Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 940 van 1112

...  928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953  ...
[8] De heersers bevinden zich geestelijk op zulke hoogten. Er is voor hen meer nodig om bij de zee te komen dan voor degenen die al aan zee wonen. Kijk, David was een koning naar Gods hart, want hij was goed en rechtvaardig. Toch moest hij in de geestenwereld verscheidene eeuwen wachten voordat voor hem de volledige verlossing kwam. Zo moet jij het ook opvatten, dan zul je daarin de volledige rechtvaardiging der goddelijke gerechtigheid, genade, liefde en wijsheid vinden.
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] De wijze Egyptenaren hebben een van de beste religies opgesteld, die louter gebaseerd was op mysteries en alle mogelijke toverkunsten. Ze hield daarom ook meer dan tweeduizend jaar stand. Toen echter zekere vrienden van het volk opstonden en het volk begonnen in te lichten over het bedrog van hun als heilig beschouwde religie, waren er maar al te gauw massa' s vijanden van de priesters en hun religie. De tempels werden vernield en de priesters meestal gedood of uit het land verdreven. Maar wat heeft het volk daarbij gewonnen? Niets dan nood, ellende, troosteloosheid en tenslotte het totale verval van zijn nationaliteit en zijn oeroude, bijna goddelijke beroemdheid! Was het niet beter geweest als deze onrijpe weldoeners van het volk met hun scherpe verstand nooit onder het Egyptische volk waren opgestaan? Het volk zou in zijn onwetendheid gelukkig gebleven zijn, en de priesterstand, die als enige weet dat de mens niets is en nooit ofte nimmer iets te verwachten heeft, zou van zijn inkomen kunnen genieten voor het feit dat zij zich onvermoeibaar beijvert om bij het blinde volk het geloof in God en in de onsterfelijkheid overeind te houden en het daardoor van een hoopvol bestaan te verzekeren, met als loon dat zij de grootste last van het volk op eigen schouders neemt, en zij zelf iedere minuut de eeuwige vernietiging tegemoet kan zien.
Hoofdstuk 69: De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Jozef zegt: 'Dat doet er niet toe, want je weet toch dat een Jozef zich overal een goede ontvangst weet te verschaffen. Je kunt me zeggen wat je wilt en ik zal je steeds hetzelfde antwoord geven dat ik de patriarch van Venetië gaf, toen hij mij een schilderij toonde waarop de paus over de nek van een zwichtende keizer zijn muildier bestijgt en de keizer met een trots gezicht verachtelijk aankijkt.' Aartsbisschop Migatzi vraagt: 'En hoe luidde dit antwoord?' Jozef zegt: 'Tempi passati! Dat betekent: die tijden zijn voorbij! Nu redeneert men anders!' En zo'n antwoord zul jij ook van mij krijgen als je met iets aan zou komen dat mij niet bevalt, want weet je, tegenover jou ben ik nog niet opgehouden keizer te zijn. Zeg me echter nu eens hoe het hier met je gaat en wat je hier doet.'
Hoofdstuk 69: De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Een keizer, koning of vorst verbeeldt zich wel de grootste te zijn onder de mensen, maar dat houdt verband met zijn stand, waaraan hij dat natuurlijk ook verplicht is. Heel anders ligt dat echter bij die daar beneden! Dat zijn merendeels oude, verstokte hiërarchen uit duistere tijden. Deze houden zich voortdurend voor wezens, aan wie de Godheid Zelf moet gehoorzamen. Zij werden hoofdzakelijk op dit waanzinnige idee gebracht door de dwaalleer van Rome, die iedere priester twee keer zo hoog plaatst als moeder Maria, en deze weer in macht twee keer hoger dan Ikzelf en wel zo, dat Ik alleen door haar tot iets te bewegen zou zijn. Daarbij komen nog hun missen, waarin zij in zekere zin met Mij kunnen doen wat ze willen en bovendien zoals Paus Alexander kunnen uitroepen: 'wie kan het wagen om met mij te redetwisten? De hele aarde die ik betreed, beeft onder mijn voetzool! En God houd ik in mijn rechterhand!'
Hoofdstuk 67: Voor de Stefanusdom. Goede smeekbede van de verloste vorsten. Moeilijke genezing van geestelijke hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Dan komen enkele vorsten naar Mij toe en zeggen: 'Heer, het heeft U behaagd onze residentiestad te bezoeken om de vele blinde geesten die zich hier nog bevinden, tot leven te wekken door Uw liefde, genade en erbarming en hen te bevrijden uit de nacht van de dood. Wilt U dan nu ook nog deze armen gedenken, die hier onder dit gebedshuis lichamelijk en geestelijk in de catacomben begraven liggen. We zien nu reeds duidelijk in dat U voor alles wat op aarde laag geplaatst was, een lichte voorkeur hebt, want de vergrijpen van zulke mensen hebben meestal hun oorsprong in het gebrek aan een doelmatige opvoeding. Bij de hooggeplaatsten komen de zonden zeker niet voort uit een verwaarloosde opvoeding maar uitsluitend uit hun hoogmoed en eigenbelang en zij zijn daardoor beslist ook hardnekkiger dan bij de eenvoudigen. Daarom is hier alleen maar een dokter nodig zoals U, o Heer, opdat zulke ernstig zieken geholpen mogen worden. Bezoek daarom ook deze armen hier onder de catacomben, misschien zullen ook hier zich enkelen laten opwekken!'
Hoofdstuk 67: Voor de Stefanusdom. Goede smeekbede van de verloste vorsten. Moeilijke genezing van geestelijke hoogmoed. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Robert gaat nu voorop. Bij de ingang van de grafkelder staan echter twee monniken met een collectebus en vragen Robert om een fooi voor de arme zielen in het vagevuur. Robert verontschuldigt zich en zegt dat hij geen geld heeft. De monniken zeggen heimelijk: 'Ja, ja, weer een gierigaard meer in de wereld!' Nu komen de vorsten bij de uitgang aan en worden eveneens aangesproken. Zij geven de monniken ook niets, natuurlijk omdat ze niets hebben. En de monniken zeggen: 'Ja, ja, bij dit soort moet men altijd een officieel verzoekschrift indienen en een paar jaar later krijgt men hoogstens een afwijzend, allergenadigst bericht. Welja, dat kennen we al! Maar nu komen de vier vreemdelingen, misschien laten die een paar veertjes!'
Hoofdstuk 66: Geldzuchtige bedelmonniken bij de uitgang van de grafkelder. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Voor degene die op aarde slechts een geringe positie innam, is het gemakkelijk om in de diepte van de deemoed af te dalen, maar dat is niet zo voor degene die de hoogste top van menselijke waardigheid en grootheid op aarde heeft ingenomen. Wie aan zee woont, hoeft maar weinig schreden te gaan of hij bevindt zich aan de oever der zegeningen van de lage zee, maar wie zich nog op de allerhoogste bergtop bevindt, heeft aanzienlijk meer tijd nodig voor hij beneden is aan het strand van de zee.
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg; 'Zo dadelijk, Mijn zeer gewaardeerde vriend! Jij was voor mij steeds een dierbare man, die zich nooit aan een ongerechtigheid heeft schuldig gemaakt. Je bezat een grote liefde tot God, Jezus de Heer. Daarom werd je ook gezalfd tot leider der volkeren en hebt met die Godskracht het erfrecht voor je nakomelingen verkregen, zodat nu na ettelijke eeuwen nog steeds jouw nakomelingen, tenminste van moeders kant, op de door God aan jou gegeven troon zitten en de volkeren besturen; goed, of zo goed en zo kwaad als het gaat, al naargelang het handelen der volkeren.
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Daarop zegt Rudolf tegen Mij: 'Vriend, wij die met jou naar buiten willen, zijn bij elkaar. Een paar familieleden zullen zich nog bij ons aansluiten. Als het jou gelegen komt, kunnen we ons op weg begeven.'
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Paulus zegt: 'Kijk maar uit, dat tenslotte niet iets anders voor jou smakeloos wordt! Denk je soms dat de Heer ook zo'n aartsaristocraat is en alles wat zich niet als hoogadellijk kan legitimeren, vervelend vindt? Ik zeg je echter: kijk uit dat jij niet onverdraaglijk wordt voor de Heer, want dan zou je het ongelukkigste wezen van allemaal zijn! Wie namelijk Gods ordening smakeloos vindt, is een kind van de hoogmoed en trots en bijgevolg een gruwel voor God! De Heer is steeds het kleine toegenegen. Wie niet wordt als het kind van een gewone bedelaar, zal nooit deelhebben aan het rijk Gods!
Hoofdstuk 65: De levensgeschiedenis van de trotse Karel. Paulus schudt de hoogmoedige wakker. Dialoog tussen Karel en Jezus. Uiteindelijke bede om genade en bevrijding. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Nu begint Karel zich achter zijn oren te krabben en zegt bij zichzelf: 'Dat moet de Heer en Schepper van hemel en aarde zijn! Niet slecht, helemaal niet slecht! Die zou ik evenals een gewone bedelaar een aalmoes hebben gegeven. En dat zou werkelijk God de Heer zijn? Weliswaar reizen hoge vorsten op aarde ook vaak strikt incognito; waarom zou iets dergelijks voor God onmogelijk zijn? Op verantwoording van deze Paulus wil ik het aannemen, hoewel deze aanvaarding mij uiterst bedenkelijk voorkomt, omdat op aarde iedere gewone kerel mij eindeloos onnozel toescheen. Daarom heb ik ook alleen een mis kunnen bijwonen waarbij geen gepeupel in de kerk werd toegelaten. Ik verleende daarom het gewone volk ook maar één tot hoogstens vier audiënties per jaar, omdat dit ordinaire gepeupel mij meer dan alles tegenstond. Ik gaf ook het hof de grootste pracht en praal om mezelf tegen onverdraaglijke smakeloosheid te beschermen, en nu moet ik me er weer aan overgeven. In godsnaam, het zij zo! Deze gewone jood, nog wel een jood, dat is voor mij wel het meest onverdraaglijke. Als keizer had ik alle joden kunnen laten terechtstellen en nu moet ik een gewone jood als God de Heer erkennen en aanbidden. Wat een ontzettende, verschrikkelijke smakeloosheid!' .
Hoofdstuk 65: De levensgeschiedenis van de trotse Karel. Paulus schudt de hoogmoedige wakker. Dialoog tussen Karel en Jezus. Uiteindelijke bede om genade en bevrijding. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Paulus zegt: 'Het zal jou moeilijk vallen hierover met mij te redetwisten! Zeg mij eens, jij uitgeholde holengraver in de materie, wanneer heb jij in de geestenwereld leren rekenen, dat je mij van een leugen wilt beschuldigen? Kijk, jij dwaas, wij rekenen hier in de geestenwereld zo: vanaf het moment waarop er door de Heer een geest in je ziel werd gelegd (iets dat gebeurt zodra de ziel van een kind in staat is om te gaan denken, wat bij veel kinderen al in het eerste levensjaar het geval is) - vanaf die tijd is ieder mens al een bewoner van de geestenwereld, wat hem zijn dromen maar al te duidelijk aangeven. Alleen overdag, als de natuur wakker is, is hij met het merendeel van zijn wezen in de materie, alhoewel menigeen door geestelijke gedachten, beschouwingen, gebeden, liefde tot God en nobele handelingen zich ook tijdens het volle daglicht in de zuivere geestenwereld bevindt. Kijk, vanaf dat moment begint ook de berekening zoals wij die hier plegen te maken. Als je die jaren optelt bij jouw 110 jaren, zul je die bijna 200 jaar zeker niet meer zo leugenachtig vinden, hetgeen je me zo grof recht in mijn gezicht zei.'
Hoofdstuk 64: Levensduurberekening in het hiernamaals. Een verlangen naar de lotgevallen op aarde. Gelijkenis van de goochelaar. De ware hof grandezza. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Maar Hij heeft nu besloten voor allen genade voor recht te laten gelden, omdat Hij geen vreugde schept in het verdriet van zondaars. Hij beschouwt jullie als ernstig zieken. Hij wil jullie helpen en kwam daarom Zelf als Heiland naar jullie toe. Wat houdt jullie blinden dan tegen, dat jullie aan Zijn oproep geen gehoor willen geven? Wat hebben jullie hier? Niets anders dan wat jullie heerszuchtige verbeelding je verschaft! Desondanks willen jullie het voorbeeld van je werkelijk hoogstaande broeders niet volgen, die - wel wetend dat voor God alle aardse grootheid totaal niets is - zich meteen bij de Heer hebben aangesloten, alhoewel zij Hem nog niet helemaal herkennen.
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Paulus slaat daar echter geen acht op en gaat verder met zijn toespraak: 'Er staat geschreven: 'Zij, aan wie weinig is toevertrouwd, hebben ook over weinig rekenschap af te leggen, maar degenen aan wie veel is toevertrouwd, zullen over heel veel rekenschap hebben af te leggen.' Jullie behoren echter allemaal tot diegenen aan wie God de Heer heel veel heeft toevertrouwd. Daarvoor hebben jullie nu ook een bijzonder grote rekenschap aan God de Heer af te leggen! Ik, Paulus, zeg jullie, die nog vol oude vastgeroeste hoogadellijke onbuigzaamheid zijn, dat voor jullie allen nu de eigenlijk jongste dag is aangebroken, waarop men van jullie de strengste rekenschap zal vragen als jullie niet afzien van je onbuigzaamheid. Want God Jezus, onze Heer en Vader - hoewel de grootste liefde, zachtmoedigheid en geduld Zelve - laat niet met zich spotten daar Hij altijd alleen het beste wil voor Zijn kinderen. Deze Jezus, die ons allen door Zijn kruisdood aan de macht van de satan heeft onttrokken, staat hier voor jullie, weliswaar nog zo geduldig als een lam, maar Zijn zachtmoedigheid en geduld zijn niet zonder grenzen. Wee jullie, als Hij eens recht zal beginnen te spreken over jullie! Niet één op de duizend vragen zullen jullie Hem kunnen beantwoorden, want jullie zijn voor Hem allemaal grote zondaars.
Hoofdstuk 62: Paulus' opwekkingstoespraak tot de vorsten. De apostel toont de wandaden tijdens hun regeren aan en belooft de genade van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Hierop wendt de vorst zich tot de gezamenlijke bewoners van de familiegraftombe en zegt: 'Jullie hebben allemaal gehoord wat deze vriend hier heeft gezegd. Ik ben van mening, omdat we hier in onze situatie weinig te winnen en nog minder te verliezen hebben, dat we het aanbod goedgelovig moeten aannemen. Overleg dus samen en deel mij jullie wil en besluit mee. Wij zullen dan ofwel deze plek voorgoed verlaten, ofwel, wat heel triest zou zijn, God weet hoelang nog op deze werkelijk onaangename plaats blijven.
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  928 - 929 - 930 - 931 - 932 - 933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953  ...