Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 95 van 1037

...  83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108  ...
[16] Marcus, de man van de hut, leidde ons op een weliswaar zeer smal maar toch niet ongemakkelijk pad naar het plekje dat echt niets te wensen over liet. Men had uitzicht over Caesarea Philippi en ook keek men uit over de hele Galilese zee en veel plaatsen.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Wij ontdekten echter daarbij ook dat een aantal Farizeeën uit de stad Caesarea Philippi heel naarstig op weg waren naar de armoedige hut van Marcus. MATTHËUS, de jonge tollenaar uit Sibarah, die al eens eerder bij Kapérnaum de Farizeeën behoorlijk van repliek gediend had toen er een zieke genezen werd, die men vanwege het vele volk door het opengemaakte dak van het huis en door het plafond van de kamer voor Mij neerliet, zei: "Dat gebroed moet bericht gehad hebben over Uw aanwezigheid hier! Maar van wie? Als de zonen van Marcus, die tweemaal met vis naar de stad zijn gereden, ons maar niet verraden hebben!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De oude MARCUS zegt: "Dat kan best, want zo braaf als mijn zoons overigens zijn, ze hebben toch de kwaal om graag te praten, waardoor ze al menig onheil hebben veroorzaakt. Ik zal meteen naar beneden gaan en het aan hen vragen. "
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Blijf maar rustig hier! Want noch jouw zoons, noch iemand anders uit de omtrek heeft Mij verraden. Zij kwamen alleen vanwege de vissen naar jou toe; zij willen een gave van ongeveer honderd vissen van die soort die zij in de stad wel gezien, maar niet gekocht hebben. Je weet wel dat ze overal het recht hebben om de tiende te nemen waar er geoogst wordt. Zo'n rijke visvangst is ook een echte rijke oogst en daarom menen zij het recht te hebben daarvan de tiende te eisen. Ga daarom naar beneden en geef honderd vissen, dan zullen zij je prijzen en de vissen nemen en daarmee heel rustig meteen weer naar huis gaan!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] MARCUS kijkt wat scherper naar de kleine karavaan die zijn woonstee nadert en ontdekt dan zonder veel moeite dat, waarop ik hem opmerkzaam heb gemaakt, en zegt: "Heer, het is zoals U gezegd heeft! Ik ga nu snel naar beneden, dan staan die honderd vissen in de grote bak al voor hen klaar, waarover ze zich zeker wel wat zullen verbazen!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Marcus gaat en Iaat meteen honderd vissen uit de vishouders halen en in de grote bak doen. Toen hij nog maar net met het werk klaar was, arriveerde de groep jonge Farizeeën al en vroeg naar de visser Marcus. MARCUS meldde zich meteen en zei, omdat hij zich nog bij de visbak bevond: "Hier ben ik, en hier in de bak zit datgene waarvoor jullie waarschijnlijk gekomen zijn! Dit is de nauwgezet afgemeten tiende van de vis, bestaande uit honderd stuks van de meest uitgelezen vissen die in onze zee ooit gevangen werden!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Nu wordt het Marcus te bont. Hij loopt de hut in en komt meteen weer naar buiten met een perkamentrol waarop met grote letters geschreven stond, dat hij geheel en al Romein was en als zodanig, als hij dat wilde, volkomen gebruik kon maken van alle rechten van een vrije burger van Rome.
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Toen vroeg de BRUTALE FARIZEEËR wat uit het veld geslagen: "Wel, hoe lang is men hier dan al heiden? Naar ons beste weten was men toch nog pas kortgeleden Jood!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] MARCUS zegt,: "Marcus was nooit een Jood, maar een geboren Romein, die Mars zo'n dertig jaar met zwaard, helm en schild heeft gediend. Maar deze Marcus werd gedurende een proeftijd van drie jaar een onbesneden Jood. Hij is echter weer volledig Romein geworden en zal ook als zodanig sterven! Hij zag namelijk, behalve de verheven Godsleer van de Joden, maar al te gauw wat voor eerloze, heimelijk hun God en hun leer met de voeten tredende, en de arme mensheid bij iedere gelegenheid bedriegende, slechte en gewetenloze huichelaars de priesters van deze verheven godsdienst zijn. Hij zag ook dat zij hun God uiterlijk wel dienen voor het blinde volk, maar dat ze hun harten begraven hebben in de diepste diepte der hel en daardoor ook in staat zijn om gewetenloos een schandelijke handel te drijven met het bloed van onschuldige Samaritaanse kinderen! Neem nu je buit maar mee en ga daarmee naar huis! Ik geef hem jullie alleen maar omdat ik kort geleden nog drie jaar lang een onbesneden Jood was!"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] MARCUS zegt: "Ik heb ook nooit geprobeerd om op jullie manier tot God te naderen, maar, alleen in het hart volgens de leer van de profeet Jesaja en dat is voor mij voldoende. Als ik door God verdoemd zou worden omdat ik mij niet heb laten besnijden, dan zal dat jullie weinig raken. Maar ik denk: God is wijzer dan alle mensen en oneindig wijzer en. beter en rechtvaardiger dan jullie, en hij kijkt alleen maar naar een zuiver besneden hart en niet naar de besnijdenis van de voorhuid, die alleen maar een aards doel kan hebben, maar geestelijk in de aard der zaak dom is, Omdat ik in mijn hart een Jood ben geef ik jullie toch de tiende, maar ik geef hem vrijwillig en jullie hebben geen schijntje recht om een tiende van mij, als Romeins burger, te eisen. Ga nu maar, anders neem ik de vissen terug en laat jullie met niets naar huis gaan! -Begrijpen jullie mij goed?"
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Na deze krachtige toespraak van onze Marcus zeggen de Farizeeën geen woord meer en gaan met de vissen naar huis.
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Marcus geeft nu vlug opdracht om het middagmaal gereed te maken, gaat naar het bewuste plaatsje waar wij ons bevinden en vertelt ons heel precies zijn belevenissen met de Farizeeën,
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] MARCUS zegt: " Als het zo zal gaan, dan is het echt niet zo moeilijk om zich in zekere zin slechts voor de schijn te laten doden! Onder die omstandigheden kunt U dan wel naar Jeruzalem gaan, als U dat wilt; want U kan niets gebeuren! Als U Heer over leven en dood bent, wie kan U dan doden? En als men U doodt, of denkt U gedood te hebben, en U komt na de dood nog levender te voorschijn voor het gevecht met de vijand, dan vóór het gedood worden, zou ik niet graag in de huid van Uw vijanden steken. Die zullen dan door een vuur van angst en vrees verteerd worden. En van al hun beraden, peinzen en streven zal voor nu en altijd niets terecht komen! Want juist daardoor zullen al hun schandelijke gruweldaden in het volle daglicht voor alle mensen zichtbaar worden, en hun werkelijke bestaan heeft dan het door het betere deel van de mensheid lang gewenste einde voor eeuwig bereikt. O Heer en Meester! Doe dat maar zo vlug en zo zeker mogelijk! Ik ben al weloud geworden en zal de aarde niet zo lang meer met mijn voetstappen lastig vallen als ik reeds heb gedaan, maar dat zou ik dan toch nog graag meemaken, en mijn dood zal me dan niet zwaar vallen!"
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] IK zeg: "Het is weliswaar nog niet helemaal zeker of het zo zal moeten gebeuren, maar het is eerder ja dan nee! -Maar de tijd is nu al ver over het midden van de dag voortgeschreden, en onze lichamen verlangen ook wat voedsel, daarom gaan we weer naar beneden om een lichamelijke versterking te gebruiken!"
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] MARCUS zegt: "Ja, U heeft weer volkomen gelijk, het middagmaal zal klaar staan, laten we daarom naar beneden gaan! Na de maaltijd kunnen wij dan, als het U, o Heer, bevalt, weer naar dit plekje teruggaan."
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108  ...