15542 resultaten - Pagina 939 van 1037
... 927 - 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 ...
[13] Ja, wat sta ik hier dan ook in het domme niets te kijken? Terug naar huis jij! Dan ga ik weer naar de zonnedeur, van waaruit je tenminste de mooie zon kan zien. Of - wacht! Ik ga nog een keer naar de deur van de maan. Misschien tref ik daar mijn wijze man van de maan; die moet me aanwijzingen geven wat ik moet doen, om als dat mogelijk is misschien toch een beetje beter lot te krijgen. Dus nu vlug naar binnen en naar de deur van de maan!Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Ik ben er al weer. Zie, het interieur van dit huis ziet er nog heel mooi uit; het blijft gelijk! Dan blijf ik van nu af aan maar ononderbroken in huis, het is hier echt heel aangenaam. En nu naar de deur van de maan!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Ik zal dan maar eens naar Jupiter gaan. Misschien is die niet zo bedeesd als de kuise maan?
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[17] Daar is de poort al naar de grote Jupiter. Kijk, die is dicht. Ik zal proberen hem open te maken. Ephata (open je)! Zie nu eens, die ging gemakkelijk open. En, God zij dank, deze grootmogol onder de planeten is echt heel dichtbij; ja, hij komt nog steeds dichter bij! O, God zij dank, dan zal ik misschien toch ooit bij een respectabel gezelschap van mensen terechtkomen!
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] Die mooie, grote man staat nu zelfs recht tegenover me en het is een reus. Maar hij schijnt mij niet op te merken, omdat hij helemaal niet naar mij omkijkt! Ik zal eens een stap in zijn sfeer doen - misschien zal hij mij dan wel zien?'
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] BISSCHOP MARTINUS doet nu een sprong terug in zijn huis, gooit ijlings de deur achter zich dicht en zegt bij zichzelf: 'Uw gehoorzame dienaar - die kerel komt me nog juist van pas als toegift op mijn ellende! Vaarwel, heer van Jupiter, wij staan voor eeuwig quitte! Nee, dat ontbrak mij nog juist! Verscheuren? Uw gehoorzame dienaar! Daar heb ik voor de laatste keer naar buiten gekeken:'
Hoofdstuk 55: Over honger en dorst van onrijpe geesten - Martinus in licht benevelde toestand na zijn vespermaal - De ontnuchtering van de ondernemende Martinus door de vertoornde bewoner van Jupiter - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Maar wat moet ik nu beginnen, waar zal ik me nu toe wenden? Zal ik misschien naar de deur van Mars gaan of van Venus, of zal ik naar de deur van Saturnus, van Uranus, of van Miron (Neptunus) gaan of naar die van de verschillende kleine planeetjes? Zal ik tenslotte nog grovere, nog onbeschaamdere dingen meemaken? Wat dan? Want van verweer van mij n kant kan immers geen sprake zijn, omdat ik het noch met mijn kracht noch met mijn wijsheid met iemand kan opnemen!
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Bisschop Martinus gaat nu werkelijk naar een nis tussen de pilaren die de galerij dragen. Hij gaat daar liggen, helemaal in elkaar gerold en probeert te slapen: Maar natuurlijk - van slapen komt daar niets.
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Nadat hij daar naar aardse tijdrekening zo ongeveer twee uren ligt, steekt er buiten het huis een groot geraas op, ongeveer zoals een hevige orkaan, waar tussendoor mensenstemmen te horen zijn die om hulp lijken te roepen.
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Als BISSCHOP MARTINUS dat hoort, staat hij bliksemsnel op en zegt: 'Ah, dat is wat anders; bij zoiets kun je niet rustig blijven. Dan kan er ook van mijn voorgenomen eeuwige rust geen sprake zijn. Dus snel naar buiten! Dat zijn mensen in nood, die moeten worden geholpen!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Bij deze woorden springt bisschop Martinus zo snel mogelijk naar buiten en ziet buiten zijn tuintje werkelijk een aantal geesten, die vervolgd lijken te worden en die daar hulp en redding zoeken. Bij de aanblik hiervan snelt hij naar het tuinpoortje, maakt het open en roept alle vervolgden toe:
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Hierheen, hierheen, vrienden, beste broeders allemaal - hier is een veilige plaats! Hier zijn jullie voor iedere vervolging veilig. En als jullie honger en dorst hebben, is daar ook wel raad voor. Kom dus allemaal naar binnen! Met hoeveel personen zijn jullie?'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Vriend en vrienden. Hier is het poortje. Kom, kom allemaal naar binnen! Mijn huis ziet er van buiten weliswaar niet groot uit, maar ik kan jullie garanderen, dat we binnen allemaal voldoende plaats vinden!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Beste vrienden, wat mij betreft heeft de hemel nog de tijd, want ik sta er hier met jullie zo ongeveer hetzelfde voor. Maar wij hebben later nog een eeuwige tijd om elkaar op ons gemak in kennis te stellen van onze omstandigheden. Daarom zullen wij eerst eens gaan kijken hoe we de inwendige mens kunnen versterken. Daarna zullen wij ons hart de vrije loop laten. Laat een paar van jullie nu met mij naar die wandkast gaan, daar heb ik een kleine voorraad voor hongerigen en dorstigen!'
Hoofdstuk 56: Martinus' vergeefse poging om te slapen - Hij ontfermt zich over een schare ongelukkigen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] BISSCHOP MARTINUS doet nu de deur open en ziet tot zijn eigen grote verbazing de kast volgestouwd met brood en wijn. Hij zegt eerst bij zichzelf: 'God zij dank, ik dacht al dat ik hier voor schut zou staan! Want hier verandert immers altijd alles! - (Dan hardop tegen het gezelschap:) Nemen en eten jullie allemaal naar hartelust!'
Hoofdstuk 57: Het beklagenswaardige gezelschap wordt gesterkt - Dank en klachten over hun lotgevallen - De toespraak van de geredden en het antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus