Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 938 van 1037

...  926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951  ...
[7] Kortom, op aarde gaat het echt al zó toe, dat het kennelijk in de hel nooit erger kan toegaan. Daarom weg met jou, jij schandelijke wereld! Wie voordien niet slecht was moet wel slecht worden als hij alleen maar naar je kijkt - om maar niet te spreken van iemand die op jouw bodem zo' n vijftig jaar zelf het ambt van een rooms bisschop heeft bekleed!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Na lang gepieker schiet hem plotseling te binnen, dat hij de mooie galerijen van zijn huis nog niet heeft doorzocht en bezichtigd. Hij begint daarom naar de opgang te zoeken, om daar te komen. Maar deze is verborgen, zodat hij hem niet kan vinden. Hij gaat daarom naar buiten en zoekt buiten zijn huis naar de trap. Maar ook daar is nergens een spoor van een trap naar de galerijen te ontdekken.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Omdat hij zich echter een tijdlang buiten zijn huis ophoudt en niets van al datgene vindt, wat hij graag zou willen vinden, loopt hij daarop wat landerig een tijdlang in zijn kleine tuin heen en weer en vindt enkele onaanzienlijke bessen, die hij al gauw plukt en opeet, omdat hij wat honger begint te krijgen. Maar deze kost smaakt hem nu juist niet al te goed, zodat hij daarvan maar niet te veel eet. Wel zoekt hij nog een tijdje verder, maar omdat hij niets vindt, gaat hij weer zijn huis binnen en geeft het dan ook op, om nog naar de galerijen te willen gaan.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] In huis begeeft hij zich weer naar het witte bord en bekijkt het van voren en van achteren, maar ontdekt nog geen veranderingen: op de voorkant is het nog steeds leeg en op de achterkant die naar het astronomische mechanisme is gewend, staan nog de eerdergenoemde latijnse spreuken, dus voor onze bisschop Martinus niets interessants. Hij gaat daarom weer naar een deur en wel naar die van de zon, opent deze en ziet vandaar heel in de verte de zon en vermaakt zich tenminste met haar licht, omdat hij anders niets kan ontdekken.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Nadat hij ongeveer een paar uur lang, naar zijn gevoel gerekend, naar buiten heeft gekeken, begint hij nu weer als volgt met zich zelf te praten:
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Neem nu alleen maar deze deur, waardoor ik nu naar een verte kijk van vele miljoenen mijlen. Waar is die, als ik hem buiten het huis zoek? Geen spoor is er van te vinden.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] Maar wacht, er schiet me iets te binnen, dat haal je de koekoek! Hier buiten deze zonnedeur ligt immers een oneindige vrije ruimte! Wat zou je kunnen gebeuren, wanneer je in deze oneindige ruimte zou springen? Want naar beneden en naar boven is er niets, dus vrij!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[23] Als ik nu mijn hoofd buiten het deurkozijn steek, dan zie ik niets van het huis, maar ook niet het minste spoor van een wand, een dak of een of ander fundament. Kortom, het is helemaal leeg. Alleen als ik mijn hoofd weer terug trek, dan zie ik weer mijn zaal, zoals die er altijd heeft uitgezien. Dus van een gat in je hoofd vallen kan al helemaal geen sprake zijn, want er is daar nergens een voorwerp waarop je zou kunnen vallen. En al zou het er wel zijn, ik ben toch immers een geest, wiens gewicht behoorlijk licht hoort te zijn! Laat ik daarom moedig naar buiten springen; wie weet wat ik tijdens zo'n oneindige luchtreis allemaal voor ervaringen zal opdoen!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[24] Maar wacht, mij schiet nog iets beters te binnen. Waarom zou ik dan in deze holle zonneruimte springen? Ik heb immers bij deur nummer 1 het mij bekende weiland gezien. Hoe zou het zijn, als ik daar eens mijn wandeling uitprobeerde? Misschien zou ik daar ergens bij de mooie lammeren uitkomen. Goed, goed, deze gedachte is beter; daarom naar deur nummer I!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[25] Kijk eens, ik ben er al; het is werkelijk nummer I! Maar waar is dan het weiland? Kijk, dat is al weg! Ik zie niets dan een heel dichte, grijze nevel! Verschijnt deze late herfstgast van de aarde soms ook al hier in de geestenwereld? Waarom ook niet? Er zijn toch ook hemelse wolken, waarom zou er dan niet ook een hemelse mist bestaan. Maar naar buiten gaan zal ik nu toch maar niet. Je kunt eigenlijk niet weten, wat je allemaal in zo'n nevel zou kunnen tegenkomen!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[26] Hoe zou het zijn, als ik door de deur van Mercurius een echte salto mortale zou proberen te maken? Misschien zou ik daardoor mettertijd met deze planeet in nadere aanraking komen en daardoor misschien ook met de mooie Mercuriaanse, voor wie ik - God vergeef me mijn zonden - een echte, zoals men in het gewone leven pleegt te zeggen, brandende hartstocht voel. O, van haar nu zo'n half kusje en een beetje betasten van haar boezem, dat moet wel een echte godenlust zijn! Dus op naar de deur van Mercurius! Dat is meteen de volgende na deze.
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na deze woorden valt bisschop Martinus meteen op een goed stuk brood aan en eet het met grote smaak op. Want als een geest zich een poosje van Mij heeft afgewend, dan zal hij al gauw erg hongerig en dorstig worden. En krijgt hij dan, als hij weer een beetje in zichzelf keert, iets te eten, dan werkt hij dat met grote gretigheid naar binnen, evenals de drank. Deze gretigheid laat echter ook zien, hoe leeg de geest in zijn binnenste is en dat er daarom nog lang niets vruchtbaars van hem te verwachten is - wat bij onze Martinus dadelijk zal blijken.
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Als onze bisschop Martinus de fles heeft leeggedronken, doet hij de wandkast dicht, opdat zijn voorraad naar zijn idee niet zal bederven. Dan gaat hij naar buiten, de frisse lucht in en zegt tegen zichzelf:
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Ik zal naar de omheining van de tuin gaan en daar een beetje tegenaan leunen en eens kijken, wat ik eigenlijk voor buren heb en óf ik die wel heb! Want van een of ander landschap is hier geen spoor te ontdekken, maar de hele omgeving lijkt op een zandwoestijn en dan ook nog een grauw bewolkte hemel daarboven, die een heel donker en onvriendelijk aanzien geeft. Dus maar naar de omheining; wie weet wat daar aan de andere kant allemaal te zien zal zijn.
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Sapristi, sapristi! Ik zei het al, het wijntje voel ik. Maar nu naar het hek!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  926 - 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951  ...