beroemen een van de meest steekhoudende uitleggingen over dergelijke veelbelovende schriftteksten te kunnen samenstellen. Zo zou ik 'Abraham en Isaäk' als duisternis en zand voorstellen en de welvoorziene tafel als het mooie IJslandse mos, een werkelijk waardige kost voor rendieren en elanden! En aan degene die ons kan zeggen dat wij er beter aan toe zijn dan deze armzalige dieren van het met ijs bedekte noorden, zal ik ogenblikkelijk mijn wankele podium afstaan. Ik denk echter dat we, om dat in te zien, slechts aan onze buik hoeven te voelen om te vernemen, hoe deze zwaar te verteren kost er nog als dor stro in rondbruist. Als we bovendien nog één blik op deze goed verlichte grond werpen, dan is het bewijs voor ons eland- en rendierschap meer dan duidelijk geleverd.Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Zeer geëerde toehoorders, als trouwens alle op aarde levende mensen een lot wacht zoals wij nu hebben, wat ik bepaald niet wil betwijfelen, dan ben ik van mening dat de eerlijke Mozes en de doodeerlijke Christus in dit opzicht met hun wetgeving een zeer wankele en zinloze weg zijn ingeslagen. Zouden zij, en heel in het bijzonder Mozes met zijn wonderstaf, in plaats daarvan op de aarde hebben geslagen en daarbij hebben gezegd: zon verduister, we hebben voor onze domheid genoeg aan sterrenlicht, en jij aarde moge tot een zandwoestijn worden waarop niets anders dan hier en daar echt IJslands mos zal groeien, dan had de hele strenge wetgeving van donder en bliksem mooi achterwege kunnen blijven. Want onder die omstandigheden moet het zondigen toch vanzelf een grotere zeldzaamheid worden dan echte diamanten in Groenland, Spitsbergen of Nova Zembla. Ik zou wel eens willen zien wie hier zou kunnen roven of stelen en wie hier met deze vette kost en ons bekoorlijk skeletachtige uiterlijk nog wellustig kan zijn. Ook een leugenaar zou ik hier, als ik het had, met goud willen betalen; en wat zou iemand hier tot moord kunnen aanzetten? Om daar achter te komen, zou voor ons met al onze schatten en rijkdommen, zeker nog veel moeilijker zijn dan voor astronomen met hun optische instrumenten, het ontdekken van planeten van andere zonnen. Om kort te gaan, we kunnen doen en praten wat we willen, toch ben ik ervan overtuigd dat we ons lot geen zier zullen verbeteren! Ik heb hier reeds reizen ondernomen, verder dan die van Christoffel Columbus, en deze zee van zand en duisternis in alle richtingen doorkruist, maar mij is het geluk niet ten deel gevallen om: land, land! te kunnen uitroepen maar alleen: nacht, mos en zand! Daarom besluit ik mijn redevoering met de volgende mening:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Wanneer jullie je afvragen: hoe hebben we op aarde geleefd, dan zal jullie heldere en duidelijke herinnering je zeggen: wij allen hebben altijd eerlijk en redelijk gehandeld en geleefd. Maar vragen jullie je verder af: waarom hebben we zo geleefd en gehandeld, dan zullen jullie niets anders kunnen zeggen dan: we hebben voornamelijk alleen maar voor ons eigen welzijn geleefd. Wereldse eer, werelds lof en het daarop gebaseerde aanzien bij andere mensen waren de voornaamste beweegredenen van al onze nobele daden. We waren steeds trouwe leden van staat en kerk. Waarom dan? Misschien uit liefde voor God? Hoe zou dat mogelijk zijn terwijl we God toch in het geheel niet kenden en dus ook niet wisten wat Zijn heilige wil kon zijn. Ons trouwe lidmaatschap van staat en kerk was er ten eerste op gebaseerd om juist daardoor heel gemakkelijk veel meer voordelen te kunnen bemachtigen dan anderen die hij staat en kerk niet in zo'n gunstig aanzien stonden als wij. Verder lag aan deze geestelijk blinde trouw aan staat en kerk deze gedachte ten grondslag: is er volgens de leer van de priesters en andere verkondigers van onsterfelijkheid aan gene zijde een of ander leven na de dood, dan kunnen wij bij een dergelijke handelwijze toch niet te gronde gaan. Is er zo'n leven niet, dan zal de door onze daden verworven roem tenminste op aarde bij onze kinderen en kleinkinderen toch blijven voortleven en men zal misschien over honderden jaren nog over ons spreken en zeggen: dat waren mannen en dat waren tijden, waarin zulke mannen hebben geleefd!
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Ik denk altijd maar: we hebben op aarde wel zogenaamd als christenen geleefd, hebben ook het evangelie gelezen maar er in wezen nooit naar geleefd. We leefden en handelden volgens onze eigen inzichten en voor ons eigen voordeel, maar van het daadwerkelijk uitoefenen van de leer van Christus was noch bij mij en nog veel minder bij jou ooit sprake.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Verder staat er in het woord van het evangelie: `Wie met Mij het leven wil binnengaan, neme zijn kruis op en volge Mij!' Zeg eens, mijn lieve vrouw, wanneer hebben wij zoiets gedaan op aarde? Ik heb nooit een kruis gedragen en jij nog veel minder; ons hele kruis bestond enkel uit louter wereldse geldzorgen.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] De vrouw zegt: mijn steeds geliefde echtgenoot, op de legaten na volkomen! Zeg me daarom, hoeveel mogen deze wel bedragen, en aan wie zijn ze vermaakt? Lieve vrouw, zegt hij, de legaten bedragen bij elkaar niet meer dan tweeduizend gulden, zijn in vijven verdeeld en op één na aan vier verwanten van jou vermaakt. Slechts één deel moest ik fatsoenshalve aan de bedeling vermaken. Ik zou zoiets ook niet hebben gedaan als jij niet soms al tijdens jouw leven had aangegeven om deze verwanten van jou te gedenken. Maar wint de armen betreft, weet je toch dat men ten eerste al iets moet doen vanwege de buitenwereld en daarna ook iets omwille van God, omdat we toch christenen zijn en geen heidenen. Overigens betekent deze aalmoes van tweeduizend gulden toch niets vergeleken met ons achtergelaten grote vermogen, want zoals ik tenslotte heb berekend, krijgt elk van onze achtergebleven zeven kinderen een rond bedrag van honderdvijftigduizend gulden. Bovendien hebben alle kinderen geleerd om zuinig met geld om te gaan en kun jij dus evenals ik heel gerust zijn over jouw achtergelaten vermogen. Aan mijn zijde kun je nu samen met mij op zoek gaan naar een ander vermogen dat ons hier op z'n minst in een overeenkomstig gelukkige situatie kan brengen waarin we kunnen leven zoals we althans op aarde hebben geleefd.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Zeg me daarom, kan God dan zonder meer verlangen dat die mensen en volkeren die niet in hetzelfde gebied en vooral niet in dezelfde tijd met Hem hebben geleefd, onvoorwaardelijk moeten aannemen dat Hij het was die deze leer heeft gesticht? Kan God, als Hij bestaat en rechtvaardig is, hen kwalijk nemen dat ze dat niet kunnen? Of kunnen de mensen en volkeren niet tegen God, mocht Hij misschien bestaan, optreden en zeggen: hoe wilt u oogsten, als U niet hebt gezaaid? Hoe wilt U over ons rechtspreken als U een onrechtvaardige God bent? Wilt U echter rechtvaardig rechtspreken, oordeel dan degenen die U hebben gezien en tot wie U hebt gepreekt. Maar laat ons met rust, want we hebben U nooit gezien en hebben ons nooit van Uw bestaan kunnen overtuigen. Het woord dat ons is overgeleverd en van U afkomstig zou zijn, kan ons nooit oordelen, omdat het evengoed verzonnen als waar kan zijn en nog veel eerder verzonnen dan waar. Zolang we op aarde hebben geleefd, hebben we slechts de oude natuur gezien; van U echter geen enkel spoor. We zijn op de wereld gekomen als zuivere kinderen van de natuurkrachten. De mensen en wereldse leraren hebben ons pas kennis bijgebracht. Ons hele leven lang was er van U geen spoor te bekennen. Waarom wilt U dan over ons rechtspreken, terwijl U ons nooit een bewijs dat van Uw bestaan en geaardheid zou getuigen, wilde geven?
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Verder staat er nog in de Schrift dat de Heer vele gasten voor een feestmaal liet uitnodigen en dat de genodigden vanwege hun wereldse zaken geen tijd hadden om te verschijnen. Zeg eens, zijn wij niet keer op keer uitgenodigd en hebben we gevolg gegeven aan deze uitnodiging? Wel, mijn lieve vrouw, we hebben het geheel en al aan onszelf te danken, dat het ons nu zo vergaat en dat we ons nu op deze plaats van uiterste duisternis bevinden waar gehuil en tandengeknars is en waarvan de Heer eveneens gezegd heeft dat met name mensen zoals wij in die uiterste duisternis zullen worden geworpen.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Overigens, als jij met de door jouw vermeende waarheid ergens al iets beters hebt gevonden, dan wil ik jou, zoals gezegd, daarheen volgen om je daarmee te tonen dat ik jou ook liefheb en dat ik je niets van mijn principes zal opdringen zoals jij mij jouw zogenaamde waarheid hebt opgedrongen.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Stop nu; we zijn al bij ons doel en kijk daar langs de rivier, daar ver op de achtergrond is een vrij sterke, rode gloed te zien, net als bij een verre grote brand. Maar let nu weer op het gesprek van ons paar. Zij zegt: wel mijn lieve echtgenoot, wat zeg je nu, had ik gelijk of niet? Kijk daar wat een prachtig morgenrood, en hier is de brede rivier. Wat zullen we nu doen om in die verlichte streek te komen? Kijk, we kunnen de rivier niet over maar we kunnen wel met de stroom mee langs deze oever lopen. Het wordt steeds lichter zoals je met eigen ogen kunt zien en mettertijd zullen we ook zeker de gehele lichte streek bereiken.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De man zegt: zeer achtenswaardige vriend, ik ben pas enkele dagen geleden hier in deze diepe nacht aangekomen, maar mijn vrouw bevindt zich reeds zo'n zes jaar in deze streek. Zij wist van deze lichtdomeinen af; ik wist niets maar voelde slechts een grote drang naar licht zodat me dus niets anders overbleef dan me als geheel onervaren persoon door mijn meer ervaren vrouw naar hier te laten leiden. Daarom zult u mij, achtenswaardige vriend, dit toch niet als een fout willen aanrekenen? Heeft iemand met deze stap verkeerd gehandeld, dan was het kennelijk alleen mijn vrouw.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Hij zegt: mijn lieve vrouw, ik wil je immers niet verlaten, want daarvoor houd ik te veel van je en daarom zal ik je ook volgen waarheen je me maar wilt brengen, omdat ik zie dat je hij al je onwetendheid aangaande de ware religie toch steeds even eerlijk van hart bent. Jij bent nog steeds mijn goede vrouw waarop ik verder niets heb aan te merken, behalve dat ze mijn inzichten niet kan delen. Als je dan ook in dit rijk der duisternis een of andere betere plaats weet, breng me er dan maar heen, dan zullen we wel zien wat daar allemaal te doen valt. Kijk, ze pakt zijn arm en leidt hem verder. Maar wij zullen dit interessante paar volgen om getuige te zijn van het welslagen van deze verhouding. Zij gaan, dus gaan wij hen achterna.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Ziet u, wat deze fatale kwestie betreft kan ik ronduit zeggen, dat mijn overigens brave, goede en beminnelijke man een bijbel- en dus ook een Christusfanaat is. De reden echter waarom hij zich in de armen van deze belachelijke sekte heeft geworpen is, dat hij van arme afkomst is. Daarom werd hem, zoals het in het algemeen bij de arme klasse het geval is, deze oude bedelfilosofie reeds vanaf de wieg ingeprent. Maar hoe moeilijk het naderhand is zo'n met de moedermelk ingezogen en dus tot eigen vlees geworden onzin eruit te krijgen, weet u, zeer geëerde vriend, zeker beter dan ik. Met deze bedelfilosofie is mijn trouwens zeer gewaardeerde man nu ook hier beland in het rijk waar de oerkrachten van de natuur heersen, zoals u ons al vaak allervriendelijkst hebt uitgelegd. Maar dat wil er bij hem niet in! Hij is nog verknocht aan zijn Christus en wil zich zelfs van mij losmaken om deze zeker nergens aanwezige Christus op te zoeken. Nu heb ik u, mijn geleerde en zeer geëerde vriend, heel in het kort mijn probleem voorgelegd, en daarom vraag ik u of u zich over mijn in dit opzicht arme man zou willen ontfermen.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] U als denkend en wijs man zult dus zelf inzien dat het van mijn kant zeer onbillijk zou zijn, mij van ver zo'n weldoener te verwijderen, vooral nu ik Hem, naar het mij voorkomt, het meest nodig heb. Daarom geachte vriend, doet u voor mij in dit opzicht vooral geen moeite, want ik geef u openhartig de verzekering dat u bij mij niets zult bereiken. Ik was lang genoeg een dwaze slaaf van de charmes van mijn vrouw. Ik heb na haar overlijden in Christus mijn Heer geleerd om deze te kunnen ontberen en ik hoop dat ze me hier niet meer zullen beïnvloeden, vooral omdat door de dood van mijn lichaam de huwelijksband met mijn vroegere vrouw heeft opgehouden te bestaan. Wil zij mij echter volgen dan zal ze mij ook altijd waardevol en dierbaar zijn. Maar mijn Christus opgeven voor haar zal ik nooit doen, al trok ze me ook met alle geweld naar het middelpunt van een of andere hel! Is ze ermee tevreden dat ik tenminste ongehinderd met mijn Christus bij haar kan zijn, dan wil ik mijn oude liefdesbanden met haar niet verbreken, maar is ze dat niet, dan heb ik bij deze mijn laatste woord in haar aanwezigheid gesproken.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Nu valt de vrouw voor de geleerde op haar knieën en dankt hem al vooraf met de meest vleiende woorden voor zo'n buitengewone gunst. En de geleerde geeft haar ten antwoord: ja, ja, mijn geachte liefste dame, u bent de enige van de duizenden, ja miljoenen bewoners van deze nachtelijke streek aan wie hij dat te danken heeft. Volg mij dus maar!
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)