Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 96 van 1110

...  84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109  ...
[2] Heel verbaasd zegt de opperrechter: 'Wat?! Is deze Godmens hier?! Ei, waarom hebben jullie mij dat niet direkt gezegd?! Waarlijk, ik zou hem meteen in mijn plaats hebben laten rechtspreken en daar zou ik me drie kwart van het werk mee bespaard hebben! Breng me toch snel naar hem toe! Want de overste Cornelius heeft mij ook heel dringend opgedragen om intensief navraag te doen naar deze goddelijkste van alle mensen en hem daarover meteen te informeren.
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De rechter uit Kis zegt: 'Vriend, de beroemde Jezus van Nazareth houdt zich hier al een week of drie geregeld op, en zal waarschijnlijk hier nog een paar dagen blijven. Volgens mij is Hij een God die alle nog zo verborgen dingen zonneklaar weet, en Hij heeft ons daarvan al heel duidelijke voorbeelden gegeven; wat denk je er van, als we Hem hierbij eens te hulp riepen? Hij zou ons wel eens goed kunnen helpen, en dat nog te meer, omdat hij absoluut geen vriend is van de zwarte dieven en rovers die de tempel voor haar snode plannen ter beschikking heeft. Want ik heb met mijn eigen oren gehoord hoe hij de priesters en Farizeeën uit Chorazin en Kapérnaum naar de diepste Tartarus verwenst heeft. En daarom ben ik er van overtuigd, dat Hij ons klaarheid zal kunnen verschaffen.'
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Jij bent een Romein, en zij is een Griekse en geen Joodse, en dus is er van nature niets wat je hindert om haar aan Kisjonah ten huwelijk te vragen, die haar ook zeker aan jou zal geven. Dat ze echter geestelijk, net als het hele huis, volgens Mijn aan jou niet onbekende leer toch Jodin is, dat zal voor jou toch wel geen steen des aanstoots zijn?!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ik zeg: 'Edele broeder van Mij! Ik heb jullie al gezegend, en jullie zijn dus al volkomen vereend; maar vergeet niet:
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Wat God verbonden heeft, dat behoort geen mens meer te scheiden, en dus blijft een echt huwelijk voor altijd geldig! Een verkeerd werelds huwelijk is echter toch al voor God geen verbond en daarom net zo ontbindbaar als de wereldse mensen en al hun overeenkomsten, die altijd al niets anders zijn dan de grofste hoererij, waardoor de kinderen van de satan in het jammerlijke bestaan gebracht worden. Jullie zijn nu volledig man en vrouw, en vleselijk één voor God, amen!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Faustus zegt: 'Wees rustig, anders ben ik genoodzaakt jullie tot rust te dwingen; want we hebben nu bijzonder belangrijke zaken met elkaar in het reine te brengen! Luister nu met al uw aandacht naar mij!
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ik heb al eerder tegen u opgemerkt, dat volgens mij uw grote schat uiterst nauwkeurig lijkt op die, waar ik het al eerder met u over had. Op één punt na is me nu alles wel duidelijk over deze aanslag op de van Pontus en Klein-Azië naar de keizer in Rome verzonden en vermiste belastinggelden en andere schatten; dit ene is het volgende:
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De belastinggelden en de andere schatten werden volgens de gegevens door bijna een kwart legioen Romeinse soldaten begeleid; daarom kan het niet zo gemakkelijk geweest zijn om zo'n geweldig escorte te overweldigen ze in de pan te hakken of minstens op de vlucht te doen slaan.
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Faustus zegt: 'Nu, spreek dan! Mijn woord van eer, er zal jullie geen haar gekrenkt worden!'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar de ene Farizeeër zegt: 'Dat weet ik, maar van God is hier geen sprake; het gaat hier alleen maar om jullie schandalige bedrog tegenover de Romeinen. Door een schandelijke list wisten jullie de grote buit zo keurig van de Romeinen te stelen, dat de hele wereld zich daar echt over moet verbazen."
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als u de Farizeeën tot op heden nog niet gekend hebt, dan zult u ze nu of ten minste binnenkort leren kennen! Want zo'n ontzettende beschuldiging kunnen wij nooit op ons laten rusten. Vanwege de bosbeschadiging waren we toegeeflijk, hoewel we volgens onze wetten niet toe hadden hoeven te geven; maar voor de lieve vrede hebben wij uw hoogst onrechtvaardige oordeel aanvaard. Maar daar komen wij op terug, en als u zo misdadig zou zijn om ook maar iets van het goud, de panden of de schatten aan te raken, dan zult u dat niet alleen honderdvoudig moeten vergoeden, maar dan is het met al uw glorie ook totaal afgelopen! Want op dit ogenblik al zal men in de tempel weten, wat op zo'n allerbrutaalste manier hier met ons gebeurt'.
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Het geld en de schatten werden toen 's nachts naar Kapérnaum gebracht, waar ze nu al ongeveer twee maanden lagen, en de geheime weg is enkel en alleen aangelegd ten behoeve van de grote schat en leidt volgens mij niet naar Jeruzalem, maar naar een grote verborgen grot in deze bergen, waarin - en niet in de tempel - al heel veel duizenden ponden goud en zilver liggen te wachten.
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Nu prijst Faustus de minder rijke Farizeeër, die Pilah heette, en hij zei tegen Kisjonah: 'Wel, vriend, en nu mijn dierbare schoonvader, de grot die naar het schijnt in uw gebergte ligt, zal dat, wat u volgens het eerste oordeel toekomt, geven; maar neem de gelden en de schatten van de keizer vast in bewaring; want bij u zijn die tot het eind van dit buitengewone proces het best bewaard.
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] U noemt zich Gods kinderen en zegt, dat God uw vader is! Waarlijk voor de God, die zulke kinderen ter wereld brengt, zou ik in der eeuwigheid niets doen; want die noemen ze bij ons Romeinen volgens de mythe Pluto, - en Satan of Beëlzebub, dat is uw vader!
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Baram en Kisjonah hebben goede schepen, en bij gunstige wind zullen jullie in een paar uur klaar zijn met de ontruiming bij Chorazin; een deel van de mannen moet zich echter bezig houden met de ontruiming van de Kisjonah-grot, en als jullie een beetje opschieten, kunnen jullie de schatten uit beide grotten vóór de avond hier hebben en ze morgen naar de plaatsen van bestemming afzenden!
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - 100 - 101 - 102 - 103 - 104 - 105 - 106 - 107 - 108 - 109  ...