Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 95 van 263

...  83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108  ...
[9] Jij denkt dat de mensen die vóór Mij geleefd hebben het woord dat Ik nu aan jullie richt niet konden horen en daarom ook niet aan Mij konden geloven en derhalve het eeuwige leven ook niet konden verkrijgen, evenals degenen die nu in verre landen leven en meestal heidenen zijn. O jij blinde Farizeeër! Kijk hier eens, deze zeven mannen uit het verre Opper-Egypte kennen Mij, leven overeenkomstig Mijn wil, en hun zielen hebben reeds lang het eeuwige leven en zijn onuitputtelijke kracht en macht verkregen. Zij zullen jou een teken geven!'
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Maar als we zoals altijd nuchter nadenken, geloven we het volgende: wanneer zijn zending misschien toch in 't geheim door God is verordend, zullen wij niet in staat zijn die tegen te houden; maar is ze slechts het werk van mensen, dan zal ze ook vanzelf weer in het stof der vergetelheid verdwijnen. Als ons woord nu niets tegen hem kan uitrichten, dan kunnen onze daden dat nog minder!'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Hierop namen een schriftgeleerde en een Farizeeër, die ook de Romeinse wetten goed kende, het woord en beiden zeiden: 'Laat ons deze taak uitvoeren, dan zullen we hem gauw en gemakkelijk gevangen kunnen nemen; want ons is nog niemand te slim af geweest!'
Hoofdstuk 191: Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Ik zal het jullie wel uitleggen, als je zo blind bent dat je dat zelf niet ziet! De Vader is de God van Abraham, Isaak en Jacob. En van de beide zonen betekent de eerste: de door God geroepen ware profeten, die echter aanvankelijk niet blij waren met hun roeping, zoals Mozes maar al te duidelijk liet blijken door te weigeren dit hoge ambt te aanvaarden omdat hij zo moeilijk sprak, en daarom aan God vroeg om hem zijn broer Aäron als tolk te geven. Maar gewerkt heeft toen toch alleen Mozes. De tweede geroepene voerde wel het woord, maar gewerkt heeft alleen Mozes. En zo ging het dan tot aan deze tijden steeds bergafwaarts.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] En zo waren in deze tijd Zacharias en zijn zoon Johannes goede arbeiders in de wijngaard van de Heer, ofschoon elk van beiden in het begin van hun innerlijke roeping weigerde dit ambt op zich te nemen, omdat zij de grote traagheid en gloeiende afgunst wel kenden van degenen die God wel de gelofte deden pm in de wijngaard te werken, maar dan trots hun handen in hun luie schoot legden en niet alleen zelf niet werkten maar ook nog de goede en ijverige arbeiders te vuur en te zwaard verboden om te werken.
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Als de profeten Zijn bij uitstek gewekte en geroepen arbeiders zijn en wij dezelfde trage zoon voorstellen die zijn vader wel heeft beloofd om in de wijngaard te werken, maar zich vervolgens niet aan zijn woord hield, -hoe komt het dan dat de bij God in zo'n hoog aanzien staande arbeiders zich nog altijd door ons, trage nietsnutten, hebben laten overwinnen? Hoe heeft jouw God dit dan kunnen toelaten?'
Hoofdstuk 192: De Farizeeën proberen de Heer te vangen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[24] Honderd jaar later pas werden de door hun toenmalige priesters vervolgde profeten erkend als ware profeten en werden er gedenktekens voor hen opgericht, die jullie vandaag de dag nog, alleen maar uit schijnbare eerbied, jaarlijks witkalken; maar aan het woord van de profeten geloven jullie nu evenmin als de toenmalige priesters er in die tijd aan hebben geloofd. En zoals zij de oude profeten hebben vervolgd, zo vervolgen jullie nu de naar jullie gezonden profeten, verklaren hen voor valse profeten, verstoten en doden hen!
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Waarlijk, Ik zeg jullie: Wie aan Mij gelooft en handelt volgens Mijn woord, heeft het eeuwige leven in zich en daarmee ook het rijk Gods; want Ikzelf ben de Waarheid, het Licht, de Weg en het eeuwige Leven!
Hoofdstuk 195: De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Ik zei: 'Dat kan nog wel een poosje wachten; want de mens leeft niet van brood alleen, maar ook van ieder woord dat uit Gods mond komt. Ik moet werken zolang het dag is; als de nacht komt is er met dit volk niet goed om te gaan en te werken. De Farizeeën zijn nu wel weggegaan om opnieuw te overleggen of Ik misschien niet toch nog op een of andere manier te vangen ben. Daarom zullen ze snel weer terugkomen om het Mij lastig te maken. Maar daar staat een hele groep Sadduceeën, die het ook al op Mij gemunt hebben en zo dadelijk een gesprek met Mij gaan beginnen. Bij die gelegenheid zal het ook niet ontbreken aan de nodige Farizeeën en schriftgeleerden. Daarom blijven we in de tempel, omdat immers ook het volk zich hier ophoudt. Maar als iemand van jullie weg wil g4an om zijn lichaam te verzorgen kan hij dat ook doen; maar Ik heb liever dat jullie hier blijven.'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Maar toen David zei: 'De Heer sprak tot mijn Heer', heeft hij daarmee alleen maar gezegd, dat de eindeloos baanhartige liefde in God haar wijsheid geheel doordrong en tegen haar zei: 'Ga aan Mijn rechterhand zitten, word Woord en Wezen, word één met al Mijn levensmacht, dan moet alles wat een vijand van het licht is, buigen voor de liefdelevenmacht in het licht daarvan!'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[27] Maar Ik liet hem niet aan het woord komen en zei meteen in zijn gezicht: 'Ik weet maar al te goed wat jij Me nu wilt zeggen; daarom kun je je gerust de moeite besparen om hier voor Mij ook maar één woord te verliezen over je verzoek. Maar wat Ik tegen het volk en ook tegen Mijn leerlingen vóór en tegen jullie te zeggen heb, dat weet Ik ook, en dus kun je ofwel gaan of hier blijven om te horen wat Ik zal zeggen!'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] O meester, wij zien in dat uw woord een waar Godswoord is, maar die het horen, bevinden zich met huid en haar in de hel. Daarom zal uw goddelijk woord hun ook niet tot heil strekken, want degenen op wie het 't meest van toepassing is, trekken zich er 't minst van aan. Want nu reeds laten zij van woede hun tanden zien en kijken als hongerige wolven en hyena's reikhalzend uit naar een lam op de weide!'
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Dergelijke uitspraken van de kant van het volk schoten de Farizeeën in het verkeerde keelgat. Daarom stonden er enkele redenaars op om kalmerende woorden tot het opgewonden volk te richten, waarbij ze het niet nalieten om Mij en Mijn leer verdacht te maken en in een slecht daglicht te plaatsen. Ze beschuldigden Mij van grote ongepaste aanmatigingen en zeiden dat Ik de wet van Mozes ophief wanneer Ik verlangde dat van nu af aan geen kind meer zijn ouders de eer mocht bewijzen om hen met het woord 'vader' of 'moeder' te begroeten. Mozes had immers uitdrukkelijk het gebod gegeven dat men zijn vader en moeder moest eren.
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Jacobus is inderdaad een geheel en al gelukkig mens en is ook door de engelen van de hemel zelf vaak benijd, maar wel in hoogst edele zin; maar hij heeft daarom niet iets voor op een ander mens. Zijn waarde ligt ook enkel en alleen in het feit dat hij Mijn woord hoort, gelooft en uit liefde tot Mij daarnaar handelt; en wie dat doet, heeft geheel hetzelfde voorrecht als Mijn dierbare broeder Jacobus.
Hoofdstuk 205: Jozef weigert een Griek zijn diensten aan te bieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Ik zei tegen het volk: 'Oordeel niet alsof het aan jullie is recht te spreken en te straffen, maar heb ook geduld met de zondaars! Want er staat geschreven, volgens het woord uit Gods mond: 'Aan Mij zijn toorn en wraak!' Jullie mensen moeten er aan denken dat God de Heer als enige de ware rechter is, die op de juiste tijd al het goede weet te belonen en het kwade te bestraffen! Aan jullie is het, ook met de zondaars geduld te hebben. Want als iemand lichamelijk erg ziek is, zou het toch wel heel vreemd zijn wanneer hij meteen gestraft werd, omdat het doorgaans zijn eigen schuld is dat hij zo ellendig en ziek is geworden. Als er dan een ervaren arts komt, die tegen de zieke zegt dat hij nog goed geholpen kan worden als hij zich door een goede arts laat behandelen en doet wat deze zegt, maar als dan de zieke de raad van de arts in de wind slaat, is het natuurlijk wel zijn eigen schuld als hij op ellendige wijze te gronde gaat, omdat hij vasthoudt aan zijn starheid.
Hoofdstuk 201: De Heer kalmeert het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108  ...