Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 952 van 1088

...  940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965  ...
[1] Miklosch meldt verder: 'Minerva zegt: 'Zwijg, jij domme ezel! Hoe kun jij begrijpen wat mij te doen staat? Denk jij soms dat de goddelijke ordening alleen zorgt voor de positieve polariteit van wezens en dingen? Moet de negatieve polariteit dan niet in dezelfde mate ontwikkeld zijn? Is niet al het leven een voortdurende strijd tussen beide polariteiten? Jij domme ezel, neem een boom zijn wortels af en vraag hem dan hoelang hij nog vruchten zal dragen. Hak de dieren hun poten af en kijk hoe ze dan vooruit moeten komen! Als het bloed door een zogenaamde goede of positieve kracht naar het hart wordt teruggestuwd en daarna door een zogenaamde slechte kracht, die ik als negatief aanduid, weer uit het hart moet worden gedreven om het fysieke leven te laten voortduren, zeg mij dan, welke kracht is dan te verkiezen, de aantrekkende of de afstotende? Zie je, grove lummel, wat jij in je domheid allemaal bij elkaar kletst? Het is vanzelfsprekend dat de negatieve kracht aan de positieve ondergeschikt moet blijven omdat ze uit haar voortkomt; het zuivere water moet het troebele zuiveren en niet omgekeerd! Dat is ook allemaal Gods ordening. Als Rome niet zo duister was als de nacht, zou de mensheid niet naar licht vragen. Derhalve ben ook ik zoals ik ben, uit God, en zal ook verder zo blijven, zoals jij beslist voor eeuwig een ezel blijft!'
Hoofdstuk 35: Minerva wil zich rechtvaardigen. Cado's weerlegging. Ontmaskering van haar verdorvenheid. Sahariël maakt aanstalten om weg te gaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Robert treedt naar voren en zegt: 'Wij beiden zijn jouw innigste vrienden, wij zijn van boven en tegelijkertijd van beneden afkomstig. Wij hebben je heimelijk beschermd, anders zou je deze oerkoningin van alle materie niet zover hebben gebracht. Aan het einde van jouw grote werk komen wij je nu gelukwensen, omdat je dit, waar de inspanningen van zoveel machtiger broeders schikbreuk leden, zo prachtig is gelukt. Zou je bij dat grote werk, dat God welgevallig is, van onze diensten gebruik willen maken, dan staan wij voor je klaar!'
Hoofdstuk 33: Minerva's pracht in het hemelse gewaad. Robert en Sahariël maken zich bekend. Opvoeding tot ware vrijheid en zelfstandigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[17] Cado zegt: 'Maak je daarover maar geen zorgen. Sinds de Godheid een lichaam heeft aangenomen, heeft Zij ook de gehele materiële schepping op haar naam geschreven, en daardoor ieder mens van jou onafhankelijk gemaakt en hem daardoor verplicht naar eigen geweten te handelen. Heel de wereld rust nu op Gods schouder en op die van de vrije mensen, en jij hebt allang niets meer met de Godheid te verrekenen. Doe daarom wat ik je zeg en je zult volledig vrij zijn!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Minerva zegt: 'Nou, jouw eisen aan mij lijken nooit op te houden, maar omdat ik al zo veel gedaan heb, wil ik dat ook nog doen. Pas maar op, dat ik je dan niet in de steek laat. Je weet dat mij dan de volledige terugkeer naar mijn vorige toestand is toegestaan, want dat was immers de belangrijkste voorwaarde voor deze _ mij vernederende - handeling die jouw wil mij oplegde.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Cado lijkt dat ook op te merken en zegt nu tegen Sahariël en Robert-Uraniël: 'Beste vrienden, alhoewel ik zelf een duivel ben, mag ik toch wel opmerken dat wij met deze slang niets zullen bereiken. Haar hardnekkige, zeer boosaardige geslepenheid overtreft alle grenzen van mijn bevattingsvermogen. Het is haar nooit ernst om naar een beter bestaan over te stappen, want dit slangenwezen zit door en door vol gif. Wat zijn haar al allemaal voor overtuigende voorstellen gedaan, waarvan ze de volkomen wijsheid evengoed inziet als wij, maar haar oude satanswil blijft steeds dezelfde. Zij doet wel alsof ze in ons willen wil opgaan, maar dat doet ze enkel voor de schijn en ze zet daarbij alles op alles om ons tenslotte in haar zak te kunnen steken. Maar dan zeg ik: niets daarvan, satana! Ons zul je niet langer voor de gek houden, want wij kennen jou!'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Sahariël zegt: 'Mijn stralende, toegenegen Minerva! Jij bestaat al wel heel lang, maar niet eeuwig; niet vanaf het begin. God alleen is eeuwig, al het andere is echter uit Hem ontstaan. Ook al bestaat iemand van ons enige tientallen miljoenen aardjaren langer dan een ander, daardoor bestaat hij nog lang niet eeuwig. Jij hebt in je ijver weliswaar wat overdreven, maar dat doet er niet toe. Als je verder maar een ware liefde tot mij in je hart bespeurt; wat ik echter nog een beetje betwijfel - dan kan ik zulke poëtische overdrijvingen rustig door de vingers zien. Jij hebt mij jouw hart aangeboden en ik neem dat aanbod aan. Slechts één enkele kleine voorwaarde knoop ik eraan vast: dat je mij gewillig en blij naar de Heer volgt en vriend Cado meeneemt! Kun je dat doen, dan zijn we quitte.'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Nu treedt Sahariël naderbij en zegt: 'Luister! Ook ik heb het recht om een krachtig amen uit te spreken. Toch doe ik het niet, omdat elk amen een oordeel inhoudt. Ik raad jullie daarom aan om je amen terug te nemen, want niemand heeft het recht om over iets dat met de goddelijke orde niet in overeenstemming is, naar eigen goeddunken een amen uit te spreken. Wel mag iedere geest een eeuwig amen in zich dragen voor datgene wat met de wil van God in overeenstemming is. Dit amen is het oerleven van alle wezens en hun hoogste vrijheid, indien zij het zich uit zichzelf volkomen eigen maken. Door elk ander amen ontstaan echter hoogmoed, trots en minachting voor al het ware, goede en goddelijke. Het bouwt kerkers, smeedt ketenen en doet het vuur van alle verderf ontvlammen. Neem daarom jullie amen terug en begeef je in een eeuwig Gods amen! Dan zullen jullie beiden het snelst vrij worden van de hel, die nog heel sterk in jullie harten tekeer gaat. Volg deze raad op en het zal jullie werkelijk niet slecht vergaan!'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Wij blijven daarom nog een poos bij je opdat je nu vrij vanuit jezelf verder zult kunnen doen wat nodig is voor de voltooiing van dit grootse werk. Van nu af aan zul je onze raad niet meer heimelijk, maar openlijk ontvangen en een daad zal slechts op jouw verlangen gebeuren, opdat jij evenals Minerva daardoor waarachtig vrij kunt worden. Je zult volkomen vrij onze raad kunnen aanvaarden of afwijzen. Zouden wij, zoals tot nu toe, jou heimelijk iets ingeven, dan zou je nooit vrij en daardoor zalig kunnen worden, want in dat geval zou je slechts een werktuig in onze handen blijven. Wij maken nu het werktuig vrij uit de ketenen van het gericht opdat het dan uit zichzelf iets moge worden voor de Heer. Het zwakke werktuig moet dat echter inzien en zich er daarna zelf naar richten. Dan zal het spoedig de ware en vrije volmaaktheid bereiken en niet langer in gedwongen knechtschap verblijven. Zo zij het in' de naam van de Heer Jezus, de enige God van de hemel en alle werelden!'
Hoofdstuk 33: Minerva's pracht in het hemelse gewaad. Robert en Sahariël maken zich bekend. Opvoeding tot ware vrijheid en zelfstandigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch gaat verder met zijn verslag: 'Minerva trekt het gewaad nu werkelijk aan. O, drommels, dat is sterk! Nee, dat is niet om uit te houden, deze onuitsprekelijke schoonheid! Heer en Vader Jezus, wees mij arme zondaar genadig! Heer, ik ga dood of ik word gek als ik nog enkele seconden naar deze al te verheven schoonheid zou moeten kijken! Hoe een Cado en die twee anderen, Robert-Uraniël en Sahariël, het in haar nabijheid kunnen uithouden zonder hun leven te verliezen, is mij een raadsel. Wel krijgen de beide laatstgenoemden enkel en alleen al door de glans en schoonheid tranen in de ogen, maar hoe Cado in staat is het zo dichtbij uit te houden... hij die het kan, begrijpe het. Broeder Bathianyi, kom mijn plaats voor een poosje innemen, want ik kan het werkelijk niet meer uithouden.'
Hoofdstuk 33: Minerva's pracht in het hemelse gewaad. Robert en Sahariël maken zich bekend. Opvoeding tot ware vrijheid en zelfstandigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Miklosch vervolgt zijn verslag: 'Minerva wrijft over haar voorhoofd en lijkt het met zichzelf oneens te zijn. Cado wendt zijn gezicht nu echter recht naar ons toe en trekt een gezicht alsof hij iets van ons waarneemt. Wat mij wel verbaast, is, dat hij alle hemelgeesten boven zich wel, maar de twee die bij hem zijn, namelijk Robert-Uraniël en diens begeleider Sahariël, niet lijkt te zien, want hij wekt niet de indruk dat hij achter zich iemand waarneemt.'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Cado zegt: 'Zoals je wilt! Voor mij is iedere duivel hetzelfde, of het nu een paar eeuwigheidjes eerder is of later. Je bent nu eenmaal in mijn onverbrekelijke macht en meer heb ik voor mijn genoegen niet nodig. Alleen omdat ik meer kijk naar jouw ware welzijn dan naar het mijne, zou ik je graag uit je enorme dwaasheid willen verheffen en je weer vrij en gelukkig maken. Wanneer je echter liever de slavin van je meest verblinde dwaasheid blijft, goed, blijf dan wat je bent, namelijk het domste en slechtste wezen in de hele oneindigheid! Ik zal mij daar bijzonder weinig om bekommeren.
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Maar wat nu? Ik moet toch ook iets ondernemen!Als ik die bundel, waarin zich een prachtig gewaad voor mij moet bevinden, maar dichter naar me toe kon trekken. Wat te doen? Zolang toekijken totdat hij zich heeft volgegeten? O, dat is een verdraaid beroerde situatie! Wacht maar, jij grove ezel, er zal mettertijd nog iets heel anders gebeuren.'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado zegt: 'Welja, jij en boete doen, dat past mooi bij elkaar! Begrijp jij dan wat ware boetedoening betekent? Denk je dat boete bestaat uit een haren kleed en zak en as? Of geloof je naar rooms gebruik iets te moeten doen om de ware zondenvergeving te verkrijgen? Hoewel ik evenals jij, vergeleken bij de Godheid, een duivel ben, denk ik toch dat echt boetedoen betekent dat men het slechte, dat tegen Gods ordening indruist, vrijwillig verlaat en zijn wil vast en onwrikbaar onder de banier van Gods eeuwige ordening plaatst en vervolgens zelf standvastig datgene wil, waarvan men erkent dat het overeenstemt met de goddelijke ordening. Wanneer je zo zult handelen vanuit jouw nieuw geordende wil, zul je ook de juiste boete doen, maar een haren kleed, zak en as, generale biecht, communie en voor mijn part een miljoen missen behoren tot de grootste menselijke dwaasheden, omdat ze de mens alleen maar slechter maken. Alleen door mijn wil alleen kan ik beter worden. Al het andere heeft geen waarde, noch voor de betere geesten noch voor God.
Hoofdstuk 32: Minerva's nieuwe uitvluchten. Cado's antwoord. Over boete en bekering. Belangrijke feiten betreffende de verlossing. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Cado zegt: 'Dwaze vrouw, tel de zonnen in de eindeloze ruimte! Tel alle planeten, die niet zelden met triljoenen tegelijk als atomen in de ether om één enkele en laatste centraalzon cirkelen, die nog lang geen hoofdcentraalzon is! Tel slechts het gerichte zand van een heel kleine planeet; tel alle materiedeeltjes bij elkaar op, die in de etherzee van de eeuwige ruimte gericht rusten en op hun kleine ruggen het licht van de ene oneindigheid naar de andere moeten dragen. Kijk, dat alles is streng geoordeeld vanuit jouw hoogsteigen gericht. Hoe lang zou je wel moeten tellen en hoeveel nadenken, voordat je het wezen van elk gericht atoom van de hele oneindigheid zou hebben doorgrond? Kijk, dat zou volkomen dwaas zijn! Doe daarom wat ik je tot ware bevrijding van jezelf aanraad en je zult al dat rekenwerk niet nodig hebben om werkelijk vrij te worden, en daardoor ook de almachtige Godheid in haar menselijke gedaante van Jezus welgevallig te zijn.'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Graaf Bathianyi, die deze scène nu begint te vervelen, zegt: 'Vriend Miklosch, je bent werkelijk een prachtige vertolker van hetgeen je gezien hebt en het is uiterst interessant om naar je te luisteren, maar deze geschiedenis tussen Cado en de zogenaamde Minerva, die beter Luciferina of Satana zou kunnen heten, wordt wat langdradig. Ik bewonder alleen het enorme geduld van de Heer, evenals dat van de aartsvaderen, profeten en apostelen. Deze beschouwen de hoogst eentonige scène als zou deze van een God mag weten wat voor immense betekenis zijn! Voor mij krijgt de hele geschiedenis meer en meer het aanzien van een flauwe roman, die een hele eeuwigheid kan voortduren. Cado verdient werkelijk alle respect, maar Minerva is een geraffineerd loeder, dat zich in allerlei gedaanten, vormen en elementen kan veranderen en zodoende ook nooit te vangen is. Ze houdt zich weliswaar zo nu en dan van de domme, maar van haar diepste, verborgen plan laat ze wijselijk niets merken. O, dat is een helleveeg! Let nu maar weer op, vriend Miklosch, je zult zien dat ik gelijk heb!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  940 - 941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965  ...