Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 945 van 1166

...  933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958  ...
[10] Daarom geef Ik jullie nu Mijn kracht in overvloed, zodat jullie daarmee overal waarheen Ik jullie zal zenden zo volmaakt kunnen werken alsof Ikzelf werkte. Ik zou wel alles Zelf kunnen doen, maar Ik draag jullie allen zulk werk op, opdat daardoor jullie zaligheid aan Mijn zijde voortdurend van eeuwigheid tot eeuwigheid zal toenemen!
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Ik heb jullie dus nu je hoge bestemming aangegeven, waarin jullie volgens Mijn liefde, wijsheid en ordening volledig werkzaam kunnen zijn. En hiermee benoem Ik jullie ook en maak jullie tot ware engelen van Mijn rijk en derhalve tot ware bewoners van Mijn heilige stad, het eeuwige Jeruzalem! Zo zij dan jullie innerlijke oog geopend, opdat jullie mogen zien hoe groot en hoe heerlijk Hij is die nu met jullie spreekt en voor eeuwig bij jullie blijft! Kijk nu in de richting van de morgen en zeg Mij wat jullie daar zien.
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De woordvoerder zegt: o Heer, mijn meest geliefde Jezus Christus, waarachtige, eindeloos liefdevolle Vader, U bent heilig, hoogheilig! Wat zien mijn ogen?! Welk een oneindige glorie! En in deze glorie een stad, die nergens een einde lijkt te hebben; en de zon, die prachtige zon: zij staat stralend midden boven de stad, en de stad... zij straalt net als de zon! Nu zie ik ook weer mijn oude sterrenhemel en ik schouw, o mijn Heer, in de eindeloze diepten van Uw scheppingen. Ja, dat noem ik nog eens een hemel! Hier is dan ook letterlijk waar:
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] `In geen mensenhart is ooit opgekomen wat U, o heilige Vader, bereid hebt voor hen die U liefhebben!' Ja, in welke eindeloze zaligheden der zaligheden schouwt nu mijn onsterfelijke oog! O liefdevolle, heilige Vader, mag ik U omarmen en U liefhebben uit alle macht van mijn hart?
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] De Heer zegt: lieve vriend, broeder en zoon, kijk, Ik sta hier toch voor je; heb Mij maar lief zoals je kunt, want Ik heb jou immers geschapen om Mij zalig lief te hebben en opdat je voor Mij een lief en dierbaar kind zou zijn, dat ik nu ook vanuit Mijn goddelijke overvloed als Vader kan liefhebben!
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Laten we nu Mijn stad binnengaan en vraag niet wat er met deze woningen zal gebeuren, want deze woningen zijn overeenstemmingen van de ware deemoed die voortvloeit uit de zuivere liefde voor Mij. Deze woningen zullen blijven en we zullen hier zelfs heel vaak zijn; maar daar Ik Mijn `grote kanselarij' in de stad heb, moeten Mijn engelen ook daar zijn, waar hun grote, belangrijkste liefdadigheidsbestemming op hen wacht.
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] Nu zien jullie hoe de Heer hun een lichtend bord toont en zegt: op dit bord zullen jullie altijd zien wat Mijn wil is. Nu legt de Heer hun Zijn handen op en vervult hen volkomen met de almachtige Geest van Zijn liefde. Kijk, hoe zij nu als de meest vertrouwde vrienden en broeders met elkaar spreken over de oneindige, goddelijke verhoudingen der dingen!
Hoofdstuk 61: De maaltijd bij de Vader aan tafel. Lam, brood en wijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Voor deze wezens zullen we nog lang volkomen onzichtbaar blijven. Want jullie moeten weten dat engelengeesten, of deze nu uit de derde hemel zelf zijn of dat hun wil overeenstemt met die van de derde hemel, voor geesten van lagere hemelen zolang volkomen onzichtbaar blijven, totdat de geesten van de lagere hemelen zelf innerlijk het wezenlijke van de liefde tot de Heer hebben opgenomen, en wel eerst met betrekking tot het inzicht en dan tot het werken uit liefde. Daarom kunnen ook wij zonder meer dit klooster binnengaan zonder dat iemand ons zal zien. Mij niet, omdat ik een burger van de heilige stad ben en jullie niet, omdat jullie in mijn sfeer zijn en derhalve overeenstemmen met de wil van de opperste hemel, welke de wil van de Heer is.
Hoofdstuk 62: Bezoek aan de karmelietessen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Zodra zij (de non) in haar cel aankomt, geeft zij de portierster met een belletje het teken om naar haar cel te komen. Wat mag ze haar wel te vertellen hebben? Het gaat hier slechts om het ontbieden van de biechtvader, zodat ze zich nog voor het koorgebed kan zuiveren van de zonde die zij tegenover de overste heeft begaan. De portierster regelt deze zaak meteen en onze non begeeft zich naar beneden naar de biechtstoel, knielt voor het rooster van de biechtstoel en wacht op de biechtvader. Nu gaan wij erheen en zullen eens naar zo'n biecht luisteren. Wat zij zal biechten, weten we, maar wat de biechtvader haar zal antwoorden, weten we nog niet, maar we willen het graag horen.
Hoofdstuk 63: De biechtende non en de ware biechtvader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] De overste zegt: o jij ongehoorzaam kind, hoe heb je je zo door de duivel in beslag kunnen laten nemen, dat je het je nu veroorlooft om zo'n verschrikkelijke vraag te stellen? Weet je dan niet dat niemand vóór de jongste dag in de hemel kan komen en dat, op voorspraak van de heilige maagd Maria, van de heilige Theresia en tussen hen in van de heilige Jozef, Christus de Heer onze orde van het vagevuur heeft vrijgesteld omdat ze de allerstrengste is, en dat de Heer ons in plaats daarvan voor onze volledige zuivering de genade heeft verleend om zelfs na ons aardse leven voor de daarin begane kleine zonden en doodzonden onszelf volkomen te zuiveren om aan Zijn allerhoogste gerechtigheid te kunnen voldoen. Daarom moeten de regels van de orde van onze verheven stichteres hier allerstrengst in acht worden genomen. Anders zou het kunnen gebeuren dat zo'n ongehoorzaam kind als jij op de jongste dag voor de onverbiddelijke, allerstrengste en rechtvaardige Rechter het oordeel te horen krijgt: ga weg van Mij, vervloekte, want ik heb jou nooit als Mijn zuster erkend!
Hoofdstuk 62: Bezoek aan de karmelietessen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Onze non zegt tegen de biechtvader: zeer eerwaarde priester, u, die hier voor mij op de stoel van de goddelijke gerechtigheid zit, hoe kunt u zeggen dat onze kloosterorde en haar regel geen goddelijke maar een menselijke bepaling is? Kijk, als ik dat aan mijn overste vertel, dan lopen we beiden het gevaar om op een gevoelige manier bestraft te worden. Mij zal men als een door de duivel bezetene behandelen, maar u als een echte ketter ofwel excommuniceren of zelfs geheel in de kerkelijke ban doen. Leg me daarom duidelijker uit wat u bedoelt.
Hoofdstuk 63: De biechtende non en de ware biechtvader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De biechtvader zegt: luister mijn lieve zuster, wie Christus de Heer als de enig ware God van hemel en aarde boven alles liefheeft, is niet bang voor een excommunicatie noch voor een kerkelijke ban. Kijk, de mensen op aarde die aan het wereldse hangen en van Christus nog weinig of helemaal niets afweten, lachen tegenwoordig om zo'n kerkelijke eigenmachtigheid. Waarom lachen ze dan? Omdat zij in deze eigenmachtigheid geen schade voor hun beroepsleven zien. Waarom zouden zij die Christus waarachtig liefhebben dan niet lachen? Zij hebben toch immers nog veel minder schade van deze eigenmachtigheid te duchten.
Hoofdstuk 63: De biechtende non en de ware biechtvader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Kijk nu, door de woorden van de overste is onze arme vraagster als door duizend bliksems tegelijk getroffen. Zij valt voor haar neer en smeekt haar om een gepaste kastijding, waarop de overste zegt: ja, een gepaste kastijding heb je verdiend, maar ik zal je voor deze keer alleen maar met een tik op je wang en een dag vasten terechtwijzen. Toch mag je niet verzuimen om onmiddellijk de biechtvader te laten roepen en hem de duivelse en voor God hoogst verwerpelijke woorden die je tot mij gericht hebt, nauwkeurig en heel berouwvol op te biechten. Dan moet je de penitentie, die hij je zal opleggen ter ere van de heilige drie-eenheid, ter ere van de vijf wonden van Jezus Christus, ter ere van Zijn bittere lijden en sterven, ter ere van Zijn allerheiligste maagd en moeder Maria, ter ere van de heilige Jozef en ter ere van de heilige Theresia, tienmaal verrichten. Sta nu op om mijn tik op je wang in ontvangst te nemen.
Hoofdstuk 62: Bezoek aan de karmelietessen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De biechtvader komt, gaat zitten en legt zijn oor tegen het rooster. Nu heeft zij gebiecht en hij zegt tegen haar: luister mijn lieve biechtelinge, met de regel van de orde zoals deze op aarde bestond, heb je door jouw uitlating kennelijk gezondigd, maar niet tegen Gods orde, want die liet jou immers zo denken; maar wel tegen de orde van het klooster, die jou verbiedt zoiets te denken. Voor de fout die je tegen de orde van het klooster beging heb je dan ook van de overste een gepaste kastijding gekregen en je hebt je daarna naar de verdere verordeningen gevoegd. Hier gaat het om vergeving van jouw zonden van goddelijke zijde. Maar God heeft in Zijn woord zo'n kloosterverordening nooit tot wet gemaakt. Menselijke bepalingen, al waren ze ook duizenden jaren in gebruik, heeft God nooit als de Zijne bekrachtigd. Hij kijkt er niet naar of iemand in zekere zin noodgedwongen de wereldse bepalingen heeft overtreden en daarom heb ik jou hier van goddelijke zijde ook niets te vergeven.
Hoofdstuk 63: De biechtende non en de ware biechtvader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Onze zuster zegt: ik kan hier onmogelijk wat anders zeggen dan dat de Heer zeker barmhartiger en genadiger is dan alle goede mensen op aarde bij elkaar. De biechtvader zegt: goed, mijn lieve zuster, als je de Heer zo ziet dan zul je ook wel inzien dat mijn raad volkomen deugdelijk is! Als de Heer zich door zijn goedheid in het geval van de echtbreekster al niet aan de wet van Mozes hield, die toch van Hem uitging, hoeveel minder zal Hij zich dan aan een kloosterregel houden. Want zie, de Heer is volkomen vrij en kan doen wat Hij wil. Mocht iemand Hem vragen: Heer, wat doet U?, dan zal Hij hem geen antwoord geven. Ik ben hier als biechtvader geheel in Zijn naam naar jou toegestuurd en draag daarom ook Zijn naam. Wanneer ik handel volgens en in deze naam, zeg mij, wie heb ik dan te vrezen?
Hoofdstuk 63: De biechtende non en de ware biechtvader - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  933 - 934 - 935 - 936 - 937 - 938 - 939 - 940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958  ...