17481 resultaten - Pagina 940 van 1166
... 928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 ...
[24] De gast zegt: beste vriend, dat is allemaal goed en wel, maar kijk, mijn hele wezen snakt naar meer vrijheid en indien mogelijk ook naar een of andere bezigheid, want bij God, ik moet je zeggen: zoals het nu is, houd ik het geen moment meer uit, laat staan een eeuwigheid! 25 Kijk nu, onze gast staat op en loopt weg zo hard hij kan en zoals jullie goed kunnen zien, vindt zijn voorbeeld navolging. De tafeldienaren zitten hen achterna en als ze hen hebben ingehaald zullen ook wij hen inhalen en dan onze verdere beschouwingen houden en zien hoe deze geschiedenis zal aflopen. Maar nu genoeg voor vandaag.Hoofdstuk 49: Aan Abrahams tafel bij het aanschouwen van de heilige drievuldigheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] De gast die het woord voert zegt daarop: beste vriend, ik zal je in naam van het hele gezelschap antwoorden; wees dus zo goed om naar ons te luisteren. Op aarde geloofden we vast en zeker aan alles wat onze kerk ons te geloven voorhield. We dachten bij onszelf: wanneer we redelijkerwijs streng volgens de leer van de kerk leven, werkzaam in het geloof volgens de liefde die het geloof tot leven brengt, dan kan het met ons in geen geval misgaan. Er werd ons immers steeds gepreekt dat deze kerk niet kan dwalen of falen omdat ze voortdurend in het bezit van de Heilige Geest zou zijn. Welnu, we hebben werkelijk wel alles bereikt wat de kerk ons heeft geleerd en waaraan we ook altijd vast hebben geloofd.
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Bovendien moet ik hier op grond van mijn ervaringen die ik op aarde heb opgedaan, nog een opmerking aan toevoegen en ik geloof dat je daaruit gemakkelijk kunt opmaken hoe onnatuurlijk deze hemel met betrekking tot het menselijke gevoel is. Toen ik destijds op aarde een jonge levenskrachtige man van ongeveer dertig jaar was, ontmoette ik als vrijgezel bij toeval eens een meisje, dat ik zo hemels mooi. vond dat ik in mijn hart zei: mijn God en mijn Heer, als U mij dit meisje tot vrouw geeft zal ik daar gelukkiger mee zijn dan wanneer U mij dadelijk vrije toegang tot de hemel zou geven! Ik heb ook direct in mijn hart gezworen dat deze hemelse engel mijn vrouw moest worden. Na zo'n eed deed ik dan ook al het mogelijke om haar tot de mijne te maken. Dat kostte me heel wat moeite en inspanning, maar hoe harder ik voor deze aardse engel moest vechten, des te gelukkiger dacht ik, zou ik mij voelen als ik haar eenmaal zou bezitten. Ja, in mijn fantasie ging ik werkelijk zo ver dat ik me voorstelde dat, wanneer deze vrouwelijke engel voor altijd voor me zou staan en ik haar steeds van top tot teen zou kunnen bekijken, ik daar onmogelijk ooit genoeg van zou krijgen.
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Oordeel nu zelf over hetgeen ik in mijn wanhoop heb gezegd en doe met ons wat je wilt. Naar die tafel laat ik me echter niet meer brengen, al doe je nog zoveel moeite! Nog liever wil ik eeuwig in deze tuin rondzwerven en als ik honger krijg, zelf iets te eten van de bomen proberen te bemachtigen; maar zoals gezegd: ik ga niet meer terug naar de tafel!
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Ik moet je ook zeggen dat de herinneringen aan mijn werkzame aardse leven mij hier werkelijk een nog groter genoegen verschaffen dan de hele hemelse tafel, met uitzondering vanzelfsprekend van de aanschouwing van de goddelijke drie-eenheid. Daarover zou weliswaar ook nog het een en ander te zeggen zijn, maar dat thema is te heilig en wij zijn niet waardig om ons daarover nader uit te spreken. Beoordeel daarom slechts dit en handel ernaar.
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] De gast zegt: beste vriend, wat denk je, zouden we misschien weer terug mogen keren naar de plaats waar we meteen na onze dood zijn aangekomen? Daar zou ik veel liever willen zijn en alles willen doen, wat mij ook zou worden aangeraden. Kort en goed, voor een sobere kost zou ik alle werkzaamheden willen verrichten, die voor anderen nuttig zijn. Dat zou me, naar mijn gevoel, oneindig veel liever zijn dan het eeuwige zitten hier!
Hoofdstuk 51: De ware drie-eenheid. De zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De gast zegt: o, beste vriend, geloof me, ik zie mijn enorme vergissing nu in en geef openlijk toe, dat we ons hier met z'n allen letterlijk in een strafhemel bevinden, want door jouw vraag ben ik me daarvan volkomen bewust geworden. Als de Heer ons uit louter erbarming heeft laten werken om de hemel te verdienen, dan zie ik werkelijk niet in waarom Zijn barmhartigheid, Zijn oneindige liefde en goedheid juist in de hemel zouden ophouden.
Hoofdstuk 51: De ware drie-eenheid. De zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Onze spreker heeft hen er meteen heimelijk op gewezen en gezegd: mijn lieve, zalige vrienden, als deze tafelbediende echt thuis zou zijn in de goddelijke waarheid, dan zou hij Paulus toch niet zomaar met Johannes hebben verwisseld. Zo heeft hij kennelijk Johannes iets in de mond gelegd, wat alleen Paulus heeft gezegd, en dat is voor mij genoeg om aan te nemen dat deze dienaar in de eigenlijke goddelijke waarheid niet thuis is. Daarom hoeft alles wat hij heeft gezegd waarschijnlijk niet al te serieus worden genomen.
Hoofdstuk 52: De ware armoede van de geest. Het gevaar van de blinde twijfelzucht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] En zie, na een bijna twee jaar durende bittere strijd werd deze engel werkelijk mijn vrouw. Voorwaar, de eerste tijd geloofde ik zelf nauwelijks dat ik echt de gelukkige was die nu met het volste recht tegen deze engel kon zeggen: mijn liefste vrouw! Ik was overgelukkig! Maar kijk, na ongeveer twee jaar was deze engel voor mij zoiets gewoons geworden dat het me vaak behoorlijk veel zelfverloochening kostte om tenminste fatsoenshalve en eershalve bij haar thuis te blijven. In het begin was ik in mijn hart ook zo jaloers dat ik op een echte engel uit de hemel kwaad zou zijn geworden als die het had gewaagd om in de huurt van mijn hemelse ideaal te komen. Maar na twee jaar, moet ik je tot mijn eigen schande eerlijk bekennen, was ik vaak echt blij als mijn hemelse ideaal zo nu en dan eens bezoek kreeg, zodat ik tijd vond om wat in de vrije, goddelijke natuur te wandelen.
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] En kijk, toen al dacht ik bij mezelf: mijn God en mijn Heer, als het later met de hemel ook zo gesteld is, dan zal deze niet bepaald aan de behoeften van de mens voldoen. Toch dacht ik daarnaast: mocht de hemel ook zo'n eeuwige eentonigheid zijn, dan zal God de gevoelens van een onsterfelijke geest wel zo veranderen dat hem de eeuwige eentonigheid toch een eeuwig onuitsprekelijke zaligheid zal bereiden. Nu heb ik dan de werkelijke hemel geproefd en ik zeg je, het gaat me geen haar beter; integendeel, nog aanzienlijk slechter dan het mij in mijn aardse hemel is vergaan. Wanneer de Heer dat fatale gevoel van verveling, vooral bij het vooruitzicht op de eeuwige eentonigheid niet uit mijn lichaam verwijdert, zou ik werkelijk veel liever voor eeuwig op aarde houthakker willen zijn. Want, beste vriend, ik zeg je nog eens, het idee dat alles wat men hier geniet, zonder de minste afwisseling eeuwig zal duren, is iets verschrikkelijks!
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De gast zegt: o, beste vriend, ik geef toe dat je het precies geraden hebt; zo is het me heel vaak vergaan. Ik heb die fout ook altijd trouw gebiecht maar kon hem toch niet van mij afbiechten! De geestelijke heeft me uitgelegd dat dit het kwaadaardige werk van de duivel was, waarna ik met veel zelfverloochening probeerde me het heilige misoffer zo aangenaam mogelijk voor te stellen, maar jammer genoeg was al mijn moeite vergeefs. Ik bad wel uit een goed missaal alle gebeden mee en hield me dus tijdens de mis zo goed en aandachtig mogelijk bezig, maar ik kon het niet zover brengen dat het me uiteindelijk speet dat het misoffer was afgelopen. Ik was eigenlijk innerlijk altijd heel blij als ik weer uit de kerk was. 's Zomers, als het niet al te warm was en bovendien het misoffer door goede koormuziek werd begeleid, ging het nog wel, maar 's winters, beste vriend, ik moet je eerlijk bekennen, heb ik het vaak beschouwd als een soort vagevuur dat ons zuivert van onze zonden, dus allerminst als een voorspel van de hemel. Dat ik op aarde zo'n monotonie accepteerde en mij ook daarom de monotonie van de hemel, zoals ik me die voorstelde en zoals die ons werd geleerd, verdraaglijk leek, komt doordat ik me met dergelijke monotone voorstellingen toch in een wereld bevond die door allerlei gebeurtenissen en eigen activiteiten steeds vol afwisseling was.
Hoofdstuk 51: De ware drie-eenheid. De zonde tegen de Heilige Geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Ik ben van mening dat deze hemel weliswaar een ware en volmaakte hemel is, maar het verhaal en de belering over die tafelgevangenschap berust volgens mij slechts op een vermoeden van de tafeldienaar, die ons daarmee behoorlijk om de tuin heeft geleid. Wij zijn vrij en kunnen aan tafel gaan wanneer wij willen, maar als we willen kunnen we ook in deze grote tuin gaan wandelen. Ik ben ook van mening dat het ons vrij staat om dat grote, prachtige paleis daar achter die grote lange tafel te bezichtigen en misschien zelfs wel te bewonen, want de Heer heeft toch gezegd: `In het Rijk van Mijn Vader zijn vele woningen'! Daarom kunnen er in dit buitengewoon grote paleis immers een heleboel woningen zijn. Het is ook best mogelijk dat er verderop nog een enorm aantal van zulke paleizen voorhanden is. Daarom denk ik dat we niet meer op onze niet bepaald bijbelvaste tafeldienaar moeten wachten, maar ons dadelijk naar eigen goeddunken en genoegen naar het grote paleis kunnen begeven. We zijn hier namelijk niet meer in staat om te zondigen; daarom kunnen we ook doen wat we willen!
Hoofdstuk 52: De ware armoede van de geest. Het gevaar van de blinde twijfelzucht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Maar luister nu naar wat onze woordvoerder zegt als hij de tweede kloof ziet. Zijn woorden luiden: oho, om 's Heren wil! Wat is dat voor een hemelse schurkenstreek? Gaat het zo toe in de hemel? Dit is toch niets anders dan een stiekeme streek van onze lofwaardige tafeldienaar. Die zal vanuit een of andere geheime schuilplaats ons gesprek hebben afgeluisterd, en heeft toen door middel van de hem ten dienste staande geestelijke tovermiddelen deze afgronden gevormd, en nu staan wij hier ten einde raad. Hij laat zich ook helemaal niet zien; ik denk dat hij wat onze toestand betreft, toch al van verre lont moet ruiken. Werkelijk, als die lummel nu zou komen opdagen, zou ik mij zelfs met mijn hemelse armen aan hem kunnen vergrijpen. Deze twee afgronden hier; het is toch iets verschrikkelijks. Als we niet zo voorzichtig waren, dan zou de een of ander zeker al God weet waar daar beneden liggen! Hij zegt verder: lieve vrienden, en nu mijn hemelse broeders en zusters, ik heb aanvankelijk gezegd, en ik blijf erbij, dat deze hele hemel niets anders is dan fopperij. De tafeldienaar heeft ons allemaal bedot; niet onze wandeltocht zijn we beetgenomen en daardoor zijn al onze aardse verwachtingen van de hemel in rook vervlogen. Het enige dat nog ontbreekt is nog zo'n kleine afgrond overdwars en we zitten allemaal mooi hemels in de knoei!
Hoofdstuk 53: Verrassingen in de schijnhemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Ook moet ik oprecht bekennen, dat mijn innerlijke strijd om de Heilige Geest in de vorm van een duif lief te hebben, tevergeefs was. In dat geval had ik even goed een stuk hout kunnen liefhebben als deze derde goddelijke hoogst onpersoonlijke persoon. De Heilige Geest werd met mijn liefde dus het minst bedacht en wel omdat ik het nooit zover heb kunnen brengen om zijn wezen te doorgronden en mij daarbij iets voor te stellen. Vader en Zoon lagen mij steeds nader aan het hart; als het er maar geen twee waren geweest, maar alleen óf de een óf de ander, dan zou ik in staat zijn geweest heel veel hetzij van de ene of van de andere te houden.
Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Toen ik nog op aarde was, heb ik eens geprobeerd of ik niet verliefd kon worden op zo'n echt mooie ster. Voor dat doel bekeek ik zo'n ster langdurig en dwong mijn hart zo goed ik maar kon; maar denken jullie dat ik in staat was echte liefde voor die ster in mij op te wekken, zoals voor een goede vriend of een sympathieke vriendin? O, daartoe was ik nimmer in staat!
Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)