Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 953 van 1166

...  941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966  ...
[7] Nu zeg ik: goed, mijn vriend en broeder, meen je dat ook werkelijk? De prior zegt: o vriend en broeder, neem de proef maar op de som; geef me maar het bevel, dan kun je je er weldra van overtuigen dat ik zal handelen zoals ik spreek en zoals de heilige wil van de Heer het verlangt! Daarop zeg ik: goed, dan kun je meteen op weg gaan; ga dan omwille van jouw broeders!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] De prior zegt: lieve vriend en broeder, als ik dan in de uiterste duisternis geworpen word, is dat alleen maar volkomen terecht en billijk. Naar de miserabelste hoek met mij; daar is mijn plaats! Maar mij voor de hemel waardig te achten, ook maar als allerminste onder degenen die zich eventueel nog in de onderste hemel bevinden, zal wel eeuwig het laatste zijn waaraan ik denk.
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[25] De prior zegt: wat mijn liefde voor de Heer betreft, die is wel zo machtig dat ik alles voor Hem zou willen doen, als ik maar iets zou kunnen doen! ik ben echter al tevreden als ik Hem maar vanaf enige afstand rustig in mijn hart kan en mag liefhebben. Ik ben het toch zonder meer in alle eeuwigheid niet waard om in Zijn nabijheid te zijn. Als ik terugkijk op mijn puur bekrompen leven op aarde en bedenk hoe vaak ik daar van Gods macht profiteerde, dan zou ik van schaamte willen vergaan! Laat me daarom maar zo vlug mogelijk mijn heil zoeken in de vlucht.
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Wat zal onze jongedame na deze veelbetekenende woorden doen? Er liggen twee wegen open. Is haar beledigde hoogmoed door de wijsheid van de man overwonnen en ziet de jonge dame haar schuld in, dan zal de zaak goed aflopen. Maar groeit de beledigde hoogmoed, dan zal de zaak zeker een fatale wending nemen, hetgeen bij soortgelijke kwesties meestal het geval is. Omdat het juist van niet veel liefde vervulde vrouwelijke hart zich nu door de wijsheid van de man overwonnen voelt, begint het gewoonlijk zijn eigen waarde steeds hoger aan te slaan en in plaats van verzoening te willen, zint het op wraak. Ik denk dat dit voorbeeld jullie er voldoende van zal overtuigen dat een zekere sluwheid absoluut geen deel van ware, zuivere liefde kan uitmaken.
Hoofdstuk 94: 'Wees listig als de slangen en zachtmoedig als de duiven' - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] O mijn lieve vrienden en broeders, deze slimheid en listigheid is een geheel andere en betekent dat de mens zich door geen enkele verzoeking moet laten verblinden, alsof hem daardoor de liefde en genade van de Heer zou hebben verlaten, maar hij moet zich vanuit zijn eigen diepe innerlijke overtuiging niets van deze verzoekingen aantrekken en oprecht bij zichzelf zeggen: o Heer, laat nu over mij komen wat Uw heilige wil maar goedvindt en al komt mij dit allemaal nog zo vreemd en tegenstrijdig voor, ik weet toch dat U mijn boven alles liefdevolste en allerbeste Vader bent. Ik wil U des te meer liefhebben naarmate U zich voor mij verbergt, want ik weet dat U altijd des te dichter bij me bent naarmate U verder van mij verwijderd lijkt te zijn. Daarom wil ik U ook steeds meer uit al mijn levenskrachten liefhebben.
Hoofdstuk 94: 'Wees listig als de slangen en zachtmoedig als de duiven' - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Voor mijzelf ben ik ervan overtuigd dat ik jouw raad stipt, en zonder dwang, dus vrijwillig heb opgevolgd. Ik heb mij, samen met mijn arme gevangen broeders tot de Heer gewend, en toen ons vertrouwen de hoogst mogelijke graad van liefde en erbarming van de Heer in ons bereikt had, kwam deze redder naar mij toe. Toen begreep ik, dat ik het eeuwig volkomen onwaardig ben om een eventueel persoonlijke hulp van de Heer te verwachten. Daar de Heer echter toch eindeloos barmhartig is, heeft Hij mij zeker in Zijn allerheiligste naam deze man als redder gezonden; de Heer zij alle lof, eer en glorie! De broeders werden helemaal zonder mijn toedoen gered; nu kan er met mij gebeuren wat maar wil! Moet ik achter de kloof, geef me daartoe dan maar meteen het bevel, dan zal ik me juichend en de Heer lovend daarheen spoeden en als het mogelijk is, voor ieder van hen tienvoudig boete doen!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Kijk, de prior bedankt me voor dit bevel, maakt rechtsomkeer en gaat regelrecht weer terug om zijn post achter de kloof in te nemen. In het voorbijgaan zegt hij nog tegen de eenvoudige man: lieve vriend en broeder, je had voorheen toch gelijk. Zoals je ziet moet ik nu werkelijk zelf voor mijn geredde broeders achter de hete kloof gaan en erover nadenken, hoe men op de wegen van de Heer dient te handelen. Maar ik ga graag; als ik maar weet dat mijn broeders gered zijn, vind ik mezelf niet zo belangrijk. Als ik de Heer voor Zijn grote liefde en erbarming maar kan loven en prijzen en Hem naar vermogen boven alles kan liefhebben, dan zullen de vlammen mij niet zo erg van mijn stuk brengen. En daarom ga ik nu in naam van de Heer; maar als jij bij de Heer komt, denk dan aan mij.
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, ik kan er helemaal niets aan doen. Kijk, juist toen ik naar de betreurenswaardige plaats op de achtergrond in onze refter wilde gaan, stonden daar in plaats van de vlammende kloof drie stralende jongelingen, die tegen mij zeiden: broeder in de Heer, we weten waar je naartoe wilt, maar daar ligt jouw bestemming niet; het was slechts een laatste beproeving van je hart. Trek daarom het gewaad van je vroegere dwalingen uit en trek in plaats daarvan dit nieuwe gewaad van liefde en waarheid aan. Ik stribbelde tegen en zei: o vrienden van God, zo'n genade ben ik eeuwig onwaardig! Maar al mijn tegenstribbelen hielp niets; of ik wilde of niet, mijn kleren werden mij van mijn lichaam genomen en dit gewaad werd mij in plaats daarvan bliksemsnel aangetrokken. En nu heb ik het aan en schaam me ervoor, omdat ik me voor zo'n gewaad te onwaardig voel. Maar wat kan ik doen? Ik heb het nu eenmaal aan en daar ik geen ander heb, kan ik het niet uitdoen en daardoor voor mijn broeders tot een ergerlijk voorwerp van spot worden. Ik denk echter dat de Heer dit allemaal met me laat gebeuren, opdat ik echt door en door verdeemoedigd zal worden. Daarom zij Hem ook voor eeuwig alle lof, eer en glorie, want alleen Hij, ja, Hij alleen is goed, ook in de hemelen!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Nu zegt onze monnik: o verheven vriend en broeder, nu heb je me vreselijke dingen in mijn oor gefluisterd. Als het zo is, wil ik toch liever niet naar het prieel, maar me eerder alleen of hoogstens met nog één broeder in een of andere allersmerigste hoek verbergen, waar de Heer vanwege de viezigheid niet te vlug naar zal kijken.
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De eenvoudige man zegt: wat zou je dat dan baten? Weet je niet wat de apostel Paulus heeft aangegeven toen hij zei: `Want wij moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus!'? De prior zegt: o lieve vriend en broeder, deze angstaanjagende woorden ken ik maar al te goed! Wat kan ik er echter aan doen, dat ik mijn ontzettende angst voor de Heer desondanks niet van me af kan zetten?
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] De prior zegt: ja, lieve vriend en broeder, zoals altijd heb je ook nu weer volkomen gelijk. O, als ik de Heer maar mag liefhebben; als ik met mijn liefde voor Hem maar niet te slecht ben, dan wil ik Hem wel boven alles met al mijn krachten liefhebben, want ik voel heel levendig in mij dat ik nu tot niets anders meer in staat ben dan slechts de Heer onbeschrijfelijk en onuitsprekelijk lief te hebben!
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Nu zegt de eenvoudige man: kijk, mijn vriend en broeder, deze taal bevalt me heel wat beter dan de eerdere, daarom zal ik je nu ook een klein geheim onthullen. - Welnu, Degene die je zo zeer vreesde en nog steeds vreest, is dicht bij je. Zeg me eens, zou je de Heer ook zo vrezen als Hij net als Ik, heel gewoon, eenvoudig en liefdevol voor jou zou verschijnen?
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De prior zegt: o vriend en broeder, dat zou verschrikkelijk zijn! Werkelijk, als dat mogelijk zou zijn, zou ik duizendmaal liever ofwel achter de vlammenkloof in de vuilste hoek zitten, of hier tenminste in de meest schamele kleding staan. Als de Heer me hier in deze kleding zou aantreffen en me misschien zelfs zou vragen: hoe kom jij, onwaardige aan dit gewaad van de hemelse eer? - Ja broeder, dan zouden honderd bergen nog te weinig zijn om me achter te verstoppen, zodat ik niet langer zo'n grote, welverdiende smaad voor het aangezicht van de Heer zou hoeven te verdragen. Als het jou misschien mogelijk is om mij een ander gewaad te verschaffen, dan zou je me zeker een grote liefdedienst bewijzen. Kleed al mijn broeders, die zeker waardiger zijn dan ik, in zulke hemelse gewaden, maar steek mij in gepaste lompen en laat mij dan helemaal achteraan staan als de Heer mocht verschijnen. Ik zal Hem dan onbespied in de grootste deemoed aanbidden, maar laat me niet op de voorgrond staan, want nu, zo gekleed, zie ik pas heel duidelijk in dat ik de allerminste onder mijn broeders ben!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Let nu goed op. De ons reeds bekende monnik komt weer heel bescheiden naar me toe en vraagt ook meteen: lieve vriend en broeder, wij allen zien jou zonder twijfel als verheven bode van de Heer, maar begrijpen nog steeds niet wie die vreemde, eenvoudige man is. Zeg ons daarom wie deze man is, want ik heb hem echt goed geobserveerd en ik moet je eerlijk bekennen dat het mij daarbij steeds warmer om het hart werd en heel veel van mijn broeders bekenden mij dezelfde ervaring te hebben. Daarom denk ik dat er achter deze man beslist geen geringe persoonlijkheid schuilgaat. Hij is Petrus of Paulus of misschien zelfs wel de lievelingsleerling van de Heer! Als ik er niet te ver naast zit, laat me dat dan op een broederlijk vriendelijke manier weten. Ik weet weliswaar nog niet wat er verder met ons zal gebeuren; komen we in de hel of op z'n minst in het vagevuur? Maar het is zeker dat ik deze vreemde, eenvoudige man zal liefhebben, waar ik me in alle eeuwigheid ook mag bevinden, en wel omdat hij zo bescheiden, eenvoudig en liefdevol is. Ik heb dat duidelijk gemerkt toen ik hem gadesloeg en zag hoe minzaam, broederlijk en liefdevol hij omging met onze prior en zo inschikkelijk was en meeging in zijn zwakheid, dat hij hem tenslotte zelfs voor de op handen zijnde verschrikkelijke aankomst van de Heer in bescherming nam.
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Nu zegt de eenvoudige man: luister mijn vriend en broeder, ik zal je een goede raad geven. Je hebt voorheen gezegd dat je de Heer boven alles zou kunnen liefhebben en voor eeuwig tevreden zou zijn als je Hem slechts eenmaal van veraf zou kunnen zien. Maar je weet ook dat de Heer een grote vriend is van degenen die Hem liefhebben en dat Hij hen zonder zich bekend te maken bijna altijd meer dan halverwege tegemoet komt. Wat zou je ervan denken als je in plaats van je grote vrees, je liefde voor de Heer werkelijk zou aangrijpen, en de Heer je dan ook tegemoet zou komen? Ik denk dat dit heel wat beter zou zijn dan zo'n dwaze angst te hebben voor Hem, die men toch boven alles moet liefhebben.
Hoofdstuk 96: Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  941 - 942 - 943 - 944 - 945 - 946 - 947 - 948 - 949 - 950 - 951 - 952 - 953 - 954 - 955 - 956 - 957 - 958 - 959 - 960 - 961 - 962 - 963 - 964 - 965 - 966  ...